Vernieuwing kiesstelsel - Main contents
Nederland heeft een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging i. Dat betekent dat elke partij het aantal zetels in het parlement krijgt dat overeenkomt met het percentage stemmen, met inachtneming van de kiesdeler i. Het systeem van evenredige vertegenwoordiging kent verschillende voordelen, maar onderdelen van het Nederlandse kiesstelsel staan regelmatig ter discussie. Veel van die debatten hebben te maken met de verhouding tussen kiezer en gekozene.
Het huidige stelsel zou de vermeende kloof tussen politiek en burger vergroten, omdat alleen de lijsttrekkers van de partijen en soms de nummers twee en drie van een kandidatenlijst in beeld zijn bij kiezers. Bovendien is er geen persoonlijke of regionale band tussen kiezer en parlementariër. In 2005 deed toenmalig minister De Graaf een poging een tweestemmenstelsel in te voeren, maar zijn wetsvoorstel werd ingetrokken.
De Staatscommissie parlementair stelsel i constateerde in 2018 dat een groot deel van de kiezers zich niet goed vertegenwoordigd voelt in Tweede en Eerste Kamer. De commissie kwam met een aantal aanbevelingen om dat te verbeteren zodat ook het vertrouwen van de burger in de politiek kan groeien. Op dit moment heeft de regering een wet in voorbereiding die zorgt voor een sterker mandaat van voorkeurszetels: het wetsvoorstel 'Met één stem meer keus'.
Contents
Sinds de Grondwetsherziening van 1917 kent Nederland een kiesstelsel op basis van evenredige vertegenwoordiging. Dit betekent dat de uitgebrachte stemmen evenredig verdeeld worden over het aantal beschikbare zetels in een vertegenwoordigend lichaam, zoals de Tweede Kamer. Alle stemmen op kandidaten van dezelfde partij worden vervolgens bij elkaar opgeteld en gedeeld door de kiesdeler i (de hoeveelheid uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal beschikbare zetels). Het aantal zetels dat een partij krijgt is gelijk aan het aantal keren dat zij de kiesdeler volledig behalen, waarna de restzetels i worden verdeeld volgens het systeem van grootste gemiddelden.
De zetels die een partij gekregen heeft worden dan verdeeld in de volgorde van de door de partijen opgestelde kandidatenlijst. Kandidaten die echter meer dan 25% van de kiesdeler aan voorkeurstemmen i hebben gekregen worden bovenaan geplaatst. Als er na de verkiezingen een zetel vrij komt in de Kamer (bijvoorbeeld omdat een pas verkozen Kamerlid plaats neemt in de regering) gaat deze naar de eerstvolgende persoon op de kandidatenlijst.
Centraal in het concept van evenredige vertegenwoordiging staat het begrip representatie. Het Nederlandse parlement wordt geacht de gehele Nederlandse bevolking te representeren. Dat staat in artikel 50 Grondwet i. Het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging kan gezien worden als gevolg van die opvatting. In dat systeem telt immers iedere stem en is het mandaat van de kiezer het sterkst.
Minderheden
Het belangrijkste voordeel van ons huidige stelsel van evenredige vertegenwoordiging is het feit dat politieke minderheden zich ook kunnen laten horen. Het feit dat Nederland een erg lage kiesdrempel heeft (slechts 0,67 %) draagt daartoe bij. Op die manier kan iedere politieke minderheid zich vertegenwoordigd voelen in het parlement en is er ook ruimte voor kleine partijen.
Die kleine partijen hebben echter niet alleen de functie van het vertegenwoordigen van hun achterban. Zij kunnen het zich ook veroorloven om een positie in te nemen die verder af staat van het politieke midden, zowel aan de rechter- als de linkerkant. Dergelijke partijen hebben daardoor een belangrijke functie in het stimuleren van het politieke debat. Zulke partijen hebben een podium nodig en het parlement is daar bij uitstek geschikt voor.
