Brief minister met de geannoteerde agenda van de Raad voor het Concurrentievermogen (RvC) van 30 september 2002 - Raad voor Concurrentievermogen - Main contents
Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 21501-30 - Raad voor Concurrentievermogen i.
Contents
Officiële titel | Raad voor Concurrentievermogen; Brief minister met de geannoteerde agenda van de Raad voor het Concurrentievermogen (RvC) van 30 september 2002 |
---|---|
Document date | 19-09-2002 |
Publication date | 12-03-2009 |
Nummer | KST63350 |
Reference | 21501-30, nr. 1 |
From | Economische Zaken (EZ) |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2002–2003
21 501-30
Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
’s-Gravenhage, 19 september 2002
Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda van de Raad voor het Concurrentievermogen (RvC) van 30 september a.s. Het is de eerste keer dat deze Raadsformatie (de voormalige Raden Interne Markt, Industrie en Onderzoek) bijeen komt. Het Deense voorzitterschap heeft door het besluit van de Europese Raad van Sevilla in juni jl. de agenda’s en data moeten aanpassen, waardoor er dit najaar drie RvC en een informele RvC zullen plaatsvinden.
Het voorzitterschap begint vooralsnog met een bescheiden agenda met klassieke Interne Markt onderwerpen. Er is besluitvorming voorzien voor de volgende dossiers: Overheidsaanbestedingen (richtlijn nutssectoren), Meststoffen verordening, en de richtlijn gevaarlijke stoffen. Daarnaast zal de Raad conclusies aannemen over de verbetering van regelgeving en debatteren over Corporate Governance en de procedure om binnen de EU te komen tot structurele hervorming van kapitaal en productmarkten (het Cardiff proces).
De Commissie zal haar verslagen over de Interne Markt voor Diensten en Goederen (door toepassing van wederzijdse erkenning) toelichten. Tevens licht zij haar mededeling over het stroomlijnen van de verschillende processen van economische beleidscoördinatie toe (o.a. Cardiff, Luxemburg).
De Commissie zal informatie aan de Raad van Ministers verstrekken over de onderhandelingen met Zuid-Korea over subsidiëring van de scheepsbouw. Ik zal hier de positie innemen die ik heb toegelicht in het plenair debat met de Kamer over dit onderwerp op 12 september.
De Minister van Economische Zaken, H. Ph. J. B. Heinsbroek
Stroomlijning van de processen van economische beleidscoördinatie
– Informatie van de Commissie en het Voorzitterschap
De Commissie zal een nadere toelichting geven op haar mededeling over de stroomlijning van de verschillende processen van economische beleidscoördinatie. Aanleiding is een verzoek van de Europese Raad van Barcelona aan de Europese Commissie om een mededeling over stroomlijning van de zogenaamde methoden van open beleidscoördinatie te presenteren. De Raad zal over de toelichting van gedachten wisselen. Reden daarvoor is de toename aan afzonderlijke coördinatieprocessen – zoals hieronder nader toegelicht – in de afgelopen jaren, die elkaar deels overlappen. Dit gaat ten koste van de transparantie van de beleidscoördinatie en daarmee ook van de effectiviteit van dit instrument.
De mededeling, die begin september is verschenen, heeft tot doel de verschillende processen (de Globale Richtsnoeren voor het Economische Beleid (GREBs), de Europese Werkgelegenheidsstrategie, het Cardiff proces gericht op het functioneren van product- en kapitaalmarkten en de Interne Markt Strategie te stroomlijnen. Daartoe suggereert de Commissie onder andere de verschillende processen in tijd te synchroniseren, de nadruk op daadwerkelijke uitvoering en tastbare resultaten te vergroten en de huidige jaarlijkse formulering van richtsnoeren voor het beleid te vervangen door een driejaarlijkse cyclus met beperkte tussentijdse actualisering van de GREBs.
