Annexes to COM(2010)2020 - EUROPE 2020 A strategy for smart, sustainable and inclusive growth

Please note

This page contains a limited version of this dossier in the EU Monitor.

dossier COM(2010)2020 - EUROPE 2020 A strategy for smart, sustainable and inclusive growth.
document COM(2010)2020 EN
date March  3, 2010
Bijlagen …………. .. ................................................................................................................. 35

Europa 2020-strategie Samenvatting

Europa staat voor een ommekeer. De crisis heeft jaren van economische en sociale vooruitgang tenietgedaan en structurele tekortkomingen van de Europese economie blootgelegd. Ondertussen staat de wereld niet stil en worden de langetermijnproblemen – mondialisering, druk op de hulpbronnen, vergrijzing – steeds nijpender. De EU moet nu haar koers voor de toekomst uitzetten.

Europa kan succes boeken als het collectief optreedt, als Unie. We hebben een strategie nodig waarmee we sterker uit de crisis komen en van de EU een slimme, duurzame en inclusieve economie kunnen maken met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie. Europa 2020 biedt een visie op de Europese sociale markteconomie van de 21e eeuw.

Europa 2020 stelt drie prioriteiten, die elkaar versterken:

– slimme groei: voor een op kennis en innovatie gebaseerde economie;

– duurzame groei: voor een groenere, competitievere economie waarin efficiënter met hulpbronnen wordt omgesprongen;

– inclusieve groei: voor een economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie.

De EU moet bepalen hoe zij ervoor wil staan in 2020. Daarom stelt de Commissie de volgende centrale EU-streefcijfers voor:

– 75% van de bevolking tussen 20-64 jaar moet werk hebben;

– 3% van het EU-bbp moet worden geïnvesteerd in O&O;

– de "20/20/20"-klimaat- en energiedoelstellingen moeten worden gehaald (dit met inbegrip van een grotere reductie van 30% als aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan);

– het percentage voortijdige schoolverlaters moet minder dan 10% bedragen, en minstens 40% van de jongere generatie moet een hogeronderwijsdiploma hebben;

– het aantal mensen voor wie armoede dreigt, moet met 20 miljoen zijn gedaald.

Deze streefcijfers hangen met elkaar samen en zijn bepalend voor het algehele succes. Om ervoor te zorgen dat iedere lidstaat de Europa 2020-strategie op zijn eigen situatie kan toesnijden, stelt de Commissie voor de EU-doelstellingen te vertalen naar nationale streefcijfers en trajecten.

De streefcijfers vloeien voort uit de drie prioriteiten van slimme, duurzame en inclusieve groei, maar ze staan niet op zichzelf: ze zullen moeten worden ondersteund met diverse maatregelen op nationaal, EU- en internationaal niveau. De Commissie stelt zeven kerninitiatieven voor als katalysator voor de verschillende prioriteiten:

– "Innovatie-Unie" moet de randvoorwaarden en de toegang tot financiering voor onderzoek en innovatie verbeteren, zodat innovatieve ideeën worden omgezet in producten en diensten die groei en banen opleveren;

– "Jongeren in beweging" moet de resultaten in het onderwijs verbeteren en jongeren gemakkelijker toegang tot de arbeidsmarkt bieden;

– "Een digitale agenda voor Europa" moet de aanleg van supersnel internet bespoedigen en burgers en bedrijfsleven laten profiteten van een digitale interne markt;

– "Efficiënt gebruik van hulpbronnen" moet helpen economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen, de overgang naar een koolstofarme economie te bevorderen, het gebruik van hernieuwbare energie op te voeren, de vervoersector te moderniseren en energie-efficiëntie te bevorderen;

– "Industriebeleid in een tijd van mondialisering" moet het ondernemingsklimaat verbeteren, met name voor kmo's, en zorgen voor een sterke en duurzame industriële basis die de mondiale concurrentie aankan;

– "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" moet de arbeidsmarkten moderniseren en de mensen meer kansen geven door een leven lang leren mogelijk te maken, zodat de participatiegraad toeneemt en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar worden afgestemd, onder meer dankzij een grotere arbeidsmobiliteit;

– "Europees platform tegen armoede" moet de sociale en territoriale cohesie versterken zodat iedereen kan delen in de groei en de werkgelegenheid, en mensen die met armoede en sociale uitsluiting te kampen hebben, een menswaardig bestaan kunnen opbouwen en actief kunnen deelnemen aan de samenleving.

Deze zeven kerninitiatieven houden verplichtingen in voor zowel de EU als de lidstaten. Om knelpunten te verhelpen en de doelstellingen van Europa 2020 te verwezenlijken zullen de EU-instrumenten, waaronder met name de interne markt, financiële hefbomen en externebeleidsinstrumenten volop worden ingezet. De Commissie zal allereerst nagaan wat er moet worden gedaan om een betrouwbare exitstrategie te formuleren, tot een hervorming van het financiële stelsel te komen, begrotingsconsolidatie voor groei op lange termijn te waarborgen, en de coördinatie binnen de Economische en Monetaire Unie te versterken.

Om tot resultaten te komen is beter economisch bestuur nodig. Europa 2020 heeft twee pijlers: de hierboven geschetste thematische aanpak met een combinatie van prioriteiten en centrale doelstellingen, en de landenrapportage, die de lidstaten moet helpen strategieën te ontwikkelen om weer tot duurzame groei en duurzame overheidsfinanciën te komen. Op EU-niveau zullen geïntegreerde richtsnoeren worden geformuleerd voor alle prioriteiten en doelstellingen van de EU. De lidstaten krijgen aanbevelingen die specifiek op elke lidstaat zijn toegespitst. Wanneer op de aanbevelingen een ontoereikende respons komt, kunnen beleidswaarschuwingen worden gegeven. De rapportage over Europa 2020 en het stabiliteits-en groeipact gebeurt tegelijkertijd, terwijl de twee instrumenten gescheiden blijven en de integriteit van het stabiliteits- en groeipact gehandhaafd blijft.

De Europese Raad heeft een sturende taak en vormt de spil van de nieuwe strategie. De Commissie houdt de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen in het oog, zij faciliteert uitwisseling van beleidsmaatregelen en doet de nodige voorstellen om de maatregelen in goede banen te leiden en de kerninitiatieven van de EU te bevorderen. Het Europees Parlement mobiliseert de burgers en treedt voor de belangrijke initiatieven op als medewetgever. Deze aanpak op basis van partnerschap moet ook gelden voor EU-comités, nationale parlementen en nationale, lokale en regionale autoriteiten, de sociale partners, andere belanghebbenden en het maatschappelijk middenveld. Iedereen moet erbij worden betrokken om de visie tot werkelijkheid te maken.

De Commissie stelt voor dat de Europese Raad in maart de algemene aanpak van de strategie en de centrale doelstellingen goedkeurt, en in juni de details van de strategie vaststelt, waaronder de geïntegreerde richtsnoeren en de nationale streefdoelen. De Commissie kijkt uit naar het standpunt en de steun van het Europees Parlement, want die zijn noodzakelijk om Europa 2020 tot een succes te maken.

1. Een ommekeer

De crisis heeft de vooruitgang van de laatste tijd tenietgedaan

De recente economische crisis is de ergste van onze generatie. De gestage toename van de economische groei en de werkgelegenheid van de afgelopen tien jaar is tenietgedaan. Ons bbp is in 2009 met 4% gedaald, onze industriële productie is teruggezakt tot het niveau van de jaren negentig, en 23 miljoen mensen – 10% van onze actieve bevolking – zijn werkloos. De crisis kwam als een grote schok voor miljoenen burgers en heeft een aantal fundamentele tekortkomingen van onze economie blootgelegd.

De crisis heeft het ook veel moeilijker gemaakt om in de toekomst voor economische groei te zorgen. De kwetsbaarheid van ons financiële stelsel belemmert het herstel, omdat het voor ondernemingen en huishoudens moeilijk is om geld te lenen, uit te geven en te investeren. Onze overheidsfinanciën hebben zwaar te lijden gehad, met tekorten die gemiddeld 7% van het bbp bedragen en schulden die oplopen tot meer dan 80% van het bbp: twintig jaar begrotingsconsolidatie is in twee jaar crisis tenietgedaan. Ons groeipotentieel is tijdens de crisis gehalveerd. Vele investeringsplannen, talenten en ideeën dreigen verloren te gaan als gevolg van onzekerheden, een achterblijvende vraag en gebrek aan geld.

De structurele tekortkomingen van Europa zijn blootgelegd

Uit de crisis raken is nu eerst de belangrijkste opgave, maar de allergrootste opgave is niet toe te geven aan de reflex om te proberen terug te keren naar de situatie van voor de crisis. Ook voor de crisis bleef Europa op veel gebieden achter bij de rest van de wereld:

–           de gemiddelde groei lag structureel lager dan bij onze belangrijkste economische partners,

voornamelijk als gevolg van een productiviteitsverschil dat de afgelopen tien jaar steeds groter is geworden. Dit is voor een groot deel te wijten aan verschillen in bedrijfsstructuren, in combinatie met minder investeringen in O&O en innovatie, onvoldoende gebruik van informatie- en communicatietechnologie, een zekere weerstand tegenover innovatie in bepaalde delen van de samenleving, markttoegangsbelemmeringen en een minder dynamisch ondernemingsklimaat;

–           ondanks de vooruitgang is de arbeidsparticipatie in Europa – gemiddeld 69% in de

leeftijdsgroep van 20-64 jaar – nog steeds significant lager dan in andere delen van de wereld. Slechts 63% van de vrouwen werkt, tegenover 76% van de mannen. Van de ouderen in de werkende leeftijd (55-64 jaar) werkt maar 46%: in de VS en Japan ruim 62%. Bovendien werken Europeanen gemiddeld 10% minder uren dan Amerikanen en Japanners;

–           de vergrijzing gaat steeds sneller. Nu de babyboomgeneratie met pensioen gaat, zal de

actieve bevolking in de EU vanaf 2013/2014 krimpen. Het aantal personen boven de 60 stijgt nu twee keer zo snel als voor 2007: elk jaar met twee miljoen in plaats van met een miljoen, zoals eerder. De combinatie van een kleinere beroepsbevolking en relatief meer gepensioneerden zal onze voorzieningen extra onder druk zetten.

De mondiale problemen worden nijpender

Europa moet zijn structurele tekortkomingen verhelpen, maar de wereld verandert snel en zal er aan het einde van het komende decennium heel anders uitzien:

–           onze economieën raken steeds nauwer met elkaar verweven. Europa blijft een van de meest

open economieën ter wereld, maar de concurrentie van ontwikkelde en opkomende economieën wordt feller. Landen als China en India investeren zwaar in onderzoek en technologie om hun industrie op te stuwen in de waardeketen en grote sprongen te maken in de wereldeconomie. In sommige van onze economische sectoren is daardoor de druk om concurrerend te blijven voelbaar, maar in elke bedreiging schuilt een kans. Naarmate deze landen zich verder ontwikkelen, ontstaan nieuwe markten voor vele Europese bedrijven;

–           het financiële stelsel functioneert nog steeds niet goed. Het gemakkelijk beschikbare

krediet, het kortetermijndenken en de buitensporige risico's die werden genomen op de financiële markten werkten speculatief gedrag in de hand, waardoor grote onevenwichtigheden ontstonden en de groei op een zeepbel berustte. Europa werkt aan mondiale oplossingen om een efficiënt en duurzaam financieel stelsel op te bouwen;

–           de problemen met het klimaat en onze hulpbronnen vragen om drastische maatregelen. Als

we sterk afhankelijk blijven van fossiele brandstoffen als olie, en inefficiënt omspringen met grondstoffen, stellen we onze consumenten en bedrijven bloot aan schadelijke en dure prijsschokken die onze economische zekerheid ondermijnen en verergeren we de klimaatverandering. De groei van de wereldbevolking van 6 naar 9 miljard leidt tot scherpere mondiale concurrentie op het gebied van natuurlijke hulpbronnen en zet het milieu onder druk. De EU moet samen met andere wereldspelers blijven zoeken naar een mondiale oplossing voor de klimaatverandering en tegelijkertijd de afgesproken klimaat-en energiestrategie in de Unie toepassen.

