Plenaire vergadering Eerste Kamer - Main contents
De vergadering van alle 75 Eerste Kamerleden i noemen we de plenaire vergadering. Deze wordt geleid door de Eerste Kamervoorzitter i en wordt gehouden in de historische plenaire zaal. De vergaderzaal bevat een publieke tribune en vergaderingen zijn online te volgen. Alle plenaire vergaderingen zijn openbaar. De vergaderingen worden in de regel gehouden op dinsdagen, maar bij (hoge) uitzondering kan er ook op maandagavond en woensdag vergaderd worden.
Er wordt onder meer gesproken over:
-
-bespreking van wetsvoorstellen
-
-stemming over wetsvoorstellen
-
-bespreking van beleidsonderwerpen (o.a. beleidsdebatten over begrotingen)
-
-bespreking en stemming over moties
-
-interpellatiedebatten
-
-bespreking van zaken betreffende de interne orde en huishouding
De plenaire vergadering wordt bijeengeroepen door de Voorzitter of op (gemotiveerd) verzoek van 8 leden. Om te mogen vergaderen, moeten ten minste 38 leden de presentielijst hebben getekend (het quorum i). Een stemming kan alleen plaatsvinden als ten minste 38 leden aanwezig zijn.
Alle leden hebben het recht om het woord te voeren, maar in de praktijk wijst iedere fractie i één (of twee) spreker(s) aan. Zij geven een oordeel over het wetsvoorstel en stellen vragen aan de indieners van het voorstel (ministers, staatssecretarissen of Tweede Kamerleden).
Als de leden van de Eerste Kamer het woord hebben gevoerd, geven de indieners van het wetsvoorstel een reactie.
Het is gebruikelijk dat er een tweede termijn plaatsvindt, waarbij dezelfde volgorde wordt gevolgd. Eerst spreken leden van de Eerste Kamer (ook wel repliek genoemd), vervolgens komen de indieners van het wetsvoorstel met antwoorden (ook wel dupliek genoemd).
In tegenstelling tot de Tweede Kamer i heeft de Eerste Kamer geen recht van amendement i; de leden kunnen vragen stellen, commentaar geven, vragen om toezeggingen en over het wetsvoorstel stemmen, maar er geen veranderingen in aanbrengen. Veranderingen kunnen wel voorgesteld worden door middel van een novelle i - een wetsvoorstel tot wijziging van een wetsvoorstel.
De Eerste Kamer i kan via een stemming een besluit nemen. Aan het einde van de openbare behandeling, nadat het debat over een (wets)voorstel afgerond is, stelt de voorzitter i voor tot stemming over te gaan.
Voordat de stemming begint, kunnen leden nog kort verklaren waarom ze vóór of tegen het wetsvoorstel zullen stemmen, de zogenaamde stemverklaring.
De stemming wordt uitgesteld tot de eerstvolgende vergadering indien daarom door een lid wordt gevraagd (bijvoorbeeld als nader beraad nodig is). Een stemming is alleen geldig als daaraan ten minste 38 leden meedoen.
De voorzitter bepaalt de spreektijd over een voorstel van orde en een interpellatie. Ook kan de voorzitter bij discussies over andere zaken dan wetsvoorstellen, waaronder begrotingsdebatten, maximumspreektijden per fractie voorstellen voor de eerste termijn. Hierbij moet rekening gehouden worden met de grootte van de fracties. In de tweede termijn zullen de fracties maximaal de helft van de spreektijd krijgen die voor de eerste termijn was vastgesteld. Het is de voorzitter ook toegestaan een maximum voor beide termijnen samen vast te stellen. De leden mogen dan zelf beslissen over de verdeling hiervan.
Als een lid de toegekende spreektijd overschrijdt, kan de voorzitter de spreker het woord ontnemen. Het is niet mogelijk tegen deze beslissing een beroep op de Kamer te doen.
Voor de gang van zaken in de plenaire vergadering (spreken, wijze van stemmen, de orde) gelden vaste regels. Die staan in het Reglement van Orde i.
Een vergaderloze periode van het parlement heet reces. Dergelijke perioden komen als regel voor in de zomermaanden (juli, augustus), voor en na Kerstmis en in het voorjaar. Dat wil niet zeggen dat alle Kamerleden al die weken op vakantie zijn. Sommigen lopen tijdens het reces stage of brengen werkbezoeken, andere leden studeren of lezen vakliteratuur. Altijd is een aantal leden stand-by voor het geval er iets belangrijks gebeurt. De Kamerleden kunnen wel altijd schriftelijk vragen stellen, zodat ze toch hun controlerende taak kunnen blijven uitoefenen.
Meer over