De Raad voor het Concurrentievermogen speelt een rol in bij de economische beleidscoördinatie, vanuit haar rol in het Cardiff proces en meer in het bijzonder de Interne Markt Strategie (IMS). Belangrijkste suggesties tot wijziging betreffen: het voornemen van de Commissie om de IMS tegelijk te publiceren met haar Voorjaarsrapport in januari, drie maanden eerder dan nu. Daarnaast zal de Commissie zich in de IMS op de middellange termijn (3 jaar) richten om deze in lijn te brengen met de GREBs.
Nederland verwelkomt de mededeling van de Commissie om de afzonderlijke coördinatieprocessen te stroomlijnen. Nederland zal bij de gedachtewisseling aandacht vragen voor de vorm en timing input van de betrokken Raadsformaties (RvC, Vervoer, Telecom en Energie; Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken) en de verhouding tussen de Globale Richtsnoeren voor het Economische Beleid en de Werkgelegenheidsrichtsnoeren.
Herziening van het Cardiff proces vanuit de invalshoek van de Raad voor het Concurrentievermogen
– Debat
De Raad zal van gedachten wisselen over de voorgestelde herziening van het Cardiff proces vanuit het oogpunt van de interne markt.
Het Cardiff proces, waartoe op de Europese Raad van Cardiff (1998) is besloten, is een open coördinatie methode tussen de Lidstaten en de Gemeenschap met als doel structurele en economische hervormingen in de EU te bevorderen. De lidstaten en de Commissie stellen hiertoe elk jaar een rapport op dat een beschrijving geeft van de hervormingen op het gebied van product- en kapitaalmarkten.
De voorloper van de Raad voor het Concurrentievermogen – de Interne Markt, Consumenten- en Toerisme Raad (IMCTR) – heeft de afgelopen jaren deze Cardiff landenrapporten besproken vanuit het perspectief van de werking van de interne markt. De IMCTR bereidde daarnaast eigen themarapporten voor over het functioneren van de interne markt; de belangrijkste bevindingen uit deze stukken werden samengevoegd in een Key Issue Paper. Daarnaast werden Raadsconclusies aangenomen. Deze vinden jaarlijks via Ecofin hun weg naar conclusies van de Europese Raad in maart en zo uiteindelijk naar de Globale Richtsnoeren voor het Economisch Beleid (GREBs) en de Interne Markt Strategie (IMS) van de Commissie.
Er is in maart jl. besloten de behandeling van het Cardiff proces in deze Raad te herzien. Het schrijven van de landenrapporten en de analyses door middel van themastudies werd ervaren als onnodige duplicering van werk. De themastudies moesten door het strakke tijdspad slechts in anderhalve maand geproduceerd worden, wat niet altijd heldere en bruikbare resultaten opleverde.
De Raad stelt nu voor om eerder en op een andere wijze te komen tot Interne Markt thema analyses, en tegelijkertijd de output te beperken tot één document. De belangrijkste wijzigingen betreffen:
-
•De lidstaten zullen de Commissie informatie verschaffen over een tweetal van tevoren geselecteerde interne markt thema’s door middel van vragenlijsten.
-
•De Commissie analyseert vervolgens de resultaten en rapporteert aan de Raad begin december.
-
•De Raad stuurt op basis van de landenrapporten en de Commissieanalyse één document als bijdrage aan de Europese voorjaarstop. Dit moet vooral een heldere bruikbare boodschap opleveren die beter vertaald kan worden in de GREBS en IMS.
Nederland is van mening dat de voorgestelde wijziging een stap in de goede richting is en betere resultaten zal kunnen opleveren. De praktijk zal dat echter moeten uitwijzen.
Kwaliteit van wetgeving
– Conclusies
De Raad zal conclusies aannemen over de vereenvoudiging en de verbetering van de kwaliteit van (Europese) wetgeving. Deze conclusies zijn bedoeld als een eerste reactie van de Raad op het Actieplan ter verbetering van de kwaliteit en vereenvoudiging van regelgeving dat de Commissie aan de Europese Raad in Sevilla heeft gepresenteerd. De Commissie heeft hiermee gehoor gegeven aan verschillende oproepen van de Raad (Lissabon, Stockholm) om met een voorstel hiertoe te komen.