Europa moet neergang voorkomen

We kunnen uit deze crisis verschillende lessen trekken:

–           De 27 EU-economieën zijn sterk van elkaar afhankelijk: de crisis heeft laten zien dat onze

nationale economieën nauw met elkaar zijn verweven en elkaar sterk beïnvloeden, vooral in de eurozone. Dat één land wel of niet overgaat tot hervormingen, heeft gevolgen voor de prestaties van alle andere, zoals de recente gebeurtenissen hebben laten zien. Bovendien hebben de crisis en de druk op de overheidsuitgaven het voor sommige lidstaten moeilijker gemaakt om voldoende geld uit te trekken voor de basisinfrastructuur op het gebied van vervoer en energie die nodig is om hun eigen economie te ontwikkelen en volop mee te kunnen draaien op de interne markt;

–           coördinatie binnen de EU werkt: de aanpak van de crisis heeft duidelijk gemaakt dat we

veel meer bereiken als we samenwerken. We hebben dit bewezen met onze gezamenlijke actie om de banken te stabiliseren en met het Europees economisch herstelplan. In een mondiale wereld kan geen enkel land de problemen alleen oplossen;

–           de EU heeft een meerwaarde op het wereldtoneel. De EU kan alleen invloed uitoefenen op

mondiale beleidsbeslissingen als zij met één stem spreekt. Een sterker extern optreden vereist meer interne coördinatie.

De crisis is geen bedrijfsongelukje, wij kunnen niet op de oude voet verdergaan. De Unie staat voor grotere problemen dan vóór de recessie, terwijl onze speelruimte beperkt is. En de rest van de wereld staat niet stil. Uit de grotere rol van de G20 blijkt dat de opkomende landen meer economische en politieke macht krijgen.

Europa staat voor duidelijke maar moeilijke keuzes. Ofwel maken we samen werk van zowel de kortetermijnopgave om voor herstel te zorgen als van de langetermijnopgaven – mondialisering, druk op de hulpbronnen en vergrijzing – zodat we de recente verliezen kunnen goedmaken, de concurrentiekracht kunnen herstellen en de productiviteit kunnen opvoeren en daarmee de EU op weg kunnen helpen naar welvaart ("duurzaam herstel").

Ofwel blijven we traag en grotendeels ongecoördineerd hervormingen doorvoeren, met het gevaar dat we permanent inboeten aan welvaart, dat de groei achterblijft ("traag herstel") waardoor mogelijk veel werkloosheid en sociale problemen ontstaan, en dat we een stap terug moeten doen op het wereldtoneel ("verloren decennium").

Drie scenario's voor Europa in 2020

Scenario 1: Duurzaam herstel

Resultaten

A

Groeilijn van vóór de crisis

Tijd

Scenario 2: Traag herstel

Scenario 3: Verloren decennium

Europa slaagt erin

weer aan te sluiten bij

de oude groeilijn en

zijn potentieel te

gebruiken om daar

zelfs bovenuit te

komen

Europa heeft

permanent ingeboet

aan welvaart; de

groei begint weer

vanaf deze aangetaste

basis

Europa heeft

permanent ingeboet

aan welvaart en aan

groeipotentieel

Europa kan het klaarspelen

Europa beschikt over vele troeven: wij hebben getalenteerde en creatieve burgers, een stevige industriële basis, een krachtige dienstensector, een bloeiende landbouwsector die hoge kwaliteit levert, een sterke maritieme traditie, onze interne markt en onze gemeenschappelijke munt, en wij zijn het grootste handelsblok ter wereld en de belangrijkste bestemming van buitenlandse directe investeringen. Maar wij hebben ook krachtige waarden, democratische instellingen, aandacht voor economische, sociale en territoriale cohesie en solidariteit, respect voor het milieu, culturele diversiteit en gendergelijkheid, om maar een paar sterke punten te noemen. Vele van onze lidstaten behoren tot de meest innovatieve en ontwikkelde economieën ter wereld. Maar de grootste kans van slagen heeft Europa als het collectief optreedt - als Unie.

Bij grote problemen in het verleden hebben de EU en haar lidstaten al laten zien waartoe zij in staat zijn. In de jaren negentig heeft Europa de grootste interne markt ter wereld opgezet, die wordt geschraagd door een gemeenschappelijke munt. Pas enkele jaren geleden kwam er een einde aan het verdeelde Europa, toen nieuwe lidstaten toetraden tot de Unie en andere landen de eerste stappen op weg naar het lidmaatschap of een nauwere relatie met de Unie zetten. De gemeenschappelijke maatregelen die de afgelopen twee jaar op het dieptepunt van de crisis zijn genomen in het kader van het Europees economisch herstelplan, hebben een volledige ineenstorting van de economie voorkomen en onze sociale voorzieningen hebben de burger behoed voor nog grotere ellende.

Europa is in staat in tijden van crisis de handen uit de mouwen te steken en zijn economie en zijn samenleving aan te passen. En vandaag staan de Europese burgers opnieuw voor een ommekeer, nu de gevolgen van de crisis moeten worden opgevangen, de structurele tekortkomingen van Europa moeten worden verholpen en de toenemende mondiale problemen moeten worden aangepakt.

Daarbij moet het einde van de crisis het begin zijn van een nieuwe economie. Als we onze eigen en toekomstige generaties een hoge kwaliteit van leven en gezondheid willen blijven bieden, op basis van het unieke Europese sociale model, moeten we nu actie ondernemen. Daarvoor hebben we een strategie nodig die van de EU een slimme, duurzame en inclusieve economie maakt met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie. Dat is de Europa 2020-strategie. Deze strategie is een agenda voor alle lidstaten, waarin rekening wordt gehouden met verschillen in behoeften, in uitgangspunten en in nationale omstandigheden, om iedereen van de groei te laten profiteren.

2. Slimme, duurzame en inclusieve groei

Hoe moet Europa er voor staan in 2020?

Drie prioriteiten moeten centraal staan in Europa 20201:

–           slimme groei – voor een economie op basis van kennis en innovatie;

–           duurzame groei – voor een groenere, competitievere economie waarin efficiënter met

hulpbronnen wordt omgesprongen;

Deze hoofdlijnen konden op veel instemming rekenen bij de openbare raadpleging die de Commissie heeft gehouden. De standpunten die tijdens deze raadpleging werden geformuleerd, zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/eu2020/index_en.htm.

–           inclusieve groei – voor een economie met veel werkgelegenheid en economische, sociale

en territoriale cohesie.

Deze drie prioriteiten versterken elkaar; zij bieden een visie op de Europese sociale markteconomie van de 21e eeuw.

Er bestaat brede consensus dat de EU een beperkt aantal centrale streefcijfers voor 2020 moet vaststellen als leidraad. Deze moeten betrekking hebben op het streven naar een slimme, duurzame en inclusieve groei. Zij moeten meetbaar zijn, de verschillende situaties in de lidstaten kunnen weergeven en gebaseerd zijn op gegevens die voldoende betrouwbaar zijn om vergelijking mogelijk te maken. Op basis van deze uitgangspunten zijn de volgende streefcijfers vastgesteld die moeten worden gehaald, willen we in 2020 succesvol zijn:

–           de participatiegraad van de bevolking in de leeftijdsgroep van 20-64 jaar moet van de

huidige 69% toenemen tot ten minste 75%, onder meer door middel van een grotere participatie van vrouwen en oudere werknemers en door een betere integratie van migranten;

–           de EU streeft er nu naar 3% van het bbp in O&O te investeren. Door dit streefcijfer zijn

zowel de publieke als de particuliere sector zich ervan bewust geworden dat investeren in O&O belangrijk is, maar de klemtoon ligt meer op de input dan op het effect. Er is veel vraag naar betere voorwaarden voor particuliere O&O in de EU en veel van de maatregelen die in deze strategie worden voorgesteld, zijn daarop gericht. Door O&O en innovatie samen te bekijken, kunnen we met een breder uitgavenpakket meer doen om zakelijke transacties en productiviteitsfactoren te stimuleren. De Commissie stelt voor de doelstelling van 3% te handhaven en ondertussen een indicator te ontwikkelen die de O&O- en innovatie-intensiteit weergeeft;

–           de uitstoot van broeikasgassen moet met ten minste 20% worden verminderd ten opzichte

van 1990, of met 30%, als aan de voorwaarden daarvoor2 wordt voldaan; het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in ons energieverbruik moet worden opgevoerd tot 20% en onze energie-efficiëntie moet met 20% worden verbeterd;

–           het percentage voortijdige schoolverlaters moet van de huidige 15% wordt teruggebracht

tot 10%. En het percentage van de bevolking in de leeftijdsgroep van 30-34 jaar met een hogeronderwijsdiploma moet van 31% stijgen tot ten minste 40% in 2020;

–           het aantal Europeanen dat onder de nationale armoedegrens leeft, moet met 25% worden

verminderd, door ruim 20 miljoen mensen een uitweg uit de armoede te bieden3.

Deze streefcijfers hangen met elkaar samen. Een beter opleidingsniveau maakt mensen bijvoorbeeld beter inzetbaar, en een hogere arbeidsparticipatie vermindert de armoede. Meer mogelijkheden voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in alle economische sectoren leiden, samen met een

In de conclusies van de Europese Raad van 10-11 december 2009 herhaalt de EU, als onderdeel van een wereldwijde, alomvattende overeenkomst voor de periode na 2012, haar voorwaardelijk aanbod om tegen 2020 de reductie op te voeren tot 30% ten opzichte van de niveaus van 1990, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en respectieve vermogen. De nationale armoedegrens is vastgesteld op 60% van het mediaan beschikbaar inkomen in een lidstaat.

2

3

efficiënter gebruik van de hulpbronnen, tot een sterkere concurrentiepositie en meer werkgelegenheid. Investeren in schonere, koolstofarme technologie is goed voor ons milieu, gaat klimaatverandering tegen en schept nieuwe ondernemings- en werkgelegenheidskansen. Wij moeten ons collectief op deze doelstellingen richten. Dit vereist krachtig leiderschap, betrokkenheid en een resultaatgerichte aanpak, zodat de mentaliteit en de werkwijzen in de EU veranderen en de beoogde resultaten, uitgedrukt in deze streefcijfers, worden behaald.

Deze doelstellingen zijn niet volledig, maar geven wel aan hoe de Commissie wil dat de EU er in 2020 op een aantal belangrijke punten voor staat. Ze vertegenwoordigen geen pasklare aanpak. Ieder lidstaat is anders en de EU van 27 lidstaten kent meer verscheidenheid dan de EU van tien jaar geleden. Ondanks verschillen in ontwikkelingsniveau en levensstandaard vindt de Commissie dat de voorgestelde streefcijfers op alle lidstaten, zowel de oude als de nieuwere, van toepassing moeten zijn. Investeren in onderwijs en ontwikkeling, innovatie, onderwijs en zuinige technologie is zowel goed voor traditionele sectoren en landelijke gebieden als voor een diensteneconomie met veel hoogopgeleide arbeidskrachten. Het versterkt de economische, sociale en territoriale cohesie. Om ervoor te zorgen dat iedere lidstaat de Europa 2020-strategie op zijn eigen situatie kan toesnijden, stelt de Commissie voor de EU-doelstellingen te vertalen naar nationale streefcijfers en trajecten, uitgaande van de huidige situatie van elke lidstaat en het ambitieniveau dat haalbaar is als onderdeel van een bredere EU-inspanning om de doelstellingen te verwezenlijken. Naast de inspanningen van de lidstaten zal de Commissie op EU-niveau een ambitieus pakket maatregelen voorstellen om de EU naar een nieuwe, duurzamere groei te leiden. De EU-maatregelen en de nationale inspanningen moeten goed op elkaar aansluiten.

Slimme groei – een economie op basis van kennis en innovatie

Slimme groei houdt in dat er meer aandacht wordt besteed aan kennis en innovatie, de drijvende krachten achter onze toekomstige groei. Dit betekent dat de kwaliteit van ons onderwijs en onze prestaties op het gebied van onderzoek moeten worden verbeterd, dat de overdracht van kennis en innovatie in de gehele Unie moet worden bevorderd, dat we de informatie- en communicatietechnologie ten volle moeten benutten en dat we ervoor moeten zorgen dat innovatieve ideeën kunnen worden omgezet in nieuwe producten en diensten die groei en kwaliteitsbanen opleveren en een bijdrage leveren aan het oplossen van de Europese en mondiale maatschappelijke problemen. Dit kan alleen als er sprake is van ondernemingsgeest en voldoende financiering en als wordt uitgegaan van de behoeften van de gebruiker en van de kansen op de markt.

Europa moet actie ondernemen:

–           innovatie: aan O&O wordt in Europa minder dan 2% besteed, tegenover 2,6% in de VS en

3,4% in Japan, voornamelijk omdat in Europa de particuliere investeringen lager liggen. Het gaat niet alleen om de absolute bedragen die aan O&O worden besteed; Europa moet het accent verleggen naar het effect en de samenstelling van de onderzoeksuitgaven, en ook de voorwaarden voor investeringen van de particuliere sector in O&O verbeteren. Het verschil met de VS is voor de helft toe te schrijven aan ons relatief kleinere aantal hightech-ondernemingen;

–           onderwijs, opleiding, en een leven lang leren: een kwart van alle leerlingen leest slecht, een

op de zeven jongeren stopt voortijdig met school of opleiding. Ongeveer 50% rondt een middelbare opleiding af, maar die sluit vaak niet aan op de arbeidsmarktbehoeften. Minder dan één op de drie personen van 25-34 jaar heeft een universitair diploma, tegenover 40%

in de VS en 50% in Japan. Volgens de Shanghai-index staan er slechts twee Europese universiteiten in de top 20 van de wereld;

–           digitale maatschappij: de mondiale vraag naar informatie- en communicatietechnologie

vertegenwoordigt een markt ter waarde van 2 000 miljard euro, maar Europese ondernemingen zijn slechts goed voor een kwart daarvan. Europa loopt ook achter met supersnel internet; dat belemmert de innovatie, zeker op het platteland. Ook de onlineverspreiding van kennis en van goederen en diensten blijft achter.

