Parlementair onderzoek zorguitgaven

Source: Parlement.com.

De Tijdelijke commissie onderzoek zorguitgaven (TCOZ) publiceerde op 18 maart 2004 het resultaat van de verkenningsfase van het onderzoek naar de effectiviteit van de extra zorguitgaven sinds 1994. De CDA'er Aart Mosterd i was voorzitter van de commissie, die in juni 2003 werd ingesteld.

1.

Voorgeschiedenis

Op 5 december 2002 nam de Tweede Kamer i de motie-Wilders i c.s. (Kamerstuk 28600 XVI, nr. 69) aan. De motie vroeg om een parlementair onderzoek naar de effectiviteit van de besteding van 14 miljard euro extra investeringen in de gezondheidszorg sinds 1994.

Naar aanleiding hiervan stelde de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport i een onderzoeksvoorstel op. In april 2003 werd door het Presidium i van de Tweede Kamer besloten dit voorstel te honoreren, waarna de TCOZ op 26 juni 2003 is geïnstalleerd.

2.

Samenstelling commissie

De heer Teunissen was griffier van de commissie.

3.

Onderzoeksvragen en werkwijze

Doel van het onderzoek was het verkrijgen van inzicht in de effectiviteit van de extra zorguitgaven tussen 1994 en 2002 en in de factoren die hierop van invloed zijn. Dit moest de Tweede Kamer in staat stellen haar controlerende en medewetgevende taak met betrekking tot het beleidsterrein volksgezondheid in de toekomst beter te vervullen.

Het onderzoek werd gesplitst in twee fasen: een verkenningsfase en een verdiepingsfase. De tijdelijke commissie was alleen belast met de verkenningsfase. De resultaten van de verkenningsfase konden eventueel de basis vormen voor gericht vervolgonderzoek. Een deel van het onderzoek in de verkenningsfase werd uitbesteed.

Op donderdag 18 maart 2004 werden de bevindingen uit de verkenningsfase van de TCOZ in een rapport gepubliceerd. Er is geen onderzoek gedaan naar de aard en omvang van zorgfraude.

Concrete onderzoeksvragen in de verkenningsfase waren

  • welke extra middelen voor de gezondheidszorg waren vrijgemaakt
  • op welke wijze deze middelen verdeeld zijn en hoeveel de betrokkenen gekregen hebben
  • hoe het toezicht hierop is vormgegeven en de werking ervan in de praktijk

Concrete onderzoeksvragen in de verdiepingsfase waren

  • hoe de middelen besteed zijn door de betrokken partijen en welke acties zij ondernomen hebben
  • of dit de gewenste effecten gehad heeft
  • hoe het verschil tussen de verachte en gerealiseerde effecten verklaard kan worden
  • welke acties hebben de betrokken partijen gebruikt om bij te sturen
  • welke conclusies kunnen getrokken worden over de toewijzing van gelden naar betrokken partijen en de besteding ervan
  • welke conclusies kunnen getrokken worden over de effectiviteit van de bestede middelen

4.

Conclusies

Er zijn over drie punten conclusies getrokken

  • conclusies ten aanzien van het zorgstelsel
  • conclusies ten aanzien van de zorgmiljarden
  • conclusies ten aanzien van voortzetting van het parlementair onderzoek

De Tweede Kamer was zich onvoldoende bewust van de complexiteit van de zorg. Instellingen, zorgverzekeraars en toezichthouders kennen verschillende graden van autonomie. De Tweede Kamer werkte met een te rechtlijnig begrip van de relatie tussen geld en de bestrijding van wachtlijsten. De illusie was gewekt dat het geld besteed werd aan het verkorten van de wachtlijsten. De Tweede Kamer heeft onvoldoende gebruik gemaakt van bestaand analyses van de problemen over de wachtlijsten en het functioneren van de zorgsector.

De conclusies ten aanzien van de zorgmiljarden is dat slechts in grote lijnen kan worden vastgesteld waaraan deze besteed werden. Door de zelfstandigheid van instellingen, verzekeraars en toezichthouders en door het ontbreken van aansturing kon de zorgsector deze miljarden naar eigen inzicht besteden. Hierdoor is er geen conclusie mogelijk over de effectiviteit van de inzet van de extra middelen.

De conclusies ten aanzien van voorzetting van het parlementair onderzoek is dat het weinig zinvol is om de besteding van middelen in de zorgsector in de periode 1994-2002 voor de hele sector in beeld te brengen. Ook is een verder parlementair onderzoek naar de effectiviteit niet zinvol.

5.

Aanbevelingen

De commissie komt met de volgende aanbevelingen:

  • hoewel verder parlementair onderzoek niet zinvol is, moet er wel overwogen worden om nader onderzoek te laten doen. Hierbij kan men zich richten op de kwestie of dit systeem de minister van VWS, en daarmee de Tweede Kamer, meer inzicht geeft in de besteding van de middelen. De Algemene Rekenkamer is geschikt om dit type onderzoek uit te voeren
  • als de Tweede Kamer specifieke doelstellingen wil verwezenlijken in de verschillende sectoren van de zorg, moet dat worden gedaan door middel van doelgerichte en geoormerkte budgetten
  • de desbetreffende minister moet de Tweede Kamer informeren over de effectiviteit van de (extra) middelen
  • de commissie ziet een belangrijke meerwaarde voor benchmarkachtige (ijkpunt/referentiepunt) instrumenten in de zorg. Door meer, en vooral betere, gegevens te verzamelen en te verspreiden over de hele linie kan een beter beeld ontstaan van de kwaliteit van de gezondheidszorg.
  • waardevolle initiatieven op landelijk, regionaal of lokaal niveau verdienen ondersteuning, zeker waar het gaat om initiatieven en verbeterpunten die zich richten op meerdere niveaus binnen het zorgstelsel
 

Meer over