De Raad verwelkomt in de conclusies het Actieplan van de Commissie en dringt aan op een onverwijlde uitvoering er van. Als belangrijkste onderdelen van het Actieplan worden genoemd: de opzet van een gedegen impact-assessmentprocedure voor voorgenomen communautaire wetgeving die de economische, sociale en ecologische gevolgen van nieuw beleid in kaart brengt, een meer transparant consultatieproces en het voornemen tot een algemeen vereenvoudingsprogramma voor bestaande communautaire wetgeving. Ook benadrukt de Raad hiermee de noodzaak van een Interinstitutioneel Akkoord tussen de Raad, Commissie en Europees Parlement die betrokken zijn bij het wetgevingsproces teneinde de uitvoering van het actieplan soepel te laten verlopen. Besprekingen tussen de instellingen hierover worden inmiddels gevoerd.
Nederland hecht sterk aan kwalitatief betere Europese regelgeving, niet in de laatste plaats in het kader van administratieve lastenverlichting voor bedrijven. Het kan de raadsconclusies dan ook van harte ondersteunen.
Openbare aanbestedingen
– Politiek akkoord
Het Deense voorzitterschap streeft op deze Raad naar een politiek akkoord over de richtlijn voor de nutssectoren (water, energie en transport). Onder Spaans voorzitterschap werd op 21 mei jl. al een politiek akkoord over de richtlijn voor «klassieke» aanbestedingen (diensten, leveringen, werken) bereikt. De beide richtlijnen en de verordening Gemeenschappelijk Aanbe-stedingsvocabulair (ook aangenomen 21 mei) maken deel uit van het wetgevingspakket openbare overheidsaanbestedingen. De onderhandelingen over dit pakket zijn begonnen in najaar 2000 met als doel de bestaande EU regels waaraan overheden zich dienen te houden bij het aanbesteden van diensten, leveringen en werken te vereenvoudigen en te moderniseren. Het pakket maakt deel uit van de actiepunten uit de Lissabonstrategie, die tot doel heeft de EU de meest concurrerende regio in de wereld te maken voor 2010. Na het verstrijken van de Lissabon-deadline van eind 2001 heeft de Europese Raad van Barcelona de Raad opdracht gegeven voor eind 2002 tot overeenstemming te komen. De Nederlandse inzet er op gericht de onderhandelingen af te sluiten met een kwalitatief hoogwaardig resultaat.
Waar mogelijk wordt voor de nutssectoren aangesloten bij de tekst van het politieke akkoord voor de klassieke richtlijn. De moeilijkste discussiepunten, die bij de klassieke sector een rol speelden (elektronisch aanbesteden, sociale en milieucriteria) spelen daarom nu geen rol meer. Toch lijkt een politiek akkoord op deze Raad erg ambitieus. Naast een aantal technische en tekstuele details die besproken worden, vergen twee elementen meer tijd. Het betreft de mogelijkheid voor een lidstaat vrijstelling van de aanbestedingsverplichting in een nutssector wanneer deze volledig is geliberaliseerd. De lidstaten hebben daarnaast aangegeven een conceptverordening voor de transportsector, die regels stelt aan vervoer-sopdrachten (o.a. binnen dezelfde instelling), te willen bestuderen ter voorkoming van tegenstrijdige regelgeving. Naar verwachting zal behandeling door de Raad van de nutssectoren onder Deens voorzitterschap kunnen worden afgerond.
Interne markt voor diensten
– Presentatie door de Commissie
De Commissie zal een presentatie geven van haar recent uitgebrachte verslag over de interne markt voor diensten. De Commissie geeft met dit verslag uitvoering aan het verzoek van de Europese Raad van Lissabon om een alomvattende internemarktstrategie op te zetten om een eind te maken aan de belemmeringen binnen de interne markt voor de dienstensector.
De Commissie heeft uitgebreid onderzoek verricht op basis van gegevens van bedrijven en consumentenorganisaties over belemmeringen bij grensoverschrijdend dienstenverkeer. Het betreft hier economische activiteiten van zeer verschillende aard. Het kan gaan om een verzekeringsbedrijf dat zich wil vestigen in een andere lidstaat, een docent die les wil geven in een andere lidstaat of een internetprovider die zijn dienst wil aanbieden in andere lidstaten. De Commissie heeft bij zijn onderzoek gekozen voor een horizontale aanpak betreffende alle sectoren, waarbij alle fasen van het bedrijfsproces (vestiging, input van diensten, reclame, distributie, verkoop en klantenservice) worden bezien.