De maatregelen in het kader van deze prioriteit zullen het innovatieve potentieel van Europa aanboren. Het onderwijsniveau zal toenemen, onze onderwijsinstellingen zullen meer kwaliteit bieden en betere resultaten boeken, en de economische en maatschappelijke voordelen van een digitale maatschappij zullen ten volle kunnen worden benut. Dit beleid moet op regionaal, nationaal en EU-niveau worden gevoerd.

Kerninitiatief: "Innovatie-Unie"

Doel: in het O&O- en innovatiebeleid het accent verleggen naar de knelpunten van onze tijd, zoals klimaatverandering, energie-efficiëntie en zuinig gebruik van hulpbronnen, gezondheidszorg en demografische veranderingen. Elke schakel in de innovatieketen, van grensverleggend onderzoek tot het in de handel brengen van producten, moet worden versterkt.

Op EU-niveau zal de Commissie:

– de Europese onderzoeksruimte voltooien, zodat er een strategische onderzoeksagenda kan worden ontwikkeld gericht op energiezekerheid, vervoer, klimaatverandering en een efficiënt gebruik van de hulpbronnen, gezondheidszorg en vergrijzing, milieuvriendelijke productiemethoden en landbeheer, en zodat bij de programmering meer wordt samengewerkt met de lidstaten en de regio's;

– de randvoorwaarden voor bedrijven die willen innoveren, verbeteren (d.w.z. het EU-octrooi invoeren en een gespecialiseerde octrooirechtbank oprichten, de regelgeving inzake auteursrecht en merken moderniseren, de toegang van kmo's tot intellectuele-eigendomsbescherming verbeteren, vaart zetten achter interoperabele normen, de toegang tot kapitaal verbeteren en meer gebruikmaken van de vraagzijde, bv. door middel van overheidsopdrachten en slimme regelgeving);

– "Europese innovatiepartnerschappen" opzetten tussen de EU en de lidstaten, om vaart te zetten achter de ontwikkeling en het gebruik van de technologieën die nodig zijn om de bestaande problemen aan te pakken. In eerste instantie zal het gaan om: "de bio-economie in 2020", "de belangrijkste technologieën om de industriële toekomst van Europa vorm te geven" en "technologieën die ouderen de mogelijkheid bieden zelfstandig te leven en actief te zijn in de samenleving";

– meer gebruik maken van EU-instrumenten bij de bevordering van innovatie (bv. structuurfondsen, plattelandsontwikkelingsfondsen, O&O-kaderprogramma, CIP, SET-plan). Zij zal nauwer samenwerken met de EIB en de administratieve procedures stroomlijnen om gemakkelijker toegang te bieden tot financiering, met name voor kmo's. Tevens zullen innovatieve stimulansen voor koolstofarm produceren worden geïntroduceerd, vooral voor groeisectoren;

– kennispartnerschappen en samenwerkingsverbanden tussen onderwijs, bedrijfsleven, onderzoek en innovatie bevorderen, onder andere met behulp van het EIT, en ondernemerschap stimuleren door jonge, innoverende bedrijven te steunen.

Op nationaal niveau moeten de lidstaten:

– nationale (en regionale) O&O- en innovatiesystemen hervormen om expertise en intelligente specialisatie te bevorderen, de samenwerking tussen universiteiten, onderzoekscentra en ondernemingen aanmoedigen, meer doen aan gezamenlijke planning en grensoverschrijdende samenwerking op gebieden waar de EU een meerwaarde heeft, en nationale financieringsprocedures hieraan aanpassen, zodat de technologie in de gehele EU wordt verspreid;

– ervoor zorgen dat er voldoende natuurwetenschappers, mathematici en ingenieurs worden opgeleid, en in het schoolcurriculum plaats inruimen voor creativiteit, innovatie en ondernemerschap;

– prioriteit geven aan kennisuitgaven, door middel van belastingregelingen en andere financiële instrumenten om

particuliere investeringen in O&O te bevorderen. [A]

Kerninitiatief: "Jeugd in beweging"

Doel: de resultaten en de internationale aantrekkingskracht van de hogeronderwijsinstellingen in Europa verbeteren en de algemene kwaliteit van alle onderwijs- en opleidingsniveaus in de EU verhogen, met evenveel aandacht voor talent als voor gelijke kansen. Om dit te bereiken moet de mobiliteit van studenten en stagiairs worden bevorderd en moeten er betere banen komen voor jongeren.

Op EU-niveau zal de Commissie:

– de EU-programma's voor universiteiten, onderzoekers en mobiliteit (zoals Erasmus, Erasmus Mundus, Tempus en Marie Curie) integreren en verbeteren, en ze koppelen aan nationale programma's en middelen;

– de modernisering van het hoger onderwijs bespoedigen (curricula, bestuur en financiering). Dit kan door prestaties van universiteiten en onderwijsresultaten te toetsen aan die van andere instellingen in de wereld;

– manieren zoeken om het ondernemerschap te bevorderen door middel van mobiliteitsprogramma's voor jonge arbeidskrachten;

– de erkenning van niet-formele en informele leervormen bevorderen;

– een kader voor jeugdwerkgelegenheid opzetten met beleidsmaatregelen ter vermindering van de jeugdwerkloosheid. Met steun van de lidstaten en sociale partners moeten jongeren hierdoor gemakkelijker hun weg vinden op de arbeidsmarkt omdat zij via stages of andere wegen werkervaring opdoen. Een van de onderdelen is een regeling ("je eerste EURES-baan") die jongeren meer kansen moet bieden op werk door middel van grotere mobiliteit binnen de EU.

Op nationaal niveau moeten de lidstaten:

– efficiënt investeren in onderwijs en opleiding op alle niveaus (van kleuterschool tot hoger onderwijs);

– de onderwijsresultaten in elke segment verbeteren (kleuterschool, basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs) door middel van een geïntegreerde aanpak, gericht op het verbeteren van de belangrijkste vaardigheden en op het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters;

– de openheid en de relevantie van onderwijsstelsels verbeteren door nationale kwalificatiekaders op te stellen en het onderwijs beter af te stemmen op de arbeidsmarktbehoeften;

– de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt verbeteren met behulp van geïntegreerde maatregelen in de vorm van begeleiding, advies en stages.

Kerninitiatief: "Een digitale agenda voor Europa"

Doel: duurzame economische en sociale voordelen ontlenen aan een digitale interne markt op basis van snel en supersnel internet en interoperabele toepassingen. In 2013 moet iedereen toegang hebben tot breedband, in 2020 moet iedereen toegang hebben tot veel sneller internet (30 Mbps of meer) en moet 50% van de Europese huishoudens over een internetverbinding van meer dan 100 Mbps beschikken.

Op EU-niveau zal de Commissie:

– een stabiel rechtskader ontwikkelen dat investeringen in een open en concurrerende snelle-internetinfrastructuur en aanverwante diensten bevordert;

– een efficiënt spectrumbeleid uitwerken;

– het gebruik van de EU-structuurfondsen voor deze agenda eenvoudiger maken;

– een echte interne markt voor online-inhoud en –diensten ontwikkelen. Hierbij gaat het om grenzeloze en veilige EU-internetdiensten en markten voor digitale inhoud, met een hoog veiligheidsniveau en evenwichtige regelgeving die duidelijk bepaalt wie welke rechten heeft. Voorts moet het gebruik van multi-territoriale licenties worden bevorderd, moeten de rechten van en vergoedingen voor rechthebbenden goed worden beschermd en moet de digitalisering van het rijke culturele erfgoed van Europa actief worden gestimuleerd. Ook moet worden gewerkt aan een mondiaal internetbeheer;

– de onderzoeks- en innovatiefondsen hervormen. Er moet meer steun worden verleend op het gebied van ICT om de technologische kracht van Europa op strategische punten te verbeteren, snel groeiende kmo's kansen te bieden op opkomende markten en ICT-innovatie in alle bedrijfstakken te bevorderen;

– de toegang tot en het gebruik van internet door alle Europese burgers bevorderen, in het bijzonder door middel van maatregelen om digitale vaardigheden te verbeteren en internet toegankelijker te maken.

Op nationaal niveau moeten de lidstaten:

– operationele strategieën voor snel internet opstellen, en publieke middelen, waaronder de structuurfondsen, gebruiken voor gebieden waar de particuliere investeringen onvoldoende zijn;

– een juridisch kader ontwikkelen voor de coördinatie van openbare werken om de kosten van grootschalige invoering van netwerken te beperken;

– het gebruik van moderne, toegankelijke onlinediensten bevorderen (zoals e-overheid, onlinegezondheidszorg, slimme woning, digitale vaardigheden, beveiliging).

Duurzame groei – een groenere, competitievere economie waarin efficiënter met hulpbronnen wordt omgesprongen

Duurzame groei betekent dat we een duurzame, competitieve economie opbouwen waarin zuinig met hulpbronnen wordt omgegaan. In de race om de ontwikkeling van nieuwe processen en technologieën, met name groene technologieën, moeten we gebruikmaken van de leidende positie van Europa. We moeten het tempo van de invoering van slimme netwerken opvoeren met behulp van ICT, gebruikmaken van EU-brede netwerken en de concurrentievoordelen van ons bedrijfsleven versterken, vooral bij productiebedrijven en kmo's. Ook de consument moet bewust worden gemaakt van het belang van een zuinig gebruik van hulpbronnen. Op deze manier zal de EU sterk staan in een koolstofarme wereld met schaarse hulpbronnen, en wordt schade aan het milieu, verlies van biodiversiteit en een niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen tegengegaan. Dit komt ook de economische, sociale en territoriale cohesie ten goede.

Europa moet actie ondernemen:

–           Concurrentievermogen: de EU heeft zijn welvaart te danken aan de handel, met een

wereldwijde export en een import van zowel grondstoffen als eindproducten. Nu de exportmarkten sterk onder druk staan moeten we voor steeds meer grondstoffen ons concurrentievermogen ten opzichte van onze belangrijkste handelspartners opvoeren door middel van een hogere productiviteit. We moeten ons buigen over het relatieve concurrentievermogen binnen de eurozone en in de EU als geheel. De EU is lang een voorloper geweest op het gebied van groene oplossingen, maar zij verliest terrein aan belangrijke concurrenten zoals China en Noord-Amerika. De EU moet haar leidende positie op de markt voor groene technologie zien te behouden, zodat het zuinig omgaan met hulpbronnen ingang vindt in de gehele economie. Knelpunten in centrale netwerkinfrastructuren moeten worden opgelost om onze industriële concurrentiekracht te vergroten.

–           Bestrijding van de klimaatverandering: om onze klimaatdoelstellingen te verwezenlijken

moeten onze emissies in de komende tien jaar veel sneller dalen dan in de voorbije tien jaar het geval was. Daarbij moeten we alle nieuwe technologische mogelijkheden benutten, zoals het afvangen en opslaan van koolstof. Zuiniger omgaan met hulpbronnen leidt tot aanmerkelijk minder emissies, is goedkoper en stimuleert de economische groei. Dit geldt voor alle economische sectoren, niet alleen voor emissie-intensieve sectoren. We moeten ook zorgen dat onze economie veerkrachtig genoeg is om klimaatrisico's op te vangen en dat onze preventie- en reactiecapaciteit bij rampen op peil is.

–           Schone en efficiënte energie: als we onze energiedoelstellingen verwezenlijken, importeren

we in 2020 voor 60 miljard euro minder aan olie en gas. Het gaat echter niet alleen om de financiële winst; het is van wezenlijk belang voor onze energiezekerheid. Verdere integratie van de Europese energiemarkt kan het bbp met 0,6% à 0,8% vermeerderen. Alleen al het verwezenlijken van de doelstelling om 20% hernieuwbare energiebronnen te gebruiken, kan meer dan 600 000 banen in de EU opleveren. Met de 20% energie-efficiëntie doelstelling erbij loopt dit aantal op tot ruim 1 miljoen.

Actie in het kader van deze prioriteit betekent dat we onze emissiereductieafspraken moeten nakomen op een manier die zo veel mogelijk voordelen en zo min mogelijk kosten oplevert, bijvoorbeeld door op grote schaal innovatieve technologische oplossingen toe te passen. Bovendien moeten we ervoor zorgen dat groei niet automatisch gepaard gaat met meer energieverbruik. We moeten efficiënter met hulpbronnen omgaan. Dat geeft Europa niet alleen een concurrentievoordeel, maar beperkt ook onze afhankelijkheid van het buitenland voor grondstoffen en basisproducten.