Compromissen
Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zorgt er in de regel voor dat er altijd meer dan twee partijen in het parlement zitten, waarbij niet één de absolute meerderheid heeft. Dit zorgt ervoor dat partijen samen besluiten moeten nemen en dus compromissen moeten sluiten. Die compromissen hebben een positief effect. Ze zorgen er namelijk voor dat partijen een manier zoeken waarop veel mogelijk mensen zich kunnen verenigen met het gevoerde beleid en dat partijen niet alleen het belang van hun eigen kiezers verdedigen.
Representatie
Politieke partijen hebben een rekruteringsfunctie. Dat betekent dat zij de kandidaten voor hun kieslijsten selecteren, waar de kiezer vervolgens op kan stemmen. In het huidige systeem zijn partijen in staat om balans aan te brengen in hun lijsten. Zo kunnen met name grote fracties waken voor een goede verhouding tussen geslacht, ervaring en etniciteit, maar er ook voor zorgen dat de Kamerfractie voldoende expertise op verschillende gebieden heeft. Zo is er een grote kans dat kiezers zich vertegenwoordigd voelen.
Relatie kiezer - parlementariër
Het huidige kiesstelsel stimuleert niet dat de volksvertegenwoordigers een sterke band onderhouden met de (groepen) kiezers die hen gekozen hebben. Andersom stimuleert het ook geen directe betrokkenheid van de kiezer bij het door hen gekozen Kamerlid. Dat komt omdat in het huidige systeem de meeste Kamerleden hun zetel te danken hebben aan hun plaats op de kandidatenlijst van hun partij en niet aan het aantal stemmen op hen persoonlijk. De meeste kiezers stemmen namelijk op de lijsttrekker van een partij. Door het gebrek aan onderlinge betrokkenheid kan de afstand tussen burger en politiek groot lijken.
Mandaat individueel kamerlid
Naast het gebrek aan een persoonlijke band tussen kiezer en gekozene zit er nog een nadeel aan het feit dat de meeste Kamerleden op de slippen van hun lijsttrekker in de Kamer komen. Als er een breuk ontstaat tussen een Kamerlid en zijn fractie is het voor een Kamerlid in het huidige systeem mogelijk om een eigen fractie te beginnen met een beroep op het feit dat hij of zij door de kiezer gekozen is. Voor een Kamerlid dat in de Kamer gekomen is vanwege de plaats op de kandidatenlijst valt dat echter te betwijfelen.
Ongekozen regering
Waar kiezers in het huidige stelsel nauwelijks invloed op hebben, is wie er na de verkiezingen uiteindelijk aan de macht komen. Een stelsel van evenredige vertegenwoordiging leidt er namelijk meestal toe dat geen enkele partij de absolute meerderheid haalt. Dat betekent dat partijen na de verkiezingen een coalitie i moeten gaan vormen die het land gaat regeren. De kiezer heeft echter geen invloed meer op wie uiteindelijk met elkaar gaan regeren. Evenmin heeft de kiezer invloed op de compromissen die partijen met elkaar sluiten om tot samenwerking te kunnen komen. Daarom heeft de Staatscommissie parlementair stelsel voorgesteld een gekozen formateur i in te voeren.
De Staatscommissie onder leiding van Johan Remkes i deed in haar eindrapport enkele voorstellen om het huidige kiesstelsel te verbeteren. Deze voorstellen laten het stelsel van evenredige vertegenwoordiging ongemoeid en zouden de binding tussen kiezer en (regionale) vertegenwoordiger moeten vergroten. Zo zou de kiezer kunnen stemmen op óf een partij óf een - herkenbare (regionale) - kandidaat van die partij. Voorkeurstemmen zouden op die manier een sterker mandaat opleveren.
In reactie op dit voorstel van de Staatscommissie is de regering aan de slag gegaan met het wetsvoorstel Met één stem meer keus. Op 16 juni 2022 maakte de Raad van State een advies over dit conceptwetsvoorstel i openbaar, waarin fundamentele kritiek werd geuit op dit idee. De Raad van State stelt dat de probleemanalyse bij het voorstel tekort schiet, dat er sprake is van een ongelijke weging van stemmen, dat het versplintering in de hand werkt, en dat de gevolgen voor lokale overheden niet doordacht zijn.