De Commissie concludeert dat de interne markt voor diensten nog vele belemmeringen kent. Dit betekent dat het voor het Europese bedrijfsleven lastiger is een dienst over de grens dan in eigen land aan te bieden. Zo gelden er bijvoorbeeld vestigingsvereisten, ook voor alleen het verlenen van de dienst, of diplomavereisten, zonder hierbij rekening te houden met diploma’s verkregen in de lidstaat van vestiging. Hierdoor is het voor het bedrijfsleven niet mogelijk markten in andere landen te betreden. Dit beperkt de groeimogelijkheden van het bedrijfsleven en de keuzemogelijkheden van de consument.
De Commissie zal op basis van dit verslag bekijken welke communautaire initiatieven nodig zijn om deze belemmeringen weg te nemen. Waarschijnlijk zal de Commissie eerste helft 2003 met een eerste voorstel komen.
Nederland verwelkomt het verslag van de Commissie en zal de Commissie vragen snel met een voorstel te komen om de belemmeringen weg te nemen en de lidstaten hierbij actief te betrekken.
Wederzijdse erkenning
– Presentatie door de Commissie
De Commissie zal een presentatie geven van haar tweede verslag over de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning in de interne markt.
Het principe van wederzijdse erkenning vormt de basis van het vrije verkeer van goederen op de interne markt waarvan de producteisen nog niet zijn geharmoniseerd. Het principe houdt in dat producten die rechtmatig in een lidstaat op de markt gebracht zijn, ook in andere lidstaten op de markt toegelaten moeten worden. Uitzonderingen kunnen slechts gemaakt worden in het belang van de bescherming van het milieu, de volksgezondheid en de consument.
Uit het rapport van de Commissie blijkt dat het beginsel van wederzijdse erkenning niet goed functioneert bij met name technisch complexe producten zoals bussen en bouwmaterialen en producten die gezondheidsproblemen kunnen opleveren zoals voedingssupplementen. De commissie concludeert op basis daarvan dat harmonisatie van nationale regels voor deze producten de meest geschikte oplossing is om ze vrijelijk te kunnen verhandelen. De Commissie formuleert tevens een aantal acties om, mede met het oog op de uitbreiding, de werking van het beginsel te verbeteren. De Commissie zal zich o.a. richten op meer voorlichting over de werking van het beginsel van wederzijdse erkenning aan bedrijven en overheid en het verbeteren van de richtsnoeren voor de toepassing.
Het Nederlandse bedrijfsleven en de consument hebben baat bij de correcte toepassing van wederzijdse erkenning. Voor het bedrijfsleven betekent het meer en betere afzetmogelijkheden en een vermindering van de administratieve lasten. De consument profiteert bij correcte toepassing van het principe van wederzijdse erkenning van een grotere keuze en lagere prijzen het gevolg kunnen zijn. Uit een schatting van de Commissie blijkt dat de waarde van de jaarlijkse intracommunautaire handel in producten die onder dit beginsel vallen circa 430 miljard euro bedraagt. Nederland erkent daarom dan ook het grote economisch belang van het beginsel van wederzijdse erkenning voor de interne markt en verwelkomt het verslag van de Commissie.
Wijziging van de richtlijnen betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen en verzekeringsondernemingen
– Algemene oriëntatie
De Raad zal streven naar algemene beleidslijnen over het voorstel tot aanpassing van de vierde en, zevende richtlijn over het jaarrekeningrecht en de bijzondere richtlijnen voor banken en verzekeraars. Wijziging is noodzakelijk om de door de EU gewenste aansluiting bij International Accounting Standards(IAS) te blijven houden.