Kerninitiatief: "Efficiënt gebruik van hulpbronnen"

Doel: de overgang bevorderen naar een zuinige en koolstofarme economie, waarin alle hulpbronnen efficiënt worden gebruikt. Economische groei moet worden losgekoppeld van extra hulpbronnen- en energieverbruik, de CO2-uitstoot moet worden verminderd, het concurrentievermogen moet worden versterkt en de energiezekerheid moet worden verhoogd.

Op EU-niveau zal de Commissie:

EU-financieringsinstrumenten inzetten (voor plattelandsontwikkeling, structuurfondsen, O&O-kaderprogramma, TEN's, EIB) als onderdeel van een consequente financieringsstrategie waarin EU-geld en nationale publieke en particuliere middelen worden gebundeld;

– een beter kader scheppen voor het gebruik van marktinstrumenten (zoals de emissiehandel, herziening van energiebelasting, staatssteun, bevordering van het gebruik van groene overheidsopdrachten);

– voorstellen indienen om de vervoersector te moderniseren en koolstofarm te maken om zo het concurrentievermogen te versterken. Hiervoor kan gebruikgemaakt worden van een combinatie van verschillende maatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur. Te denken valt aan een snelle invoering van netwerkinfrastructuren voor elektrische voertuigen, intelligent verkeersmanagement en logistieke verbeteringen. Daarnaast moet worden gestreefd naar verdere vermindering van de CO2-emissies van motorvoertuigen, vliegtuigen en schepen. Daarbij kan een groot Europees initiatief voor "groene" auto's nieuwe technologie zoals elektrische en hybride auto's bevorderen via onderzoek, gemeenschappelijke normen en infrastructurele ondersteuning;

– het tempo van de uitvoering van strategische projecten met een grote Europese toegevoegde waarde opvoeren. Zo kunnen knelpunten worden weggewerkt, met name waar het gaat om grensoverschrijdende trajecten en intermodale knooppunten (steden, havens, logistieke platforms);

– de interne energiemarkt voltooien en het strategisch plan voor energietechnologie (SET) uitvoeren. Ook het bevorderen van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in de interne markt is een prioriteit;

– met een initiatief komen om de Europese netwerken, zoals de trans-Europese energienetwerken, om te vormen tot een Europees supernetwerk, "intelligente netwerken" te ontwikkelen, en hernieuwbare energiebronnen op het netwerk aan te sluiten (met financiële steun van de structuurfondsen en de EIB). Dit omvat ook de bevordering van infrastructuurprojecten in het Oostzeegebied, op de Balkan, in het Middellandse Zeegebied en in Eurazië die van groot strategisch belang zijn voor de EU;

– een herziene versie van het actieplan voor energie-efficiëntie goedkeuren en uitvoeren, en een omvangrijk programma voor een efficiënt gebruik van hulpbronnen stimuleren (met steun voor kmo's en huishoudens). Hierbij moeten de structuurfondsen en andere fondsen worden gebruikt om nieuwe financieringsbronnen aan te boren met behulp van succesvolle innovatieve investeringsregelingen; dit moet leiden tot andere consumptie- en productiepatronen;

– een visie presenteren op de structurele en technologische veranderingen die nodig zijn om tussen nu en 2050 een koolstofarme, zuinige en klimaatbestendige economie op te bouwen waarin de EU haar doelstellingen op het gebied van emissiereductie en biodiversiteit kan verwezenlijken. Hierbij gaat het niet alleen om rampenpreventie en -bestrijding, maar ook om de rol van het cohesiebeleid en het landbouw-, plattelands- en maritiem beleid tegen klimaatverandering in de vorm van aanpassingsmaatregelen op basis van een efficiënter gebruik van de hulpbronnen, wat op mondiaal niveau ook tot meer voedselzekerheid leiden.

Op nationaal niveau moeten de lidstaten:

– subsidies die schadelijk zijn voor het milieu afbouwen, en alleen uitzonderingen maken voor mensen met speciale sociale behoeften;

– gebruikmaken van marktconforme instrumenten zoals fiscale stimuleringsmaatregelen en overheidsopdrachten om de productie- en consumptiemethoden te veranderen;

– slimme, gemoderniseerde en goed op elkaar aangesloten vervoers- en energie-infrastructuur ontwikkelen en daarbij volop gebruikmaken van ICT;

– zorgen voor een gecoördineerde uitvoering van infrastructuurprojecten binnen het EU-kernnetwerk, die het gehele EU-vervoerssysteem significant doeltreffender maken;

– de klemtoon leggen op de stedelijke dimensie van de vervoersector, omdat die verantwoordelijk is voor de meeste congestie en emissies;

– de wetgeving, bouwvoorschriften en marktinstrumenten zoals belasting, subsidies en aanbestedingen gebruiken om het verbruik van energie en hulpbronnen te verminderen, en de structuurfondsen gebruiken om te investeren in energie-efficiënte overheidsgebouwen en efficiëntere recyclage;

– stimuleringsmaatregelen treffen voor het gebruik van energiezuinige instrumenten die de efficiëntie in energie-intensieve sectoren, zoals de ICT, verbeteren.

Kerninitiatief: "Industriebeleid in een tijd van mondialisering"

Het bedrijfsleven en in het bijzonder kmo's zijn zwaar getroffen door de economische crisis, en alle sectoren moeten zich aanpassen aan de mondialisering en hun productieprocessen en producten afstemmen op een koolstofarme economie. De gevolgen hiervan zullen per sector verschillen. Sommige sectoren moeten wellicht "zichzelf opnieuw uitvinden", maar voor andere bieden deze opgaven nieuwe kansen. De Commissie zal in nauwe samenwerking met de betrokken partijen in de verschillende sectoren (bedrijven, vakbonden, academici, ngo's, consumentenorganisaties) een kader opstellen voor een modern industriebeleid. Dit beleid moet het ondernemerschap stimuleren, het bedrijfsleven helpen de uitdagingen aan te gaan, en het concurrentievermogen van de primaire, de productie- en de dienstensector versterken, zodat de kansen van de mondialisering en de groene economie niet aan het Europese bedrijfsleven voorbijgaan. Het kader zal betrekking hebben op alle aspecten van de steeds internationaler wordende waardeketen, van de toegang tot grondstoffen tot de dienstverlening na verkoop.

Op EU-niveau zal de Commissie:

– een industriebeleid uitwerken dat het beste klimaat schept voor het behoud en de ontwikkeling van een sterke, competitieve en gediversifieerde industriële basis in Europa, en dat productiesectoren helpt energiezuiniger te werken en zorgvuldiger met hulpbronnen om te gaan;

– een horizontale aanpak van het industriebeleid ontwikkelen, waarin verschillende beleidsinstrumenten worden gecombineerd (zoals "slimme" regelgeving, en gemoderniseerde aanbestedingsprocedures, concurrentieregels en normen);

– het ondernemingsklimaat verbeteren, vooral voor kmo's, door middel van een verlaging van de transactiekosten binnen Europa, de bevordering van clusters, en een betere toegang tot betaalbare financiering;

– zich inzetten voor de omschakeling van sectoren in moeilijkheden op toekomstgerichte activiteiten, waarbij kennis en vaardigheden snel worden ingezet in groeisectoren en –markten, en gebruik wordt gemaakt van de EU-staatssteunregels en/of het Fonds voor aanpassing aan de globalisering;

– technologieën en productiemethoden stimuleren die het gebruik van natuurlijke hulpbronnen beperken, en de investeringen in de bestaande natuurlijke hulpbronnen van de EU verhogen;

– de internationalisering van kmo's bevorderen;

– ervoor zorgen dat de logistieke en vervoernetwerken de industrie in de gehele Unie toegang bieden tot de interne markt en de internationale markt daarbuiten;

– een effectief ruimtevaartbeleid ontwikkelen dat instrumenten aanreikt om een aantal mondiale problemen aan te pakken en om Galileo en GMES uit te voeren;

– de concurrentiepositie van de Europese toeristische sector versterken;

– de regelgeving herzien om de diensten- en productiesectoren te helpen zuiniger met hulpbronnen om te gaan en effectiever te recycleren. Tevens zal zij de manier waarop de Europese normen tot stand komen, verbeteren, zodat de Europese en internationale normen kunnen worden uitgespeeld in het belang van de concurrentiepositie van de Europese industrie op lange termijn. Daarbij zal zij ook de commercialisering en het gebruik van sleuteltechnologieën bevorderen;

– de EU-strategie ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen, vernieuwen, in het belang van het vertrouwen van werknemers en consumenten op lange termijn.

Op nationaal niveau moeten de lidstaten:

– het ondernemingsklimaat verbeteren, in het bijzonder voor kmo's. Innovatiestimulansen kunnen bijvoorbeeld worden ondersteund met overheidsaanbestedingen;

– de voorwaarden voor het uitoefenen van intellectuele-eigendomsrechten verbeteren;

de administratieve lasten voor ondernemingen verminderen en de kwaliteit van de regelgeving voor bedrijven verbeteren;

in nauwe samenwerking met de betrokken partijen in de verschillende sectoren (bedrijven, vakbonden, academici, ngo's, consumentenorganisaties) knelpunten aanwijzen en analyseren hoe we blijvend voor een sterke industriële en kennisbasis kunnen zorgen en de EU een leidende positie kunnen bezorgen op het gebied van duurzame ontwikkeling.

Inclusieve groei – een economie met veel werkgelegenheid en sociale en territoriale cohesie

Inclusieve groei houdt in dat we mensen kansen bieden door veel werkgelegenheid te creëren, te investeren in vaardigheden, armoede te bestrijden en onze arbeidsmarkten, opleidingsmogelijkheden en socialezekerheidsstelsels te moderniseren. Zo leert de burger om zich voor te bereiden op en om te gaan met verandering en wordt de samenleving hechter. In verband met de territoriale samenhang is het ook van groot belang dat de economische groei alle delen van de Unie ten goede komt, ook de meest afgelegen regio's. Het gaat erom dat iedereen zijn leven lang kansen en mogelijkheden krijgt. Europa moet zijn arbeidspotentieel ten volle benutten om het hoofd te bieden aan de vergrijzing en de steeds fellere wereldwijde concurrentie. De gendergelijkheid moet beleidsmatig worden bevorderd om de arbeidsparticipatie te verhogen; dit draagt bij tot groei en sociale cohesie.

Europa moet ondernemen:

–           werkgelegenheid: als gevolg van demografische veranderingen wordt onze

beroepsbevolking weldra kleiner. Slechts twee derde van onze beroepsgeschikte bevolking heeft momenteel een baan, tegenover meer dan 70% in de VS en Japan. Vooral de arbeidsparticipatie van vrouwen en ouderen is laag. Jongeren zijn ernstig getroffen door de crisis: de jeugdwerkloosheid beloopt meer dan 21%. Er is een groot risico dat mensen zonder of met slechts zeer weinig werkervaring definitief buiten de arbeidsmarkt vallen.

–           vaardigheden: circa 80 miljoen mensen hebben geringe of basisvaardigheden, terwijl een

leven lang leren vooral voor hoger opgeleiden is weggelegd. Tot 2020 zullen er 16 miljoen banen voor hooggekwalificeerde werknemers bijkomen, terwijl er 12 miljoen banen voor laagopgeleiden zullen verdwijnen. Om langer te kunnen blijven werken, moet men een leven lang nieuwe vaardigheden kunnen verwerven en ontwikkelen.

–           armoedebestrijding: vóór de crisis dreigde armoede voor 80 miljoen mensen, onder wie 19

miljoen kinderen; 8% van de mensen met werk verdient te weinig om boven de armoedegrens te komen. Vooral werklozen zijn kwetsbaar.

Deze prioriteiten vereisen modernisering. We dienen ons werkgelegenheids-, onderwijs- en opleidingsbeleid te verbeteren en onze socialezekerheidsstelsels te hervormen door de arbeidsparticipatie te verhogen en structurele werkloosheid terug te dringen. Ook moet het bedrijfsleven ertoe worden aangezet om meer maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de dag te leggen. Het is hierbij van groot belang dat er toegang tot kinderopvang en andere zorginstellingen wordt geregeld. Het gaat erom de flexizekerheidsbeginselen toe te passen en mensen in staat te stellen nieuwe vaardigheden te verwerven zodat zij voorbereid zijn op nieuwe omstandigheden en eventuele loopbaanveranderingen. Wil iedereen kunnen profiteren van de groei, dan zal er een grote inspanning nodig zijn om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden en ongelijkheden op het gebied van gezondheidszorg te verminderen. Ook zullen we er voor moeten zorgen dat onze bevolking actief en gezond ouder wordt. Dit leidt tot meer sociale cohesie en grotere productiviteit.

