Artikel 3:

2
Artikel 3
4

De rechters zijn vrijgesteld van rechtsvervolging. Met betrekking tot hetgeen zij in hun officiƫle hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, blijven zij deze immuniteit genieten ook nadat zij hun ambt hebben neergelegd.

Het Hof kan, in voltallige zitting, de immuniteit opheffen.

Ingeval tegen een rechter wiens immuniteit is opgeheven, een strafvervolging wordt ingesteld, kan hij in elk der Lid-Staten slechts worden berecht door de instantie, welke bevoegd is tot berechting van de leden van het hoogste nationale rechterlijke college.