In het voorstel worden de IAS vanaf 2005 verplicht gesteld voor de geconsolideerde jaarrekeningen voor ondernemingen waarvan effecten genoteerd staan aan een Europese Beurs. De Commissie wil met het voorstel eveneens de lidstaten de mogelijkheid geven bevoegdheid geven om te bepalen of, gebruik van de IAS dient te worden voorgeschreven of toegestaan voor niet beursgenoteerde ondernemeningen en voor de enkelvoudige jaarrekeningen van beursgenoteerde ondernemingen. Ook worden onderdelen van de richtlijnen gemoderniseerd. Zo worden de voorschriften voor het jaarverslag en de accountantscontrole verder uitgewerkt. Tenslotte wordt toepassing van IAS 39, een standaard voor de waardering van financiële instrumenten, voor verzekeraars mogelijk gemaakt.
Nederland steunt het voorstel van de Commissie aangezien de IAS een belangrijke stap naar de eenwording van de Europese financiële markt is. Het voorstel is tevens noodzakelijk om een goede integrale toepassing van de IAS mogelijk te maken en te voorkomen dat Europese ondernemingen bij het gebruik van de IAS minder vrijheid hebben dan ondernemingen buiten Europa. Wereldwijd geharmoniseerde verslaggeving draagt bij aan verlaging van de kosten van het verwerven van kapitaal en vermindering van de administratieve lasten voor bedrijven. Uit een oogpunt van beperking van de administratieve lasten moet wel gewaakt worden voor te zware verplichtingen aan de verslaglegging van het MKB. Voor gebruikers worden jaarrekeningen met deze aanpassing onderling beter vergelijkbaar. Nederland is dan ook verheugd dat het Deense voorzitterschap en de Europese Commissie vaart maken met dit voorstel en hoopt op spoedige aanname.
Openbaarmakingvereisten voor vennootschappen (wijziging eerste richtlijn (68/151)
– Algemene oriëntatie
De Raad zal streven naar het vaststellen van algemene beleidslijnen van het voorstel tot wijziging van de richtlijn voor openbaarmakingsvereisten voor vennootschappen. De onderhandelingen over het voorstel zijn medio 2002 gestart. Het Europees Parlement (EP) heeft haar eerste lezing van het voorstel nog niet afgerond waardoor een politiek akkoord op de Raad niet mogelijk is.
De Eerste richtlijn verplicht tot de openbaarmaking via het handelsregister van akten en gegevens betreffende vennootschappen, zoals de statuten, de jaarrekening en de namen van bestuurders en commissarissen. De richtlijn dateert uit 1968. De oorspronkelijke richtlijn gaat uit van informatieverstrekking op papier.
Het onderhavige wijzigingsvoorstel strekt tot modernisering van de bestaande richtlijn. Door gebruik te maken van moderne technologieën kunnen ondernemingen eenvoudiger bedrijfsinformatie die openbaar moet worden gemaakt, aanleveren bij het handelsregister. Deze informatie kan via internet worden verstrekt in plaats van op papier. Handelsregisters moeten ook via internet toegankelijk zijn, zodat bedrijfsinformatie via elektronische weg kan worden verkregen. Voorts wordt de richtlijn geactualiseerd, met name wat betreft de soorten ondernemingen die onder de richtlijn vallen. Voor Nederland betekent dat, dat de richtlijn nu naast de N.V. ook formeel van toepassing zal zijn op de B.V., die als rechtsvorm pas na 1968 is ontstaan. In de praktijk betekent dat echter geen wijziging omdat de Nederlandse wetgeving reeds uitgaat van toepassing van de richtlijnbepalingen op de B.V. De voorziene implementatietermijn is 31 december 2006. De Nederlandse handelsregisters zijn voldoende gevorderd met hun modernisering om aan deze voorwaarde te kunnen voldoen.
Rapport van de High Level Group of Experts on Company Law (Corporate Governance)
– Debat
Naar verwachting zal de High Level Group of Experts on Company Law op 30 september 2002 het eindrapport uitbrengen inzake de modernisering van het vennootschapsrecht en dit presenteren aan de Raad.