Kerninitiatief: "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen"

Doel: de voorwaarden scheppen voor de modernisering van de arbeidsmarkt om de werkgelegenheid te vergroten en onze sociale stelsels duurzaam te maken. Het houdt in dat mensen kansen moeten krijgen door nieuwe vaardigheden te verwerven, zodat onze beroepsbevolking nu en in de toekomst is voorbereid op nieuwe omstandigheden en eventuele loopbaanveranderingen. De werkloosheid zal hierdoor afnemen en de arbeidsproductiviteit stijgen.

Op EU-niveau zal de Commissie:

– samen met de Europese sociale partners de tweede fase van de flexizekerheidsagenda uitwerken en uitvoeren, om oplossingen te vinden voor het beter beheren van economische overgangssituaties, het bestrijden van werkloosheid en het stimuleren van de arbeidsparticipatie;

– de wetgeving volgens de beginselen van 'slimme' regelgeving aanpassen aan veranderende werkpatronen (werktijden, werklocatie enz.) en nieuwe gezondheids- en veiligheidsrisico's op het werk;

– de arbeidsmobiliteit binnen de EU vereenvoudigen en bevorderen, alsmede vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen met passende financiële steun van de structuurfondsen, met name van het Europees Sociaal Fonds (ESF), en aansturen op een toekomstgericht en alomvattend arbeidsmigratiebeleid waarmee op flexibele wijze op de prioriteiten en behoeften van de arbeidsmarkt kan worden ingespeeld;

– de capaciteit van de sociale partners versterken, volop gebruikmaken van het probleemoplossend vermogen van de sociale dialoog op alle niveaus (EU, nationaal/regionaal, sectoraal, bedrijfsleven) en de samenwerking tussen de arbeidsmarktinstellingen, waaronder de openbare diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaten bevorderen;

– een sterke impuls geven aan het strategisch kader voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, en daarbij alle relevante partijen betrekken. Dit moet met name leiden tot de tenuitvoerlegging van de beginselen van een leven lang leren (in samenwerking met de lidstaten, sociale partners en deskundigen), onder meer door voor verschillende onderwijs- en opleidingssectoren op diverse niveaus flexibele leertrajecten op te zetten en door beroepsopleidingen en bijscholing aantrekkelijker te maken. De sociale partners op Europees niveau moeten worden geraadpleegd om hen aan te moedigen tot de ontwikkeling van eigen initiatieven;

– ervoor zorgen dat de competenties die nodig zijn voor verdere studie en de arbeidsmarkt worden verworven en erkend binnen het algemeen, beroeps-, hoger- en volwassenenonderwijs, en een gemeenschappelijk begrippenapparaat en operationeel instrument voor onderwijs/opleiding en werk ontwikkelen: een Europees kader voor vaardigheden, competenties en beroepen (ESCO).

Op nationaal niveau moeten de lidstaten:

– hun nationale flexizekerheidstrajecten ten uitvoer leggen, overeenkomstig het besluit van de Europese Raad, teneinde de arbeidsmarktsegmentatie te beperken en ervoor te zorgen dat het gemakkelijker wordt om van baan te veranderen en om werk en gezinsleven te combineren;

– de efficiëntie van de belasting-/uitkeringsstelsels beoordelen en in het oog houden, om ervoor te zorgen dat werken loont (in het bijzonder voor laagopgeleiden), en de drempels voor zelfstandige arbeid wegnemen;

– nieuwe oplossingen voor de combinatie van werk- en privéleven, beleid inzake actief ouder worden en gendergelijkheid bevorderen;

– de tenuitvoerlegging van de resultaten van de sociale dialoog bevorderen en in het oog houden;

– een krachtige stimulans geven aan de tenuitvoerlegging van het Europees kader voor kwalificaties door te voorzien in nationale kaders voor kwalificaties;

– ervoor zorgen dat de competenties die nodig zijn voor verdere studie en de arbeidsmarkt worden verworven en erkend binnen het algemeen, beroeps-, hoger- en volwassenenonderwijs, met inbegrip van niet-formeel en informeel leren;

partnerschappen ontwikkelen tussen de onderwijswereld en de arbeidsmarkt, met name door de sociale partners te betrekken bij het plannen van de onderwijs- en opleidingsvoorzieningen.

Kerninitiatief: "Europees platform tegen armoede"

Doel: zorgen voor economische, sociale en territoriale cohesie. In het verlengde van het huidige Europese jaar voor de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting dient er meer aandacht en erkenning te komen voor de grondrechten van mensen die met armoede en sociale uitsluiting te maken hebben, zodat zij een menswaardig bestaan kunnen leiden en actief kunnen deelnemen aan de samenleving.

Op EU-niveau zal de Commissie:

– de open coördinatiemethode voor sociale uitsluiting en sociale bescherming omvormen tot een platform voor coördinatie, beoordeling door vakgenoten en uitwisseling van beproefde methoden, en tot een instrument waarmee publieke en particuliere actoren kunnen worden gemotiveerd om sociale uitsluiting te beperken en concrete stappen te nemen, onder meer door gerichte steun uit de structuurfondsen (met name het ESF);

– sociale-innovatieprogramma's opstellen en uitvoeren ten behoeve van de kwetsbaarste groepen, met name door achtergestelde gemeenschappen innovatieve kansen te bieden op het gebied van onderwijs, opleiding en arbeid. Voorts zal zij discriminatie (bv. van gehandicapten) bestrijden en met een nieuwe agenda voor de integratie van immigranten komen die hun in staat moet stellen hun potentieel ten volle te benutten;

– beoordelen hoe adequaat en houdbaar de socialezekerheids- en pensioenstelsels zijn en onderzoeken hoe de toegang tot de gezondheidszorg kan worden verbeterd.

Op nationaal niveau moeten de lidstaten:

– de collectieve en individuele verantwoordelijkheid bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting bevorderen;

– maatregelen vaststellen en uitvoeren die aansluiten bij de specifieke situatie van risicogroepen (zoals eenoudergezinnen, oudere vrouwen, minderheden, Roma, gehandicapten en daklozen);

– de socialezekerheids- en pensioenstelsels ten volle inzetten om voldoende inkomenssteun en toegang tot gezondheidszorg te waarborgen.

3. Ontbrekende schakels en knelpunten

De EU dient al haar beleids-, rechts- en financieringsinstrumenten in te zetten om de doelstellingen van de strategie te verwezenlijken. De Commissie wil belangrijke beleidsmaatregelen en – instrumenten zoals de interne markt, de begroting en de externe economische agenda versterken om de doelen van Europa 2020 te bereiken. Integrerend onderdeel van Europa 2020 zijn operationele voorstellen om optimaal gebruik te maken van deze maatregelen en instrumenten.

3.1. Een interne markt voor de 21e eeuw

Versterking, verdieping en uitbreiding van de interne markt zijn van essentieel belang voor de groei en werkgelegenheid. Er zijn de laatste tijd echter tekenen van integratiemoeheid en ontgoocheling ten aanzien van de interne markt. Door de crisis zijn hier nog de verleidingen van economisch nationalisme bijgekomen. Waakzaamheid van de Commissie en een gedeeld verantwoordelijkheidsbesef van de lidstaten heeft de EU bijeengehouden. Dit is het moment om oprechte politieke wil aan de dag te leggen: om de interne markt vlot te trekken moeten de onderstaande initiatieven snel worden goedgekeurd. Deze politieke wil moet zijn beslag krijgen in een combinatie van maatregelen om de gebreken van de interne markt te verhelpen.

Hoewel de interne markt een feit is, stuiten bedrijven en burgers bij grensoverschrijdende activiteiten dagelijks op knelpunten. Zij merken dat netwerken onderling onvoldoende zijn verbonden en dat de regels inzake de interne markt nog steeds niet overal even goed worden nageleefd. Vaak krijgen bedrijven en burgers voor dezelfde transactie nog steeds te maken met 27 verschillende rechtssystemen. Terwijl ons bedrijfsleven nog altijd dagelijks met fragmentatie en uiteenlopende regels kampt, profiteren concurrenten in China, de VS of Japan van hun grote binnenlandse markten.

De interne markt is gecreëerd vóór de opkomst van het internet, nog voor de informatie- en communicatietechnologie zich ontpopte tot een van de belangrijkste drijvende krachten van de groei, en voor de dienstensector tot een dominant onderdeel van de Europese economie was uitgegroeid. Deze nieuwe diensten (op het gebied van inhoud en media, gezondheidszorg, slimme energiemeting enz.) zijn veelbelovend, maar Europa kan dit potentieel alleen benutten als zij een einde maakt aan de versnippering die vooralsnog de doorstroming van online-inhoud en de toegang voor consumenten en bedrijven belemmert.

Om de interne markt op de doelstellingen van Europa 2020 te kunnen afstemmen, heeft de EU goed functionerende en onderling verbonden markten nodig, waarop groei en innovatie worden gestimuleerd door concurrentie en toegangsmogelijkheden voor de consument. Op basis van de dienstenrichtlijn moet een open interne dienstenmarkt tot stand worden gebracht. Tegelijkertijd moet de kwaliteit van de dienstverlening aan de consumenten gewaarborgd blijven. Door onverkorte toepassing van de dienstenrichtlijn zou de handel in commerciële diensten met 45% kunnen groeien en zouden de buitenlandse directe investeringen met 25% kunnen toenemen, waardoor het bbp tussen 0,5% en 1,5% zou stijgen.

De interne markt moet toegankelijker worden gemaakt voor kmo's. Ondernemerschap moet worden ontwikkeld door concrete beleidsinitiatieven, waaronder een vereenvoudiging van het vennootschapsrecht (faillissementsprocedures, statuut van besloten vennootschap enz.) en initiatieven om ondernemers na een zakelijk fiasco een doorstart te laten maken. De burgers moeten in staat worden gesteld volledig deel te nemen aan de interne markt. Het moet dan ook vanzelfsprekend worden om goederen en diensten grensoverschrijdend en met name online te kopen.

Met haar mededingingsbeleid dat erop gericht is bedrijven gelijke kansen te bieden en nationaal protectionisme te bestrijden, bewaart de Commissie het open karakter van de interne markt. Maar het mededingingsbeleid brengt de doelen van Europa 2020 nog op andere manieren dichterbij. Het mededingingsbeleid zorgt ervoor dat de markten de juiste omstandigheden bieden voor innovatie, bijvoorbeeld door misbruik van octrooien en eigendomsrechten te voorkomen. Preventie van marktmisbruik en van concurrentiebeperkende overeenkomsten tussen bedrijven schept vertrouwen en stimuleert innovatie. Ook het beleid inzake staatssteun kan de doelstellingen van Europa 2020 dichterbij brengen door initiatieven voor innovatievere, efficiëntere en groenere technologie te stimuleren en ondersteunen. Het moet gemakkelijker worden om overheidssteun te krijgen voor investeringen, durfkapitaal en financiering voor onderzoek en ontwikkeling.

De Commissie zal maatregelen voorstellen om de knelpunten op de interne markt weg te nemen door:

–           de structuren te versterken om de maatregelen van de interne markt, met inbegrip van

netregulering, de dienstenrichtlijn en het pakket wetgevende en toezichtsmaatregelen voor

de financiële markten, tijdig en correct uit te voeren en effectief te handhaven, en eventuele problemen snel op te lossen;

–           de agenda voor slimme regelgeving door te zetten en onder meer te overwegen om vaker te

kiezen voor verordeningen dan voor richtlijnen, te zorgen voor evaluatie achteraf van bestaande wetgeving, markttoezicht uit te oefenen, de administratieve lasten te verminderen, fiscale belemmeringen weg te nemen, het bedrijfsklimaat te verbeteren (met name voor kmo's) en ondernemerschap te bevorderen;

–           de wetgeving van de EU en die van de lidstaten aan te passen aan het digitale tijdperk om

het vrije verkeer van inhoud te bevorderen en het vertrouwen te winnen van consumenten en bedrijven. Hiertoe moeten de regels inzake aansprakelijkheid, garanties, levering en geschillenbeslechting worden bijgewerkt;

–           het eenvoudiger en goedkoper te maken voor bedrijven en consumenten om

overeenkomsten te sluiten met partners in andere EU-landen, met name door te zorgen voor geharmoniseerde oplossingen voor consumentencontracten en EU-modelcontractbepalingen, en door verder te werken aan een facultatief Europees contractenrecht;

–           het eenvoudiger en goedkoper te maken voor bedrijven en consumenten om de naleving

van contracten af te dwingen en gerechtelijke beslissingen en stukken in andere EU-lidstaten te laten erkennen.

3.2. Investeren in groei: cohesiebeleid, beschikbaarstelling van EU-begrotingsmiddelen en particuliere financiering

Economische, sociale en territoriale cohesie blijft de inzet van Europa 2020, zodat alles op alles kan worden gezet om de doelstellingen van de strategie te verwezenlijken. Cohesiebeleid en structuurfondsen zijn op zichzelf al belangrijke beleidsinstrumenten, maar ook doorslaggevend voor de verwezenlijking van de prioriteiten op het gebied van slimme, duurzame en inclusieve groei in de lidstaten en regio's.

