Verdrag van Amsterdam
Dit Europese verdrag1, waarover de Europese Raad het in juni 1997 eens werd na twee jaar onderhandelen, maakte de weg vrij voor de start van het uitbreidingsproces van de Europese Unie.
Het werd op 2 oktober 1997 ondertekend en trad op 1 mei 1999 in werking.
Contents
Het Verdrag wordt ook wel omschreven als een pas op de plaats. Toch werd er op bepaalde terreinen wel degelijk vooruitgang geboekt in de Europese samenwerking, zoals de democratisering.
Europees Parlement
Het Parlement kreeg op aanzienlijk meer terreinen de rol van medewetgever in de zogenoemde medebeslissingsprocedure2 (onder meer inzake milieu, ontwikkelingssamenwerking, sociaal beleid, vervoer en volksgezondheid).
Uitbreiding taken Europese Unie
Het Verdrag voegt `bevordering van een hoog werkgelegenheidsniveau' toe aan de taken en doelstellingen van de Europese Unie en het bevat een nieuwe titel over werkgelegenheid. Daarbij kreeg de Unie met name een rol op het gebied van coördinatie van nationale werkgelegenheidsstrategieën en uitwisseling van ervaringen. Werkgelegenheidsbeleid blijft een nationale aangelegenheid.
Grondrechten
Het Verdrag brengt voor het eerst uitdrukkelijk grondrechten in het Gemeenschapsrecht, inclusief de mogelijkheid om een lidstaat te straffen wegens schending van deze grondrechten.
Buitenlands en Veiligheidsbeleid
Het Verdrag bevat nieuwe beginselen en verantwoordelijkheden op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Zij beogen het uitdragen van waarden en de bescherming van de belangen van de EU, en hervormingen in de manier waarop de EU optreedt.
In de tweede pijler bevat het Verdrag nieuwe beginselen en verantwoordelijkheden op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), die het uitdragen van waarden en de bescherming van de belangen van de EU beogen, en hervormingen in de wijze van optreden.
Zo kan de Raad, als de Europese Raad gemeenschappelijke strategieën vaststelt, deze vervolgens onder bepaalde voorwaarden ten uitvoer leggen bij gekwalificeerde meerderheid; in andere gevallen kan de (zogeheten constructieve) onthouding van een of meer lidstaten geen beletsel vormen voor een besluit.
Overheveling taken
De samenwerking op het gebied van het vrij verkeer van personen, asiel en immigratie (overschrijding van de binnen- en buitengrenzen) valt niet langer onder de samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken, maar onder het algemene deel van het EG-Verdrag (de zogenaamde eerste pijler).
Vanaf 2004 heeft alleen de Europese Commissie3 het recht voorstellen te doen op dat gebied. De Schengensamenwerking gaat ook deel uitmaken van het Verdrag.
Overheveling taken naar eerste pijler
De samenwerking op het gebied van het vrij verkeer van personen (overschrijding van de binnen- en buitengrenzen), asiel en immigratie werd overgeheveld van de derde pijler - samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken - naar het communautaire deel van het EG-Verdrag (de eerste pijler).
De Europese Commissie3 heeft vanaf 2004 het exclusieve initiatiefrecht voor alle onderwerpen die dan in de eerste pijler vallen. De Schengensamenwerking is het Verdrag binnengehaald. Nu de Britten hun uitzonderingspositie ten aanzien van het Sociaal Protocol hebben opgegeven, zijn ook de bepalingen van dit protocol in het Verdrag opgenomen in de artikelen 136-143 EG-Verdrag.
Geen antwoord op besluitvormingsprobleem
Het Verdrag biedt echter geen antwoord op de vraag hoe de samenwerking in de Unie met een oplopend ledental efficiënt kan blijven. Moeilijke beslissingen over de besluitvorming in de Raad (stemmenweging en besluiten bij gekwalificeerde meerderheid) en de samenstelling van de Commissie werden doorgeschoven naar de toekomst. Pas met het Verdrag van Nice4 (december 2000) werden deze knopen doorgehakt.
- 1.De geschiedenis van de Europese verdragen begint bij de oprichting van de eerste "Gemeenschap", de Europese Gemeenschap voor kolen en staal (de EGKS). Tussen 1952 (EGKS) en 2007 ("Lissabon") zijn negentien verdragen gesloten tussen een steeds toenemend aantal lidstaten.
- 2.This procedure is the standard decision-making procedure used in the European Union, unless the treaties specifically state one of the special legislative procedures is to be applied to a particular subject. Before the Treaty of Lisbon came into force late 2009 it was referred to as the co-decision procedure. The essential characteristic of this procedure is that both the Council of Ministers as well as the European Parliament have a deciding vote in the legislative process, and both institutions may amend a proposal.
- 3.The European Commission is the executive body of the EU and runs its day-to-day business. It is made up of the College of Commissioners, 27 European Commissioners, one for each member state, who are each responsible for one or several policy areas. In addition, the 'Commission' also refers to the entire administrative body that supports the Commissioners, consisting of the Directorates-General and the Services.
- 4.Dit Europese verdrag heeft institutionele hervormingen mogelijk gemaakt die met het oog op de uitbreiding van de Europese Unie met de tien landen in het oosten en zuiden van Europa noodzakelijk waren. Het Verdrag van Nice is op 1 februari 2003 in werking getreden.