Brief minister - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen - Main contents
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 25203 - Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen.
Contents
Officiële titel | Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen; Brief minister |
---|---|
Document date | 27-06-1997 |
Publication date | 12-03-2009 |
Nummer | KST23133 |
Reference | 25203, nr. 3 |
From | Justitie |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 1996–1997
25 203
Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 27 juni 1997
Tijdens het algemeen overleg op 27 februari jl. (25 203, nr. 2) over de situatie van Nederlanders in buitenlandse gevangenissen en buitenlanders in Nederlandse gevangenissen is onder meer gesproken over de (on)wenselijkheid van het aangaan van een verdragsrelatie met Marokko inzake de overbrenging van gedetineerden. Ik heb toen uiteengezet waarom ik het vooralsnog onwenselijk acht met Marokko een bilateraal verdrag op dit terrein te sluiten. Desalniettemin heb ik toegezegd te onderzoeken wat in multilateraal en bilateraal opzicht kan worden gedaan als het gaat om de overbrenging van Nederlandse gedetineerden in Marokko naar Nederland. Met deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken.
Mogelijkheden in multilateraal verband
Mijn beleid is erop gericht om daar waar mogelijk de voorkeur te geven aan aansluiting bij bestaande multilaterale verdragen inzake internationale justitiële samenwerking boven het aangaan van bilaterale verdragsrelaties op dit terrein. Dit is van belang voor de uniformiteit van regelgeving. Bovendien dienen het openbaar ministerie en de rechterlijke macht te worden behoed voor overbodige cumulatie van regelingen over hetzelfde onderwerp.
Het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (Trb. 1983, 74) dat in het kader van de Raad van Europa tot stand is gekomen, voorziet erin dat niet-lidstaten door het Comité van Ministers, na overleg met de Verdragsluitende Staten, worden uitgenodigd tot het verdrag toe te treden. Door tussenkomst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is daarom aan EU-partners de vraag voorgelegd of zij het wenselijk achten dat Marokko daartoe wordt uitgenodigd. Mij is gebleken dat dit niet het geval is.
Mogelijkheden in bilateraal verband
In het kader van het onderzoek naar de mogelijkheden om in bilateraal verband te komen tot een verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen heb ik de Franse autoriteiten informatie gevraagd over de praktische toepassing van het Frans-Marokkaanse verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 1981 en wordt nagegaan of, en zo ja op welke wijze, de Marokkaanse autoriteiten bereid zijn tot het aangaan van een verdragsrelatie op dit terrein. Daarnaast wordt onder meer nagegaan wat de houding is van andere EU-partners op dit punt. Het onderzoek naar de mogelijkheden in bilateraal verband kon nog niet worden afgerond, omdat ik nog in afwachting ben van nadere informatie. Ik hoop u zeer spoedig op de hoogte te kunnen brengen van de resultaten daarvan.
De Minister van Justitie, W. Sorgdrager
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.