De capaciteit van de Europese bedrijven en regeringen om investerings- en innovatieprojecten te financieren is door de financiële crisis sterk aangetast. Om de doelstellingen van Europa 2020 te verwezenlijken is in de eerste plaats regelgeving vereist die de financiële markten zowel efficiënt als betrouwbaar maakt. Europa moet er ook alles aan doen om zijn financiële middelen optimaal te benutten, nieuwe wegen in te slaan door publieke en private financiering te combineren, en innovatieve financieringsinstrumenten te ontwikkelen voor de noodzakelijke investeringen, zoals publiek-private partnerschappen. De Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds kunnen een opwaartse spiraal ondersteunen waarbij innovatie en ondernemerschap van aanloopinvesteringen tot beursgang op rendabele wijze kunnen worden gefinancierd, in combinatie met de vele bestaande initiatieven en regelingen van nationale overheden.

Het meerjarige financiële kader van de EU moet ook de groeiprioriteiten op lange termijn weerspiegelen. De Commissie wil de prioriteiten – wanneer deze eenmaal zijn vastgesteld – volgend jaar opnemen in haar voorstellen voor het volgende meerjarige financiële kader. Er moet niet alleen worden gesproken over de omvang van de financiering, maar ook over de wijze waarop verschillende financieringsinstrumenten – zoals structuurfondsen, fondsen voor landbouw en plattelandsontwikkeling, het kaderprogramma voor onderzoek, het kaderprogramma voor

concurrentievermogen en innovatie – moeten worden benut om de doelstellingen van Europa 2020 te bereiken met maximale resultaten, efficiëntie en EU-meerwaarde. Het komt erop aan manieren te bedenken om de impact van de EU-begroting te vergroten. De begroting is niet ruim, maar zij kan bij zorgvuldig en gericht gebruik een groot katalyserend effect hebben.

De Commissie zal maatregelen voorstellen voor de ontwikkeling van innovatieve financieringsoplossingen voor de doelstellingen van Europa 2020. Zij zal hiertoe:

–           grondig onderzoeken hoe de huidige EU-begroting doeltreffender en doelmatiger kan

worden gebruikt door striktere prioriteiten te stellen en de EU-uitgaven beter af te stemmen op de doelen van Europa 2020 om een einde te maken aan de actuele versnippering van EU-financieringsinstrumenten (bv. O&O en innovatie, belangrijke infrastructurele investeringen in grensoverschrijdende energie- en vervoersnetwerken, en koolstofarme technologie). Ook de herziening van het Financieel Reglement moet ten volle worden benut om zowel het potentieel van innovatieve financieringsinstrumenten te ontwikkelen als verstandig financieel beheer te waarborgen;

–           nieuwe financieringsinstrumenten bedenken, met name in samenwerking met de EIB, het

EIF en de privésector, om te voorzien in de tot dusver onvervulde behoeften van het bedrijfsleven. In het kader van haar nieuwe onderzoeks- en innovatieplan zal de Commissie met de EIB en het EIF een initiatief coördineren om extra kapitaal aan te trekken voor het financieren van innovatieve en groeiende bedrijven;

–           een efficiënte Europese durfkapitaalmarkt tot stand brengen, zodat bedrijven veel

gemakkelijker rechtstreeks toegang tot kapitaalmarkten krijgen, en stimulansen onderzoeken om particuliere middelen aan te trekken voor de financiering van startende ondernemingen en innovatieve kmo's.

3.3. Onze externe-beleidsinstrumenten inzetten

Wereldwijde groei biedt nieuwe mogelijkheden voor de Europese export en concurrerende toegang tot de belangrijkste importgoederen. Alle instrumenten voor het externe economische beleid moeten worden ingezet om via open en eerlijke wereldmarkten de Europese groei te bevorderen. Dit geldt voor de externe aspecten van onze diverse interne beleidsterreinen (zoals energie, vervoer, landbouw, O&O), maar in het bijzonder ook voor handel en internationale macro-economische beleidscoördinatie. Europa profiteert het meest van de mondialisering als het zich openstelt binnen een gereguleerd internationaal kader. Dit zal de groei en werkgelegenheid ten goede komen. Tegelijkertijd moet de EU zich krachtiger manifesteren op het wereldtoneel door bij het vormgeven van de nieuwe economische wereldorde binnen de G20 een leidende rol te spelen en de Europese belangen te behartigen door de actieve inzet van alle beschikbare middelen.

De groei die Europa de komende tien jaar moet genereren zal voor een deel moeten komen van de opkomende economieën, aangezien hun middenklasse goederen en diensten ontwikkelt en importeert ten aanzien waarvan de Europese Unie een relatief voordeel heeft. Als grootste handelsblok ter wereld doet de EU er goed aan zich voor de wereld open te stellen en nauwlettend te volgen hoe andere ontwikkelde of opkomende economieën inspelen op of zich aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen.

Binnen de WTO en in het kader van bilaterale betrekkingen dient de EU het voor elkaar te krijgen dat zijn bedrijfsleven, met inbegrip van kmo's, betere markttoegang krijgt en volgens dezelfde

regels wordt behandeld als externe concurrenten. Verder moeten we onze regelgevingsdialogen vooral toespitsen op nieuwe gebieden als klimaat en groene groei. Daarbij moeten we – waar mogelijk – nog duidelijker als wereldspeler optreden door gelijkwaardigheid, wederzijdse erkenning en convergentie met betrekking tot belangrijke regelgevingskwesties te bevorderen, en onze regels en normen ingang te doen vinden.

De Europa 2020-strategie is niet alleen binnen de EU relevant. Ook kandidaat-lidstaten en andere buurlanden kunnen er hun voordeel mee doen en er hun eigen hervorming aan spiegelen. Als de ruimte waarin de regels van de EU worden gevolgd, groter wordt, levert dit zowel de EU als haar buurlanden nieuwe mogelijkheden op.

Een van de kerndoelstellingen voor de komende paar jaar zal erin bestaan strategische relaties op te bouwen met opkomende economieën, voor het bespreken van kwesties van gemeenschappelijk belang, het bevorderen van samenwerking inzake regelgeving en op andere gebieden, en het oplossen van bilaterale kwesties. Deze betrekkingen moeten worden gebaseerd op flexibele structuren, die niet zozeer technisch als wel politiek van aard zijn.

De Commissie zal in 2010 een handelsstrategie voor Europa 2020 opstellen. Het gaat onder meer om:

–           nadruk op de afronding van de lopende multilaterale en bilaterale handelsbesprekingen,

met name van die met het grootste economische potentieel, alsook op betere naleving van bestaande overeenkomsten, waarbij met name naar niet-tarifaire handelsbelemmeringen wordt gekeken;

–           initiatieven voor nieuwe handelsmogelijkheden voor de sectoren van de toekomst, zoals

"groene" producten en technologieën, high-techproducten en -diensten, en voor internationale normalisatie, met name in de groeisectoren;

–           voorstellen voor strategisch topoverleg met de belangrijkste partners, voor het bespreken

van strategische kwesties als markttoegang, regelgeving, mondiale onevenwichtigheden, energiebeheer en klimaatverandering, toegang tot grondstoffen, de armoede in de wereld, onderwijs en ontwikkeling. Dit komt ook ten goede aan de Trans-Atlantische Economische Raad met de VS, de dialoog op hoog niveau met China, en de banden met Japan en Rusland;

–           een verslag over handelsbelemmeringen, waarin jaarlijks (met ingang van 2011)

voorafgaand aan de voorjaarsvergadering van de Europese Raad wordt aangegeven hoe de markttoegang en regelgeving voor het EU-bedrijfsleven kan worden verbeterd.

De EU is een wereldspeler en neemt haar internationale verantwoordelijkheden serieus. Zij werkt aan een echt partnerschap met ontwikkelingslanden om armoede uit te bannen, groei te bevorderen en de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken. Vooral met Afrika onderhouden we bijzonder nauwe betrekkingen en we zullen ook in de toekomst in dit hechte partnerschap blijven investeren. Dit gebeurt in het kader van meer algemene lopende maatregelen voor meer ontwikkelingssteun en een efficiëntere aanpak van hulpprogramma's. De efficiëntie kan voornamelijk worden verbeterd door het werk doeltreffender met de lidstaten te verdelen en ook op andere beleidsterreinen van de Europese Unie beter rekening te houden met de ontwikkelingsdoelen.

4. Uitweg uit de crisis: de eerste stappen naar 2020

Om het hoofd te bieden aan de crisis is doortastend en op brede schaal gebruik gemaakt van beleidsinstrumenten. Het begrotingsbeleid was, voor zover mogelijk, expansief en anticyclisch: de rentetarieven bereikten een historisch laagtepunt, terwijl op ongekende schaal contante middelen ter beschikking van de financiële sector zijn gesteld. Regeringen verleenden de banken uitgebreide steun, hetzij door middel van garanties of herkapitalisatie, hetzij door probleemactiva van de balansen af te voeren. Andere economische sectoren zijn gesteund uit hoofde van het tijdelijke en uitzonderlijke kader voor staatssteun. Al deze maatregelen waren en zijn nog steeds gerechtvaardigd. Maar er moet wel een eind aan komen. Hoge overheidsschulden kunnen niet oneindig duren. De doelstellingen van Europa 2020 moeten worden verwezenlijkt op basis van een betrouwbare exitstrategie voor het begrotings- en monetair beleid enerzijds, en voor de rechtstreekse overheidssteun voor economische sectoren, en met name de financiële sector, anderzijds. De timing van deze verschillende onderdelen van de exitstrategie is van belang. Betere coördinatie van het economisch beleid, met name binnen de eurozone, moet ervoor zorgen dat de EU de crisis achter zich kan laten.

4.1. Een betrouwbare exitstrategie formuleren

Gelet op de nog altijd onzekere economische vooruitzichten en de kwetsbare toestand van de financiële sector, hoeven steunmaatregelen pas te worden ingetrokken als het economisch herstel duurzaam is gebleken en de financiële stabiliteit is teruggekeerd4. De intrekking van tijdelijke crisismaatregelen moet worden gecoördineerd en hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele negatieve spill-overeffecten in de lidstaten, alsook met de wisselwerkingen tussen de verschillende beleidsinstrumenten. Zodra de tijdelijke staatsteunregeling afloopt, geldt de normale wetgeving inzake staatssteun weer. Een dergelijke gecoördineerde aanpak zou op de volgende beginselen moeten berusten:

–           de budgettaire stimulans moet worden afgebouwd zodra het herstel duurzaam blijkt te zijn.

Aangezien dit moment van land tot land kan verschillen, is krachtige coördinatie op Europees niveau geboden;

–           kortetermijnsteun bij werkloosheid hoeft pas te worden afgebouwd als de bbp-groei een

duidelijk keerpunt vertoont en de werkgelegenheid dus weer begint te groeien (in de regel gebeurt dit niet veel later);

–           sectorale steunregelingen dienen snel te worden afgebouwd, omdat zij zwaar op de

begroting drukken, hun doel grotendeels hebben bereikt en de interne markt wellicht verstoren;

–           de steun voor toegang tot financiering moet worden voortgezet, totdat er duidelijke tekenen

zijn dat de financieringsvoorwaarden voor het bedrijfsleven weer genormaliseerd zijn;

–           het stopzetten van steun aan de financiële sector (om te beginnen de

overheidsgarantieregelingen) is afhankelijk van de algehele economische toestand en van de stabiliteit van het financiële stelsel in het bijzonder.

Conclusies van de Europese Raad van 10-11 december 2009.

4

4.2.        Hervorming van het financiële stelsel

Een cruciale prioriteit voor de korte termijn is het herstel van een solide, stabiele en gezonde financiële sector die in staat is de reële economie te financieren. Daarvoor is het noodzakelijk de G20-verbintenissen volledig en tijdig uit te voeren. Vijf doelstellingen moeten in de eerste plaats worden bereikt:

–           uitvoeren van de overeengekomen hervormingen van het toezicht op de financiële sector;

–           aanvullen van lacunes op regelgevingsgebied, bevorderen van transparantie, stabiliteit en

verantwoording, met name wat betreft derivaten en marktinfrastructuur;

–           afronden van de aanscherping van de regels voor toezicht, boekhouding en

consumentenbescherming door één Europees reglement op te stellen dat voor alle financiële actoren en markten geldt;

–           versterken van het bestuur van de financiële instellingen om de tijdens de financiële crisis

aan het licht gekomen zwakke punten op het gebied van risico-identificatie en risicobeheersing aan te pakken;

–           beginnen met een ambitieus beleid om in de toekomst mogelijke financiële crises beter te

kunnen voorkomen en zo nodig te beheersen. Daarbij moet ook gekeken worden naar passende bijdragen vanuit de financiële sector, rekening houdend met de specifieke verantwoordelijkheid van die sector in de huidige crisis.

