Cotonou-overeenkomst
De Overeenkomst van Cotonou is een verdrag uit 2000 tussen de Europese Unie1 en de zogeheten ACS-landen2: de minder ontwikkelde landen in Afrika ten zuiden van de Sahara, het Caribische gebied en de Stille Oceaan.
Cotonou gaat over armoedebestrijding en het meedoen van de ACS-landen in de wereldeconomie. Er wordt gelet op de bestrijding van corruptie en het goed gebruik van ontwikkelingsgelden. Er wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van bestuur, financiële stelsels, bedrijven, onderwijs en zorg. Naast overheden zijn particulieren en maatschappelijke organisaties betrokken bij de ontwikkelingssamenwerking. Net als in eerdere verdragen kan hulp worden opgeschort als er sprake is van schendingen van de mensenrechten.
Naast economische afspraken staan er ook afspraken in over het het verbod op de handel in kernwapens (en in technologie om die te maken), en over milieu, terrorisme, en het Internationaal Strafhof3.
Post-Cotonou
In april 2023 werd overeenstemming bereikt over de opvolger, het zogenaamde Post-Cotonou verdrag. Het nieuwe Post-Cotonou-verdrag regelt de samenwerking van de EU met 79 landen, vooral in Afrika ten zuiden van de Sahara. Ook zestien landen in de Cariben en vijftien in de Stille Oceaan nemen deel.
Het nieuwe verdrag moet het eenvoudige maken voor de EU om illegale migranten terug te sturen. Daar staat tegenover dat legale migranten eenvoudiger naar Europa moeten kunnen reizen. Ook bevat het nieuwe verdrag afspraken over samenwerking om klimaatverandering tegen te gaan. Hoewel vrijwel alle EU-landen zich al jaren konden vinden in de nieuwe afspraken, gebeurde er niets omdat Hongarije dwars lag.
Speerpunten
Speerpunten in Cotonou zijn armoedebestrijding en de integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie. De armoedebestrijding richt zich in het bijzonder op onderwijs, gezondheidzorg en jeugdbeleid. Voor versterking van de positie van de ACS-landen in de wereldeconomie staat het stimuleren van de handel centraal. Daarvoor moeten de handelsvoorwaarden voor de ACS-landen met betrekking tot hun toegang tot de Europese markt wel worden aangepast aan de geldende internationale regels (o.a. met die van de WTO4). Vandaar dat parallel aan Cotonou de Europese Unie bezig is met het sluiten van economische partnerschapsovereenkomsten met elk van de ACS-landen.
Voorwaarden
De directe hulp van de Europese Unie moet aan bepaalde voorwaarden voldoen om de effectiviteit van die hulp te garanderen. De verantwoordelijkheid om aan die voorwaarden te voldoen ligt vooral bij de ACS-landen zelf. Ze moeten corruptie tegengaan. Dit betekent dat ACS-landen niet alleen het misbruik van EU-gelden moeten aanpakken, maar ook tegen corruptie als breder maatschappelijk fenomeen moeten optreden. De aanpak daarvan past in een bredere ontwikkeling die moet leiden tot verbetering van het investeringsklimaat, de ontwikkeling van de private sector, en de decentralisering van overheidstaken. Behalve op overheden is Cotonou ook nadrukkelijk gericht op de participatie van maatschappelijke organisaties en particulieren.
Daarnaast zijn in het kader van Cotonou afspraken gemaakt over conflictpreventie en hulp bij vredesopbouw, duurzaam omgaan met natuurlijke hulpbronnen, terrorismebestrijding, verdere maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur en het Internationaal Strafhof3. In het geval van schendingen van de mensenrechten zijn er bepalingen dat 'passende maatregelen' genomen kunnen worden om een land onder druk te zetten. Deze mogelijkheid is bijvoorbeeld in 2001 bij onrust in Fiji en Ivoorkust toegepast.
Budget
Het budget in het kader van Cotonou voor de periode 2008-2013 bedroeg 22,7 miljard euro. Het geld werd uitgegeven via het Europees Ontwikkelingsfonds5, en nog 2 miljard euro door de Europese Investeringsbank6. Voor de periode 2014-2020 was het budget vastgesteld op 31,6 miljard euro. Daar bovenop maakt de Europese Investeringsbank nog maximaal 2,5 miljard euro vrij voor leningen.
Historie
De Overeenkomst van Cotonou is de laatste in een serie verdragen tussen de ACS-landen en de Europese Unie. Het begon in 1964 met een verdrag gesloten in Yaoundé. Dit verdrag werd gevolgd door Lomé I, II, III en IV. Sinds Lomé IV zijn mensenrechten in het verdrag opgenomen.
Cotonou is getekend in 2000 en in werking getreden in mei 2003. De Overeenkomst heeft een looptijd van 20 jaar. Iedere vijf jaar kan de Overeenkomst herzien worden. In 2005 gebeurde dat voor het eerst en in 2010 werd een verdrag gesloten over een tweede wijziging. In 2015 vond er geen herziening plaats.
Bijna alle landen van sub-Sahara Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan hebben Cotonou getekend. Opvallende uitzondering is Cuba, dat om politieke redenen weigert toe te treden tot het verdrag.
- 1.De Europese Unie (EU) is het belangrijkste samenwerkingsverband in Europa. De deelnemende landen hebben voor deze Unie een aantal organisaties opgericht waaraan zij een deel van hun eigen bevoegdheden hebben overgedragen. Dit zijn onder meer het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Raad en het Europese Hof van Justitie.
- 2.Deze 79 landen uit Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan hebben een speciale relatie met de Europese Unie. De samenwerking dateert al vanaf het ontstaan van de Europese Gemeenschap (EG) en is toegespitst op drie belangrijke hoofdthema's: economische samenwerking, ontwikkelingssamenwerking en het bevorderen van mensenrechten en democratie.
- 3.Het Internationaal Strafhof is een permanent en onfhankelijk hof voor het vervolgen van individuen die verdacht worden van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en genocide. Het behandelt alleen zaken als het land waar het misdrijf is gepleegd, of het land waaruit de dader afkomstig is, aangesloten is bij het Hof. De misdaden moeten na 1 juli 2002 gepleegd zijn. Voorwaarde is ook dat nationale staten, die in principe wel bevoegd zijn, niet in staat of bereid zijn de zaak te onderzoeken of te behandelen.
- 4.De Wereldhandelsorganisatie staat ook bekend als de WTO, de World Trade Organisation. De WTO is erop gericht handel te stimuleren. Dat doet ze door landen te laten onderhandelen over het verlagen van invoertarieven, het afschaffen van regels die de hoeveelheid handel beperken, en het laten gelden van gelijke regels voor alle landen. De WTO kan zelf geen regels maken; er kunnen alleen besluiten worden genomen als alle landen het met elkaar eens worden. Landen kunnen klachten indienen bij de WTO als andere landen zich niet aan die regels houden.
- 5.Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) financierde projecten en programma's gericht op de economische en sociale ontwikkeling in de ACS-landen en de overzeese gebieden. Het EOF was voor de Europese Unie een belangrijk instrument voor de uitvoering van ontwikkelingssamenwerking zoals bepaald in het EU-ontwikkelingsbeleid. Het fonds trad in maart 2015 in werking.
- 6.The European Investment Bank (EIB) is jointly owned by the EU countries. It seeks to: