Recht van enquête
De Tweede Kamer1, de Eerste Kamer2 en de Verenigde Vergadering3 hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
Het enquêterecht is uitgewerkt in de Wet op de parlementaire enquête (WPE). Deze geeft de Kamers allerlei specifieke onderzoeksrechten zoals de verplichting voor getuigen zich onder ede te laten verhoren.
Soms wordt het om politieke redenen onwenselijk geacht om van enquêtebevoegdheden gebruik te maken, of wordt het onder ede verhoren van getuigen niet nodig geacht. In dergelijke gevallen kan voor de beknopte enquête worden gekozen, die in opzet flexibeler is.
Contents
De huidige Wet op de Parlementaire Enquête komt uit 2008. Een commissie onder leiding van PvdA'er Klaas de Vries4 kreeg destijds de opdracht via een initiatiefvoorstel de wet aan te passen5 op basis van de ervaringen met de toen recent gehouden enquêtes. In 2016 besloot de Tweede Kamer tot een vijfjarig experiment met parlementaire ondervraging6, een verkorte vorm van een parlementaire enquête. In 2023 werd besloten de vorm als 'bekopte parlementaire enquête' te laten voortbestaan.
Sinds 2017 was er een voorstel tot wijziging van de wet in behandeling naar aanleiding van de evaluatie van parlementaire enquêtes. Die wijziging ging onder andere over een verplichte geluidsregistratie van alle verhoren. Het wetsvoorstel is in 2018 aangenomen.
De Reglementen van Orde7 van Tweede en Eerste Kamer bevatten bepalingen over enquêtes. Voor het houden van een parlementaire enquête is een meerderheidsbesluit van de desbetreffende Kamer nodig. In dat geval wordt een enquêtecommissie ingesteld die een onderzoeksopdracht mee krijgt. Pogingen in 1980 - vooruitlopend op de algehele Grondwetsherziening van 1983 - en in 1985 om van het recht een minderheidsrecht te maken strandden.
De commissie kiest zelf een voorzitter en ondervoorzitter(s). Aan de commissie wordt een ambtelijke staf toegevoegd. De commissie werkt de onderzoeksvragen verder uit, doet onderzoek en/of besteed onderzoek uit aan derden, organiseert de verhoren en brengt vervolgens een eindverslag uit aan de Kamer. Dat verslag wordt dan meestal in de Kamer met het kabinet8 of leden van het kabinet besproken.
Informatie- en verschijningsplicht
In de Wet op de Parlementaire Enquête 2008 is de verplichting vastgelegd om, als de enquêtecommissie daar om vraagt, informatie te verschaffen of te verschijnen als getuige of deskundige.
Deze plicht geldt voor alle Nederlanders, alle ingezetenen en andere in Nederland verblijvende personen. Daarnaast vallen ook alle binnen het grondgebied van het Rijk gevestigde rechtspersonen hier onder. Als getuigen of deskundigen niet meewerken kunnen zij voor zes maanden worden gegijzeld. De getuige wordt dan in het gebouw waar de enquêtecommissie de verhoren afneemt, vastgehouden. Zodra iemand bereid is te antwoorden, houdt de gijzeling op.
De verhoren
Getuigen en deskundigen van 16 jaar en ouder worden door de commissie onder ede verhoord. Zij moeten verklaren of beloven dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen. Hierdoor is vervolging wegens meineed mogelijk, als blijkt dat een valse getuigenis is afgelegd. Ook kan proces-verbaal worden opgemaakt als iemand weigert de eed af te leggen of antwoord te geven.
De verhoren van getuigen en deskundigen vinden in het openbaar plaats. Wel kan er, 'om gewichtige redenen', toe besloten worden een verhoor geheel of gedeeltelijk besloten af te nemen. Een getuige mag zich tijdens het verhoor laten bijstaan. Een enquêtecommissie kan, eveneens 'om gewichtige redenen', besluiten dat de getuige zonder bijstand wordt gehoord. Het is overigens niet gebruikelijk dat getuigen zich openlijk laten bijstaan.
Uitzonderingen op openbaarmaking
Getuigen hoeven geen dingen te vertellen waarover ze vanwege hun ambt, beroep of betrekking niks mogen zeggen. Geheimen die bij het bekend worden onevenredige schade zouden toebrengen aan de uitoefening van een beroep of het belang van een onderneming (of aan de werkgever van een werknemer) hoeven evenmin verteld te worden.
Ook zaken die het staatsbelang schaden mogen geheim blijven. Beraadslagingen in de ministerraad9 mogen niet openbaar worden gemaakt, tenzij de ministerraad op verzoek van de enquêtecommissie een uitzondering maakt voor ondervraging over specifieke in de ministerraad gevallen beslissingen en de gronden waarop deze rusten. Er bestaat een mogelijkheid dat de minister-president10 een uittreksel ondertekent met de in de ministerraad genomen beslissingen.
Bevoegdheden enquêtecommissie
Sinds 2008 heeft de enquêtecommissie het recht om schriftelijk inlichtingen te vorderen. Ook heeft zij het recht plaatsen te betreden, zoals het Openbaar Ministerie dat nu al heeft in strafzaken. Verder heeft de enquêtecommissie twee nieuwe dwangmiddelen gekregen om medewerking af te dwingen. Zij kan de rechter vragen een dwangsom op te leggen of de politie in te schakelen.
Van 1852 - 1887 hield de Tweede Kamer acht enquêtes. Daarna raakte het instrument van de parlementaire enquête bijna honderd jaar lang in onbruik. Na de oorlog werd een enquête ingesteld om (achteraf) controle uit te kunnen oefenen over de parlementsloze periode 1940 - 1945. Maar ook daarna verdween het instrument lange tijd in de la.
Het enquêterecht werd nieuw leven ingeblazen nadat in 1977 werd geregeld dat ook ministers (en ambtenaren) onder ede kunnen worden verhoord. Sindsdien zijn er weer geregeld enquêtes, als eerste in 1983 - 1984 de geruchtmakende RSV-enquête11.
Verslag
De enquêtecommissie brengt verslag uit aan de Tweede Kamer. Daarin staan conclusies en aanbevelingen, zowel voor de regering als voor het parlement. De Tweede Kamer bespreekt het verslag met de commissie. Daarna volgt, als regel enkele weken daarna, een debat met het kabinet over de uitkomsten van de enquête.
Politieke gevolgen
Enkele enquêtes hadden politieke gevolgen. Zo traden naar aanleiding van de paspoortenquête12 minister Van Eekelen13 en staatssecretaris Van der Linden14 af. In december 2002 trad demissionair minister van Defensie Korthals15 af naar aanleiding van de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid16.
Soms waren er indirecte gevolgen of was een crisis juist reden voor een enquête. In 1994 traden de ministers Van Thijn17 en Hirsch Ballin18 af naar aanleiding van de IRT-affaire, waarover later de IRT-enquête19 werd gehouden. De Srebrenica-crisis20 vormde in 2002 de aanleiding voor de val van het kabinet-Kok II21. Ook over Srebrenica22 kwam daarna een parlementaire enquête.
Het is niet noodzakelijk dat de uitkomst van een enquête tot aftreden van bewindspersonen leidt. Belangrijker zijn waarheidsvinding en aanbevelingen over toekomstig beleid en wetgeving. Zo leidde de enquête over de sociale zekerheid23 tot een andere organisatie van toezicht op en uitvoering van de sociale zekerheid.
De Eerste Kamer2 heeft sinds 1887 het recht van enquête, maar heeft dat nog nooit gebruikt. Wel is wel eens aan de orde geweest het te gaan gebruiken zoals in 1981, toen een voorstel werd gedaan voor het houden van een enquête naar de contracten over de verwerking van kernafval. Daar was geen meerderheid voor te vinden. De Eerste Kamerleden Mol25 (PvdA), Trip26 (PPR) en Vis27 (D66) hadden dit voorstel ingediend, omdat zij meenden dat de Eerste Kamer als medewetgever recht had om kennis te kunnen nemen van alle relevante stukken.
Ook in 2001 werd nog over een mogelijk in te stellen enquête naar de zorg gesproken, maar op voorhand had de VVD-fractie in de Eerste Kamer al laten weten daar geen behoefte aan te hebben. Het voorstel verdween tijdens een procedurevergadering van de betrokken Kamercommissie van tafel.
Wel heeft de Eerste Kamer wel eens parlementaire onderzoek28 uitgevoerd. In 1962 - 1963 was er een klein onderzoek naar fraude bij de handel in schroot29. In 2011 - 2012 voerde een Eerste Kamercommissie30 een veel breder onderzoek uit naar de parlementaire besluitvorming over privatiseringen en verzelfstandiging van overheidsdiensten31 in de periode 1990 - 2010. Ook in de aanloop naar dat onderzoek was eerst sprake van een enquête.
Meer over
- 1.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 2.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 3.De gezamenlijke vergadering van beide Kamers van de Staten-Generaal (de Tweede en Eerste Kamer) heet Verenigde Vergadering. De voorzitter van de Eerste Kamer leidt deze vergadering (artikel 62 Grondwet).
- 4.Dominante PvdA-politicus met een grote staat van dienst. Zoon van een protestantse Limburgse leraar. Studeerde staatsrecht na eerst in de VS een opleiding voor acteur te hebben gevolgd. Onderscheidde zich in de Tweede Kamer al jong als defensiewoordvoerder en was daarna onder meer fractiesecretaris en voorzitter van de enquêtecommissie bouwsubsidies. Na hoofddirecteur van de VNG en voorzitter van de SER te zijn geweest, keerde hij in 1998 terug in de Haagse politiek als minister van Sociale Zaken in het kabinet-Kok II. In 1999 stapte hij over naar Binnenlandse Zaken. Kwam in 2002 als één van de weinige paarse ministers terug in de Kamer en dong mee naar het leiderschap van de PvdA. Kruiste vaak de degens met minister Verdonk over het asielbeleid. Na 2007 acht jaar een prominent Eerste Kamerlid. Scherp debater, die met een nuchtere zakelijkheid zijn tegenstanders nooit spaarde.
- 5.In het voorjaar van 2004 vond het parlement dat de Wet op de Parlementaire Enquête aan vernieuwing toe was. Ook moest er een wettelijke regeling komen voor een parlementair onderzoek dat niet de vorm van een enquête heeft. Aanleiding hiervoor waren enquêtes en onderzoeken in het recente verleden, zoals de Bouwenquete en het Parlementair onderzoek infrastructuurprojecten, waarbij bleek dat de huidige wet niet voldeed. Een commissie onder leiding van PvdA'er Klaas de Vries kreeg de opdracht om een nieuw initiatiefvoorstel Wet op de Parlementaire Enquête te maken.
- 6.De parlementaire ondervraging was tussen 2016 en 2023 een tijdelijk experimenteel instrument van de Tweede Kamer. Het was een tussenvorm tussen een parlementair onderzoek en een parlementaire enquête. Net als bij een parlementaire enquête waren getuigen bij een parlementaire ondervraging verplicht om te verschijnen en werden zij onder ede gehoord. Aan een parlementaire ondervraging hoefde echter geen uitgebreid dossieronderzoek vooraf te gaan, wat bij de enquête wel het geval is. Begin juli 2023 stemde de Tweede Kamer er mee in de parlementaire ondervraging een permanent instrument van de Kamer te maken onder de naam 'beknopte parlementaire enquete'.
- 7.Een Reglement van Orde bevat regels over de gang van zaken in een vergadering, bijvoorbeeld van de Tweede en Eerste Kamer en van de ministerraad. Het gaat dan bijvoorbeeld om de wijze van besluitvorming, de volgorde van spreken door aanwezigen en het vastleggen van besluiten. Het reglement wordt door de organisatie waarvoor het van toepassing is zelf vastgesteld.
- 8.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 9.De ministerraad is de vergadering van alle ministers onder leiding van de minister-president. Alle ministers, ook de ministers zonder portefeuille, maken deel uit van de ministerraad en hebben daarin stemrecht. Staatssecretarissen hebben alleen toegang als zij zijn uitgenodigd. In de ministerraad wordt overlegd over het algemene regeringsbeleid. De leden dragen hiervoor een collectieve verantwoordelijkheid.
- 10.De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
- 11.In 1983-1984 werd een parlementaire enquête gehouden naar de ondergang van het scheepsnieuwbouwbedrijf Rijn-Schelde-Verolme (RSV). Dat bedrijf was eind jaren '60 mede onder druk van de overheid door een fusie ontstaan. Aan het concern was jarenlang door de overheid forse financiële steun verleend van zo'n 2,2 miljard gulden, maar uiteindelijk ging het bedrijf in 1983 toch ter ziele.
- 12.In 1988 werd een parlementaire enquête gehouden naar de mislukte poging om een nieuw, fraudebestendig (Europees) paspoort in te voeren. Sinds 1984 werd daaraan gewerkt. De Staat der Nederlanden sloot een contract met de organisatie KEP, een samenwerkingsverband van Kodak, Philips en Elba, een Schiedamse drukkerij. KEP bleek in april 1988 niet in staat zijn verplichtingen na te komen.
- 13.VVD-politicus met grote internationale belangstelling. Begon zijn loopbaan als diplomaat en werd daarna topambtenaar op Buitenlandse Zaken. Kort na zijn verkiezing tot Tweede Kamerlid al staatssecretaris van Defensie in het kabinet-Van Agt I. In het kabinet-Lubbers I staatssecretaris van Europese Zaken. Trad in 1988 af als minister van Defensie in het kabinet-Lubbers II vanwege zijn eerdere verantwoordelijkheid in de paspoortaffaire. Werd vervolgens secretaris-generaal van de West-Europese Unie en Eerste Kamerlid. Hoffelijke diplomaat, die vurig verdediger was van zowel de Atlantische als de Europese samenwerking.
- 14.CDA-politicus en volbloed Europeaan, die zijn lange politieke loopbaan begon bij de KVP-jongerenorganisatie en eindigde als voorzitter en prominent lid van de Eerste Kamer. Was ambtenaar in Brussel en werd vanaf 1977 in de CDA-Tweede Kamerfractie Europa- en landbouwspecialist. Kreeg in Limburg, waar men sprak van 'Us Reneke', altijd veel voorkeurstemmen. In 1986 staatssecretaris voor Europese Zaken in het kabinet-Lubbers II. Moest twee jaar later noodgedwongen opstappen vanwege de uitkomst van de Paspoortenquête. Keerde kort daarna terug in de Tweede Kamer, waarvan hij tot en met 1998 lid bleef. Als Eerste Kamerlid voorzitter van de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties en in 2009-2011 Kamervoorzitter. Was in 2005-2008 tevens voorzitter van het parlement van de Raad van Europa.
- 15.Rotterdamse advocaat die in de VVD tot de vooruitstrevende vleugel hoorde. Kwam in 1982 in de Tweede Kamer en maakte deel uit van de enquêtecommissie RSV. Nam in tegenstelling tot Joekes afstand van de negatieve conclusie over zijn partijgenoot Van Aardenne. Woordvoerder justitie en studiefinanciering. Klom later op tot vicefractievoorzitter. Minister van Justitie in het kabinet-Kok II en van Defensie in het kabinet-Balkenende I. Trad af nadat in het rapport van enquêtecommissie bouwfraude was geconcludeerd dat hij de Kamer onvolledig had geïnformeerd. Tegenstander van te grote inperking van de persoonlijke levenssfeer. Hem werd soms verweten tamelijk lui te zijn, maar hij bracht niettemin de nodige wetgeving tot stand. Was in 2011-2014 voorzitter van de VVD.
- 16.Op 5 februari 2002 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête in stellen naar de aard en omvang van de fraude in de bouw. Verder zou worden bekeken of Justitie voldoende in staat was hiertegen op te treden. De enquêtecommissie stond onder voorzitterschap van Marijke Vos.
- 17.Amsterdamse, gepassioneerde sociaaldemocraat, die als Joodse jongen de bezetting overleefde en daarna een onvermoeibaar mensenrechtenstrijder werd. Vanuit de WBS, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, spoedig raadslid in Amsterdam en vooraanstaand Tweede Kamerlid, dat zich met binnenlandse zaken en verkeer bezighield. Ten tijde van het kabinet-Den Uyl fractievoorzitter en in 1977 onderhandelaar bij de mislukte formatie. Werd daarna (opnieuw) woordvoerder staatkundige vernieuwing en in 1981 minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. Vanaf 1983 tien jaar een populaire burgemeester van Amsterdam die veel betrokkenheid toonde met de stad in alle facetten. Keerde in 1994 terug als minister, maar de IRT-affaire dwong hem tot voortijdig aftreden. Speelde als senator in 2005 een cruciale rol bij het 'afschieten' van het voorstel voor de gekozen burgemeester. Goed bestuurder en debater; cultuur- en sportliefhebber.
- 18.Christendemocratische rechtsgeleerde en politicus die twee perioden minister van Justitie was. Zoon van een Joodse, Duitse vluchteling. Stapte in 1989 over van de Tilburgse universiteit naar het kabinet-Lubbers III en had aanvankelijk het imago van een studeerkamergeleerde en zedenmeester. Trad kort voor de verkiezingen van 1994 af vanwege de IRT-affaire en werd nadien Tweede en Eerste Kamerlid. Werd in 2000 staatsraad, maar keerde in 2006 terug als minister van Justitie en bleef dat opnieuw vier jaar. Was in 2010 tevens minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bekwaam wetgever die als vurig verdediger van de rechtsstaat gezag had. Workaholic en voor alles jurist.
- 19.In december 1994 begon een parlementaire enquête naar het IRT (Interregionaal rechercheteam Noord-Holland/Utrecht) en de gehanteerde opsporingsmethoden in het kader van de aanpak van de (zware) drugscriminaliteit. De affaire brak los na het verschijnen van het rapport van de Commissie-Wierenga in maart 1994.
- 20.Op 16 april 2002 boden de ministers en staatssecretarissen van het tweede kabinet-Kok hun ontslag aan naar aanleiding van het rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) over het bloedbad bij Srebrenica. In dit rapport werden de gebeurtenissen uiteengezet die in juli 1995 tot de moord door Serviërs op 7000 Bosnische mannen hadden geleid. Daarbij werd vooral ingegaan op de rol van het Nederlandse VN-bataljon (Dutchbat), dat de bevolking had moeten beschermen.
- 21.Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
- 22.In april 2002 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête te houden naar de gebeurtenissen rond de uitzending van militairen naar Srebrenica. Reden voor de enquête was onder meer een rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), op basis waarvan het kabinet-Kok II zijn ontslag had aangeboden.
- 23.In 1992-1993 werd een parlementaire enquête gehouden naar het functioneren van de organen belast met de uitvoering van de sociale verzekeringswetten. De enquête werd ingesteld na een kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer over de uitvoeringspraktijk.
- 24.De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht komt er op neer dat de Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp om op die manier de regering te controleren. Bij een parlementaire enquête zijn getuigen, in tegenstelling tot bij een 'gewoon' onderzoek, verplicht te verschijnen en vinden de verhoren onder ede plaats.
- 25.Eerste Kamerlid voor de PvdA uit Zeeland, die woordvoerder economische zaken en landbouw was. Maakte naam door met Trip en Vis een voorstel voor het houden van een parlementaire enquête in te dienen; een voorstel dat het overigens niet haalde. Voorzitter van de commissie voor Economische Zaken. Werd in 1981 wel herkozen, maar hij trok zich voor zijn beëdiging terug. Reden was onder meer dat hem in de fractie geen ruimte was gelaten voor een afwijkend standpunt over het abortusvoorstel van het kabinet-Van Agt.
- 26.PPR-minister en -senator. Was afkomstig uit het bedrijfsleven en daarna bestuursvoorzitter van de universiteit van Utrecht. Weigerde in 1972 nog een plaats in het schaduwkabinet, maar trad wel toe tot het kabinet-Den Uyl. Was daarin als minister van Wetenschapsbeleid de minst opvallende minister. Met Van Doorn had hij wel de nodige invloed op de besluitvorming, onder andere bij het besluit de Oosterschelde niet af te sluiten. Legde zijn wetenschapsbeleid vast in een nota, die brede steun kreeg. Na zijn ministerschap senator. Rustige, beminnelijke man die goed lag in parlement en kabinet.
- 27.Staatsrechtgeleerde die lange tijd een vooraanstaande D66-senator was. Aanvankelijk parlementair journalist bij onder meer NRC Handelsblad en later hoogleraar staatsrecht in Groningen. Als Eerste Kamerlid mede-initiatiefnemer van een voorstel voor een enquête en interpellant, toen minister Deetman buiten de Kamervergadering met aftreden had gedreigd om zo de CDA-fractie onder druk te zetten. Vooral door een heldere betoogtrant en een sterk analytisch vermogen had hij in de Senaat veel gezag. Had in 1994 als informateur een belangrijk aandeel in de totstandkoming van het eerste paarse kabinet. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad. Mede-auteur van een standaardwerk over parlementaire geschiedenis.
- 28.De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.
- 29.Op 19 juni 1962 besloot de Eerste Kamer een onderzoekscommissie in te stellen nadat de regering een nota had uitgebracht over de zogenoemde schrootaffaire. Het ging daarbij om mogelijke betrokkenheid van ambtenaren bij fraude met handel in schroot. De commissie hoorde daarover diverse personen, onder wie de ministers De Pous en Beerman. Op 22 april 1963 bracht de commissie verslag uit. Dat werd op 7 en 8 mei 1963 besproken met minister Beerman.
- 30.De Eerste Kamer heeft twaalf vaste commissies. Deze commissies houden zich met een bepaald beleidsterrein bezig. Zij spelen een belangrijke rol bij de behandeling van wetsvoorstellen. Er zijn soms ook bijzondere commissies. Daarnaast is er een College van Voorzitter en Ondervoorzitters, die alleen gericht is op de interne organisatie.
- 31.Op 4 oktober 2011 besloot de Eerste Kamer een parlementair onderzoek in te stellen naar privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten in de periode 1990-2010. Het was voor het eerst dat de Eerste Kamer een dergelijk onderzoek hield.
- 32.Het parlement heeft onder meer de taak de regering te controleren. De Eerste en Tweede Kamer hebben daarom het recht om een onderzoek naar een bepaalde zaak in te stellen. Dit kan sinds juli 2023 de vorm van een parlementair onderzoek, beknopte parlementaire enquete of een reguliere parlementaire enquête hebben.
- 33.In 1983 werd voor het eerst na ruim een kwart eeuw weer een parlementaire enquête gehouden. Die enquête, naar de ondergang van het concern Rijn-Schelde Verolme (RSV), werd een succes. Het onderzoek door de commissie onder voorzitterschap van de CDA'er Van Dijk en van de vicevoorzitters Van Dam (PvdA) en Joekes (VVD) trok veel publieke belangstelling en het eindrapport werd geprezen. Wel bleek dat een rapport van een enquêtecommissie politiek gevoelig kan zijn.