4.3.        Slimme begrotingsconsolidatie met het oog op duurzame groei

Gezonde overheidsfinanciën zijn cruciaal om de voorwaarden voor duurzame groei en werkgelegenheid te herstellen. Er is dus een alomvattende exitstrategie nodig. Dit houdt in dat de crisissteun voor de korte termijn geleidelijk moet worden ingetrokken en hervormingen voor de middellange tot langere termijn moeten worden ingevoerd om de overheidsfinanciën duurzamer te maken en potentiële groei te versterken.

Het stabiliteits- en groeipact biedt het juiste kader voor de uitvoering van budgettaire exitstrategieën, en de lidstaten nemen dergelijke strategieën op in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s. Voor de meeste landen kan normaal gesproken vanaf 2011 het begin van de begrotingsconsolidatie worden verwacht. Tegen 2013 zouden zij erin moeten zijn geslaagd het begrotingstekort tot minder dan 3% van het bbp terug te dringen. In enkele landen kan het nodig zijn al vóór 2011 met de consolidatiefase te beginnen, wat wil zeggen dat de intrekking van de tijdelijke crisissteun en de aanvang van de begrotingsconsolidatie in die gevallen tegelijkertijd zullen moeten plaatsvinden.

Om het economisch groeipotentieel van de EU en de duurzaamheid van ons sociale model te ondersteunen, moeten voor de consolidatie van de overheidsfinanciën in het kader van het stabiliteits- en groeipact prioriteiten worden gesteld en moeilijke keuzes gemaakt; coördinatie op EU-niveau kan de lidstaten helpen bij deze taak en bij het aanpakken van spill-overeffecten. Daarnaast zijn ook de samenstelling en de kwaliteit van de overheidsuitgaven van belang: in het kader van programma’s voor begrotingsconsolidatie moet voorrang worden gegeven aan groeibevorderende uitgaven, zoals voor onderwijs en opleiding, onderzoek en ontwikkeling en innovatie en investeringen in netwerken, dat wil zeggen snel internet, energienetwerken en vervoersverbindingen – de belangrijkste themagebieden van de Europa 2020-strategie.

Ook de ontvangstzijde van de begroting is van belang – bijzondere aandacht moet daarom ook worden geschonken aan de kwaliteit van het belastingstelsel. Als de belastingen moeten worden verhoogd, moet het belastingstelsel ook zo veel mogelijk “groeivriendelijk” worden gemaakt. Het verhogen van de belastingen op arbeid, wat in het verleden vaak is gebeurd met ernstige gevolgen voor de werkgelegenheid, moet worden vermeden. In plaats daarvan zouden de lidstaten er in het kader van de “vergroening” van het belastingstelsel naar moeten streven de belastingdruk te verschuiven van arbeid naar energie- en milieuheffingen.

Begrotingsconsolidatie en financiële duurzaamheid op de lange termijn moeten hand in hand gaan met ingrijpende structurele hervormingen, vooral van het pensioenenstelsel, de zorg, de sociale bescherming en het onderwijs. De overheid moet van de gelegenheid gebruikmaken om de efficiëntie en de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Het beleid voor overheidsopdrachten moet zorgen voor een zo efficiënt mogelijke besteding van de openbare middelen en op EU-niveau worden opengehouden.

4.4. Coördinatie binnen de economische en monetaire unie

Voor de lidstaten die de euro gebruiken, heeft de gemeenschappelijke munt zijn waarde bewezen als afscherming tegen hevige wisselkoersschommelingen. De crisis heeft echter ook aan het licht gebracht hoe sterk de economieën van het eurogebied van elkaar afhankelijk zijn, met name op financieel terrein, waardoor eerder spill-overeffecten ontstaan. Uiteenlopende groeipatronen kunnen in sommige gevallen leiden tot een opeenhoping van onhoudbare staatsschulden, waardoor de gemeenschappelijke munt onder druk komt te staan. De crisis heeft daardoor sommige uitdagingen voor het eurogebied versterkt, zoals de duurzaamheid van de overheidsfinanciën en de potentiële groei, en ook de destabiliserende rol van budgettaire en concurrentiële onevenwichtigheid vergroot.

Het is van het allergrootste belang deze problemen in het eurogebied zo snel mogelijk aan te pakken, willen we kunnen zorgen voor stabiliteit en duurzame groei om banen te creëren. Daarvoor is meer en intensievere beleidscoördinatie nodig:

–           een kader voor dieper en breder toezicht in de eurolanden: niet alleen is betere

begrotingsdiscipline nodig, ook moeten macro-economische onevenwichtigheden en ontwikkelingen op concurrentiegebied integraal deel uitmaken van het economisch toezicht, met name om beleidsgestuurde aanpassingen te vergemakkelijken;

–           een kader om onmiddellijke bedreigingen voor de financiële stabiliteit van het hele

eurogebied af te wenden;

–           een passende externe vertegenwoordiging van het eurogebied om wereldwijde

economische en financiële problemen krachtig te kunnen aanpakken.

De Commissie zal voorstellen doen om deze ideeën verder uit te werken.

5. Bereiken van resultaten: beter bestuur

Wil de Europa 2020-strategie tot echte veranderingen leiden, dan moeten duidelijke richtsnoeren en doelstellingen en transparante ijkpunten worden opgesteld om de vorderingen te beoordelen. Hiervoor is een krachtig governancekader nodig, dat alle beschikbare instrumenten inzet om de strategie snel en effectief uit te voeren.

5.1. Voorgestelde architectuur van Europa 2020

De kern van de strategie moet worden gevormd door een thematische aanpak en gerichter toezicht op de lidstaten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de sterke punten van reeds bestaande coördinatiemiddelen. Meer in het bijzonder houdt dit het volgende in:

–           de thematische aanpak richt zich op de in punt 2 genoemde thema’s, met name de

verwezenlijking van de vijf centrale doelstellingen. Het belangrijkste instrument is het Europa 2020-programma en de bijbehorende kerninitiatieven, waarvoor actie van zowel de EU als de lidstaten vereist is (zie punt 2 en de bijlagen 1 en 2). Deze thematische aanpak is een afspiegeling van de EU-dimensie, laat duidelijk blijken hoezeer de economieën van de lidstaten onderling afhankelijk zijn en maakt het mogelijk selectiever op te treden bij concrete initiatieven die de strategie verder uitwerken en ertoe bijdragen dat de centrale doelstellingen van de EU en de lidstaten gehaald worden;

–           de landenverslagen dragen bij tot het verwezenlijken van de doelstellingen van Europa

2020 doordat zij de lidstaten helpen exitstrategieën vast te stellen en uit te voeren, de macro-economische stabiliteit te herstellen, nationale knelpunten vast te stellen en hun economie terug te brengen op het pad van duurzame groei en duurzame overheidsfinanciën. De verslagen omvatten niet alleen het begrotingsbeleid, maar ook macro-economische kernvraagstukken die met groei en concurrentievermogen verband houden (macro-economische onevenwichtigheden). Zo moet een geïntegreerde aanpak van beleidsontwerp en beleidsuitvoering tot stand komen, wat cruciaal is voor het ondersteunen van de keuzes die de lidstaten moeten maken omdat de overheidsfinanciën beperkt zijn. Bijzondere nadruk zal worden gelegd op het functioneren van het eurogebied en de onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten.

Om dit doel te bereiken worden de verslaglegging en de evaluatie in het kader van Europa 2020 en het stabiliteits- en groeipact tegelijkertijd uitgevoerd, zodat het verband tussen de middelen en de doelen duidelijk wordt. De instrumenten en de procedures blijven echter gescheiden en de integriteit van het stabiliteits- en groeipact blijft gehandhaafd. Dit betekent dat de jaarlijkse stabiliteits- en convergentieprogramma’s en de gestroomlijnde hervormingsprogramma’s tegelijk moeten worden ingediend. Daarin doen de lidstaten verslag van hun vorderingen en stellen zij belangrijke structurele hervormingen vast waarmee hindernissen voor groei moeten worden aangepakt. Deze beide programma’s moeten de nodige kruisverwijzingen bevatten en in het laatste kwartaal van het jaar aan de Commissie en de andere lidstaten worden voorgelegd. Het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) dient regelmatig over macrofinanciële risico’s te rapporteren. Deze rapporten zijn een belangrijke bijdrage tot de algemene beoordeling. De Commissie zal de programma’s beoordelen en over de vorderingen bij de uitvoering rapporteren. Bijzondere aandacht wordt daarbij gegeven aan de uitdagingen van de economische en monetaire unie.

Hierdoor beschikt de Europese Raad over alle informatie die hij nodig heeft om besluiten te nemen: een analyse van de economische situatie en de werkgelegenheid, een algemeen overzicht van de begrotingssituatie, de macrofinanciële voorwaarden en de vorderingen die elke lidstaat maakt met de thematische agenda’s. De Europese Raad kan zo ook de algemene stand van de economie van de EU beoordelen.

Geïntegreerde richtsnoeren

De Europa 2020-strategie wordt institutioneel opgezet als een klein aantal geïntegreerde Europa 2020-richtsnoeren (waarin de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn opgenomen), die in de plaats komen van de bestaande 24 richtsnoeren. Deze nieuwe richtsnoeren geven de beslissingen van de Europese Raad weer en omvatten de overeengekomen doelstellingen. Nadat het Europees Parlement overeenkomstig het Verdrag advies heeft uitgebracht over de werkgelegenheidsrichtsnoeren, moet de Europese Raad van juni zijn politiek akkoord geven, waarna de richtsnoeren door de Raad kunnen worden goedgekeurd. Daarna moeten de richtsnoeren tot 2014 grotendeels stabiel blijven, zodat alle aandacht kan uitgaan naar de uitvoering.

Beleidsaanbevelingen

Zowel in de context van de landenverslagen als in het kader van de thematische aanpak van Europa 2020 zullen beleidsaanbevelingen aan de lidstaten worden gedaan. Wat de landenverslagen betreft, gebeurt dat in de vorm van adviezen over de stabiliteits- en convergentieprogramma’s in het kader van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad, en aanbevelingen in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (artikel 121, lid 2, VWEU). Voor de thematische aanpak worden richtsnoeren inzake de werkgelegenheid opgesteld (artikel 148 VWEU) en landenaanbevelingen over bepaalde andere thematische vraagstukken (bijvoorbeeld het ondernemingsklimaat, innovatie, het functioneren van de interne markt, energie en klimaatverandering e.d.). Wanneer er macro-economische implicaties zijn, kan dit ook gebeuren door middel van de aanbevelingen in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid. Door deze opzet van de aanbevelingen kan ook worden toegezien op de samenhang tussen het macro-economische en budgettaire kader en de thematische agenda’s.

De aanbevelingen in het kader van het landentoezicht hebben betrekking op vraagstukken met significante macro-economische implicaties en gevolgen voor de overheidsfinanciën. De aanbevelingen in het kader van de thematische aanpak bieden gedetailleerd advies over problemen op micro-economisch en werkgelegenheidgebied. Het is de bedoeling dat de aanbevelingen voldoende exact zijn en normaliter een termijn aangeven waarbinnen de lidstaat moet handelen (bijvoorbeeld twee jaar). De lidstaat dient dan aan te geven welke maatregelen hij zal nemen om de aanbeveling uit te voeren. Indien een lidstaat na het verstrijken van de termijn niet adequaat heeft gereageerd op een beleidsaanbeveling van de Raad of beleid ontwikkelt dat tegen het advies ingaat, kan de Commissie een beleidswaarschuwing geven (artikel 121, lid 4, VWEU).

5.2. Wie doet wat?

Het is essentieel om samen te werken aan de verwezenlijking van deze doelstellingen. In onze onderling verbonden economieën kunnen groei en werkgelegenheid slechts hersteld worden als alle lidstaten dezelfde koers varen, rekening houdend met hun specifieke eigenheden. We hebben meer verantwoordelijkheidszin nodig. De Europese Raad zou algemene sturing moeten geven aan de strategie, op basis van voostellen van de Commissie die van één kernbeginsel uitgaan: er moet een duidelijke EU-meerwaarde zijn. De rol van het Europees Parlement is in dit verband van bijzonder belang. Ook de bijdrage van nationale en regionale belanghebbenden en van de sociale partners moet worden vergroot. Bijlage 3 geeft een overzicht van de beleidscyclus en het tijdschema van Europa 2020.

Sturende rol van de Europese Raad

Momenteel is de Europese Raad de laatste schakel in het besluitvormingsproces voor de strategie. Dat moet anders worden: de Europese Raad, de instelling die voor de integratie van het beleid zorgt en de relaties tussen de lidstaten en de EU begeleidt, zou de strategie juist moeten sturen.