Op basis van dit advies liet de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Hanke Bruins Slot i onderzoek doen door de Universiteit Leiden naar de weging van stemmen en het effect van het wetsvoorstel. Op 17 juli 2023 werden deze onderzoeksrapportages openbaar en gaf de minister in een brief aan het wetsvoorstel te zullen herschrijven en opnieuw in te dienen.
Hogere drempel voor partijen
Volgens de Staatscommissie Parlementair Stelsel zou ook de drempel voor partijen, om aan verkiezingen mee te willen doen, verhoogd moeten worden. Daarmee zouden groeperingen met te weinig draagvlak geweerd worden. Concrete maatregelen hiervoor zijn verhoging van de waarborgsom i voor nieuwe politieke partijen en het verhogen van het vereiste aantal handtekeningen dat nodig is om aan verkiezingen deel te nemen.
Kabinet-Balkenende IV: verlaging voorkeurdrempel
Het kabinet-Balkenende II i wilde een voorkeurdrempel bij de Tweede Kamerverkiezingen verlagen van 25 procent naar 12,5 procent van de kiesdeler. Daartoe diende het kabinet op 21 december 2005 een wetsvoorstel (30.418) in. Hierdoor zouden kandidaten makkelijker via voorkeurstemmen in de Tweede Kamer kunnen komen: naar schatting zou een kandidaat ongeveer 7500 stemmen nodig hebben om op deze manier gekozen te worden.
Het voorstel werd op 28 juni 2006 behandeld in de Tweede Kamer, maar kwam niet in stemming vanwege de kabinetscrisis die daarna ontstond. Op 1 september 2006 werd dit voorstel door de nieuwe minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, Atzo Nicolaï i, ingetrokken, omdat de relatie tussen kiezer en gekozene er volgens hem niet mee gediend was. Het gevaar voor cliëntelisme ligt namelijk op de loer als een Kamerlid nog maar heel weinig kiezers vertegenwoordigt.
Minister De Graaf: twee stemmen per kiezer
Het kabinet-Balkenende II wilde ook een nieuw kiesstelsel invoeren waarin kiezers twee stemmen uitbrengen: één op de landelijke lijst van een politieke partij en één op een districtskandidaat. De bedoeling van het voorstel van minister De Graaf i was de band tussen kiezers en gekozenen te versterken door de helft van de Tweede Kamer in districten te kiezen. De kandidaten die in een district de meeste stemmen hadden gekregen zouden direct namens hun partij in de Tweede Kamer komen (mogelijk zou hierbij wel een bepaalde kiesdrempel gehanteerd worden). In totaal zouden op die manier 75 districtsvertegenwoordigers in de Tweede Kamer komen. Vervolgens zou op basis van de uitgebrachte eerste stemmen worden vastgesteld hoe de Tweede Kamerzetels naar evenredigheid over de partijen moesten worden verdeeld. Het vaste aantal van 150 Tweede Kamerleden zou gehandhaafd blijven.
Nadat minister De Graaf tijdens de Paascrisis i van maart 2005 was afgetreden, werd zijn wetsvoorstel (29.986) ingetrokken. Dit was de uitkomst van het Paasakkoord dat de Tweede Kamerfracties van CDA, VVD en D66 na de crisis sloten. Minister Pechtold i stelde als opvolger van De Graaf het Burgerforum kiesstelsel i in.
Minister Ollongren: stemmen op partij of persoon
Minister Ollongren i liet in 2020 weten positief te staan tegenover het advies van de Staatscommissie i over aanpassing van het kiesstelsel voor de Tweede Kamer. De kiezer moet een stem kunnen uitbrengen op een partij of op één specifieke kandidaat daarvan. Dit moet de binding tussen kiezer en gekozene versterken. De voorkeursdrempel van 25% van de kiesdeler vervalt. De aanpassing moet nog wel nader worden uitgewerkt.
Meer over