Terwijl de Europese Raad algemeen toezicht houdt op de uitvoering van het Europa 2020-programma, zou hij zich in de toekomst kunnen concentreren op specifieke thema’s (zoals onderzoek, innovatie en vaardigheden) en de nodige sturing en impulsen geven.

Raad van ministers

De betrokken raadsformaties werken aan de uitvoering van het Europa 2020-programma en zien erop toe dat de doelstellingen worden gehaald op de terreinen waarvoor zij verantwoordelijk zijn. In het kader van de kerninitiatieven zal de lidstaten verzocht worden binnen de diverse raadsformaties intensiever beleidsinformatie uit te wisselen over goede praktijken.

Europese Commissie

De Europese Commissie geeft jaarlijks een overzicht van de situatie aan de hand van een reeks indicatoren voor de algemene vorderingen in de richting van de doelstelling van een slimme, groene en inclusieve economie die voor sterke werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie zorgt.

Zij brengt jaarlijks verslag uit over de uitvoering van de Europa 2020-strategie, waarbij het accent ligt op de vorderingen in de richting van de overeengekomen doelen. Zij beoordeelt de landenverslagen en de stabiliteits- en convergentieprogramma’s. De Commissie stelt als onderdeel van dit proces beleidsaanbevelingen op en doet waarschuwingen uitgaan. Zij doet beleidsvoorstellen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie en geeft een specifieke beoordeling van de vorderingen in het eurogebied.

Europees Parlement

Het Europees Parlement moet bij de strategie een belangrijke rol spelen, niet alleen als medewetgever maar ook om de burgers en de nationale parlementen te mobiliseren. Het Parlement zou bijvoorbeeld op de volgende bijeenkomst met de nationale parlementen de bijdrage aan Europa 2020 kunnen bespreken en samen met de nationale parlementen ideeën voorleggen aan de Europese voorjaarsraad.

Nationale, regionale en lokale autoriteiten

Alle nationale, regionale en lokale autoriteiten zouden het partnerschap moeten uitvoeren in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en een bijdrage leveren aan het uitwerken van de nationale hervormingsprogramma’s en de uitvoering daarvan.

Door een permanente dialoog tussen de verschillende overheidsniveaus op te zetten, komen de prioriteiten van de EU dichter bij de burger te staan en ontstaat een breder draagvlak om het doel van de Europa 2020-strategie te bereiken.

Belanghebbenden en het maatschappelijke middenveld

Ook het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s moeten sterker bij Europa 2020 worden betrokken. Ook de uitwisseling van goede praktijken, toetsingsmethoden en netwerken (zoals die door een aantal lidstaten worden toegepast) is een goed middel gebleken om het draagvlak en de dynamiek die voor de hervormingen nodig zijn, te vergroten.

Het succes van de nieuwe strategie hangt daarom rechtstreeks af van het vermogen van de EU-instellingen, de lidstaten en de regio’s om duidelijk te maken waarom hervormingen nodig zijn, en ook onontkoombaar om de kwaliteit van ons leven te handhaven en ons sociale model in stand te houden, waar Europa en zijn burgers in 2020 willen staan en welke bijdrage van burgers, bedrijven en de hen vertegenwoordigende organisaties wordt verwacht. De Commissie zal hiervoor gemeenschappelijke communicatiemethoden voorstellen, met inachtneming van de nationale omstandigheden en tradities.

6. Door de Europese Raad te nemen beslissingen

De Commissie stelt voor dat de Europese Raad op zijn bijeenkomst voorjaar 2010 het volgende doet:

–           tot overeenstemming komen over de thematische prioriteiten van de Europa 2020-strategie;

–           de in punt 2 van dit document voorgestelde vijf centrale doelstellingen bepalen:

investeringen in onderzoek en ontwikkeling, onderwijs, energie en klimaatverandering, werkgelegenheid en armoedebestrijding. De Europese Raad zou moeten beslissen hoe Europa er in 2020 voor moet staan, de lidstaten uitnodigen voor een dialoog met de Europese Commissie om de EU-doelstellingen te vertalen in nationale streefcijfers, waarover de Europese Raad van juni een besluit kan nemen met inachtneming van de omstandigheden in elke lidstaat en de uiteenlopende beginposities;

–           de Commissie verzoeken voorstellen te doen voor de kerninitiatieven en de Raad (in zijn

verschillende formaties) verzoeken aan de hand daarvan de nodige uitvoeringsbesluiten te nemen;

–           overeenkomen de coördinatie van het economisch beleid te versterken om positieve spill-

overeffecten te bevorderen en de uitdagingen waar de EU voor staat effectiever aan te pakken. De Europese Raad zou daarvoor zijn goedkeuring moeten hechten aan de in deze mededeling voorgestelde combinatie van thematische beoordeling en beoordeling per land, waarbij de integriteit van het stabiliteits- en groeipact strikt wordt gehandhaafd. Hij zal ook speciale aandacht schenken aan versterking van de EMU;

–           alle partijen en belanghebbenden (zoals nationale/regionale parlementen, regionale en/of

lokale autoriteiten, sociale partners en maatschappelijke organisaties, en zeker niet in de laatste plaats de Europese burgers) oproepen bij te dragen aan de uitvoering van de strategie, en als partners samen te werken door actie te ondernemen op gebieden die onder hun verantwoordelijkheid vallen;

–           de Commissie verzoeken de vorderingen in het oog te houden en jaarlijks verslag uit te

brengen aan de Europese voorjaarsraad met een overzicht van de vorderingen in de

richting van het doel, geijkt aan de internationale ontwikkelingen, en van de voortgang van de uitvoering van de kerninitiatieven.

Voor de daaropvolgende bijeenkomsten stelt de Commissie de Europese Raad het volgende voor:

–           de voorgestelde geïntegreerde richtsnoeren die de institutionele basis van de strategie

vormen, goedkeuren nadat het Europees Parlement zijn advies heeft uitgebracht;

–           de nationale doelstellingen valideren nadat deze onderling geverifieerd zijn om de

consistentie ervan te garanderen;

–           specifieke thema’s bespreken en beoordelen hoe Europa ervoor staat en hoe de voortgang

kan worden versneld. Een eerste bespreking, met als thema onderzoek en innovatie, zou kunnen plaatsvinden op de bijeenkomst in oktober op basis van een bijdrage van de Commissie.

BIJLAGE 1 – EUROPA 2020: EEN OVERZICHT

Centrale doelstellingen

De participatiegraad van de bevolking in de leeftijdsgroep van 20-64 jaar van de huidige 69% omhoog brengen tot ten minste 75%.

3% van het bbp in O&O investeren, met name door de voorwaarden voor O&O-investeringen voor de particuliere sector te verbeteren, en een nieuwe indicator ontwikkelen om innovatie te meten.

Emissie van broeikasgassen met ten minste 20% verminderen ten opzichte van 1990, of met 30% als de omstandigheden dat toelaten, het aandeel van hernieuwbare energie in ons energieverbruik opvoeren tot 20%, en onze energie-efficiëntie met 20% verbeteren.

Het percentage vroegtijdige schoolverlaters van 15% terugbrengen tot 10% en het percentage van de bevolking in de leeftijdsgroep van 30-34 jaar met een hogeronderwijsdiploma doen stijgen van 31% tot ten minste 40%.

Het aantal Europeanen dat onder de nationale armoedegrens leeft met 25% verminderen, zodat 20 miljoen mensen een uitweg uit de armoede wordt geboden.

Slimme groei

Duurzame groei

Inclusieve groei

INNOVATIE

Kerninitiatief "Innovatie-Unie" moet de randvoorwaarden en de toegang tot financiering voor onderzoek en innovatie verbeteren, om de innovatieketen te versterken en in de gehele Unie voor meer investeringen te zorgen.

ONDERWIJS

Kerninitiatief "Jeugd in beweging" moet de resultaten in het onderwijs verbeteren en het Europese hoger onderwijs internationaal aantrekkelijker maken.

KLIMAAT, ENERGIE EN MOBILITEIT

Kerninitiatief "Efficiënt gebruik van hulpbronnen" moet helpen economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen, door onze economie koolstofarm te maken, meer gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen, de vervoersector te moderniseren en energie-efficiëntie te bevorderen.

WERKGELEGENHEID EN VAARDIGHEDEN

Kerninitiatief "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen" moet de arbeidsmarkten moderniseren door meer mogelijkheden te bieden voor arbeidsmobiliteit en voor opleiding tijdens de gehele levenscyclus, zodat de participatiegraad toeneemt en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar worden afgestemd.

DIGITALE MAATSCHAPPIJ

Kerninitiatief "Een digitale agenda voor Europa" moet de uitbouw van supersnel internet bespoedigen en de vruchten plukken van een digitale interne markt voor burgers en bedrijfsleven.

CONCURRENTIEVERMOGEN

Kerninitiatief "Industriebeleid in een tijd van mondialisering" moet het ondernemingsklimaat verbeteren, met name voor kmo's, en zorgen voor een sterke en duurzame industriële basis die de mondiale concurrentie aankan.

ARMOEDEBESTRIJDING

Kerninitiatief "Europees platform tegen armoede" moet de sociale en territoriale cohesie versterken, zodat iedereen kan delen in de groei en de werkgelegenheid en zodat mensen die te kampen hebben met armoede en sociale uitsluiting, een menswaardig bestaan kunnen opbouwen en actief kunnen deelnemen aan de samenleving.

NL

35

NL

BIJLAGE 2 – EUROPA 2020: STRUCTUUR

Algemene

institutionele

structuur

Geïntegreerde richtsnoeren bepalen de EU-beleidsprioriteiten en de centrale doelstellingen voor de EU voor 2020, die in nationale streefcijfers moeten worden vertaald

Resultaat

Landenrapporten

Doel: de lidstaten helpen exitstrategieën uit te werken en toe te passen om de macro-economische stabiliteit te herstellen, nationale knelpunten aan te wijzen, en te zorgen dat er weer duurzame economische groei en gezonde overheidsfinanciën komen.

Aanpak: macro-economische problemen beter inschatten en rekening houden met spill-overeffecten tussen de lidstaten en de beleidsterreinen.

Instrumenten: verslaglegging door de lidstaten in hun stabiliteits- en convergentieprogramma's, gevolgd door afzonderlijke maar gelijktijdige aanbevelingen over het begrotingsbeleid in de adviezen over de stabiliteits- en convergentieprogramma's, en over macro-economische           onevenwichtigheden           en groeiknelpunten in de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (art. 121, lid 2, VWEU).

Thematische aanpak

Doel: de op EU-niveau vastgestelde doelstellingen verwezenlijken door middel van concrete acties op EU- en nationaal niveau.

Aanpak: strategische rol voor de sectorale Raad bij het toezicht op en de evaluatie van de vorderingen ten aanzien van de gestelde doelen.

Instrumenten: verslaglegging door de lidstaten in gestroomlijnde nationale hervormingsprogramma's met informatie over groeiknelpunten en de vorderingen ten aanzien van de doelstellingen, gevolgd door een beleidsadvies op EU-niveau in de vorm van aanbevelingen in het kader van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (art. 121, lid 2, VWEU) en de werkgelegenheidsrichtsnoeren (art. 148 VWEU).

NL

36

NL

BIJLAGE 3 – VOORGESTELD TIJDSCHEMA 2010-2012

2010

Europese Commissie

Voorstellen voor algemene aanpak Europa 2020

Europese Voorjaarsraad

Overeenstemming over algemene aanpak en vaststelling van centrale EU-doelstellingen

Europese Commissie

Voorstellen voor geïntegreerde richtsnoeren Europa 2020

Europees Parlement

Debat over de strategie en advies over de geïntegreerde richtsnoeren

Raad van ministers

Belangrijke parameters bijstellen (EU- en nationale streefcijfers, kerninitiatieven en

geïntegreerde richtsnoeren)

Europese Raad van juni

Goedkeuring van Europa 2020-strategie, EU- en nationale streefcijfers, en de geïntegreerde

richtsnoeren

Europese Commissie

Operationele richtsnoeren voor de volgende stappen in Europa 2020

Europese Najaarsraad

Grondige discussie over gekozen thema (bv. O&O en innovatie)

Lidstaten

Stabiliteits-/convergentieprogramma's en nationale hervormingsprogramma's

Europees Parlement

Plenair debat en goedkeuring van een resolutie

Europese Voorjaarsraad

Beoordeling vorderingen en strategische richtsnoeren

Lidstaten, Europese Commissie, Raad

Follow-up van aanbevelingen, uitvoering van hervormingen en verslaglegging

t

2011

Europese Commissie

Jaarverslag aan de Europese Voorjaarsraad, adviezen over stabiliteits- en

convergentieprogramma's, en voorstellen voor aanbevelingen

Raad van ministers

Bespreking van door de Commissie voorgestelde aanbevelingen, Ecofin voor SGP

v

2012

Zelfde procedure met accent op toezicht op vorderingen