De High Level Group of Company Law Experts is in september 2001 door de Commissie ingesteld om haar te adviseren over een mogelijk nieuw voorstel voor een richtlijn voor openbare biedingen op effecten (de overnamerichtlijn) en het stellen van nieuwe prioriteiten voor de toekomstige ontwikkeling van het vennootschapsrecht in de Europese Unie.
Met het oog op de recente gebeurtenissen (Enron), die de aandacht gevestigd hebben op het belang van goed ondernemersbestuur, is het mandaat van de High Level Group of Company Law Experts uitgebreid, onder meer ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de ondernemingsleiding voor een goede financiële verslaglegging. De Europese Raad van Sevilla op 21 en 22 juni jl. heeft de Raad (Ecofin en Concurrentievermogen) verzocht een politiek debat te houden over het eindrapport van de Groep. Dit debat moet de Commissie helpen zo spoedig mogelijk met specifieke voorstellen te komen.
Verordening meststoffen
– Politiek akkoord
Het voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over het Commissievoorstel voor een verordening van het EP en de Raad inzake meststoffen. Het EP heeft haar eerste lezing van het voorstel in april afgerond. De verordening vervangt en vereenvoudigt de Europese richtlijnen over meststoffen en heeft als doel het vrije handelsverkeer van kunstmeststoffen binnen de EU te vervolmaken en resterende handelsbelemmeringen te verwijderen. Dit voorstel komt voort uit het SLIM project (vereenvoudiging van interne markt regelgeving).
De voorschriften in de verordening gaan onder meer over de toegestane samenstelling en omschrijving van de soorten meststoffen, typeaanduiding, traceerbaarheid, identificatie, etikettering en verpakking. Met name voor ammoniumnitraat stelt de verordening strenge eisen ter bescherming van veiligheid en gezondheid, omdat deze stof behalve als meststof ook als explosief kan worden gebruikt. Voor meststoffen met een hoog cadmiumgehalte zal de commissie naar verwachting een apart wetsvoorstel opstellen vanwege de specifieke volksgezondheids- en milieuaspecten.
Op een enkel technisch detail na zijn de onderhandelingen zo goed als afgerond en is de weg vrij voor een politiek akkoord in de Raad. Nederland staat positief tegenover de nieuwe verordening en kan instemmen met het huidige voorstel. Met inwerkingtreding van de nieuwe verordening gelden in alle lidstaten dezelfde dwingende voorschriften. Het is een sterke verbetering t.o.v. de bestaande regelgeving die sterk versnipperd is en onderlinge verschillen in de wetgeving tussen de lidstaten toelaat. Bij de verordening behoort een lijst van stoffen die binnen de EG als meststof zijn toegestaan. In de Nederlandse wetgeving kan voortaan direct naar deze verordening worden verwezen. Eventuele wijzigingen in de lijst van EU-meststoffen behoeven niet meer gevolgd te worden door een wijziging in de nationale regelgeving. Bij de termijn van inwerkingtreding is op essentiële onderdelen (notificatie, erkenningseisen voor laboratoria, etikettering) rekening gehouden met een overgangstermijnen, variërend van 6 maanden tot 4 jaar. De Nederlandse overheid heeft zo voldoende tijd voor aanpassingen.
Scheepsbouw
– Informatie van de Commissie
De Commissie zal een toelichting geven van het verloop van de onderhandelingen (laatstelijk op 16 en 17 september) met Zuid-Korea over het tegengaan van subsidiëring van de lokale scheepsbouw. Deze subsidiëring brengt een ongewenste verstoring van de concurrentieverhoudingen op de mondiale markt met zich mee.
Sinds de Raad van 6 juni 2002 probeert de Europese Commissie met Zuid-Korea tot afspraken te komen om verdere marktverstoring tegen te gaan. Overleg op 26 en 27 augustus 2002 in Seoel heeft niets opgeleverd. Indien ook de onderhandelingen op 16 en 17 september niets opleveren, hetgeen niet onwaarschijnlijk is, dan zal het defensieve steunmechanisme van de EU in werking treden en zal de officiële klacht van de EU-scheepsbouwindustrie tegen het marktgedrag van Zuid-Korea worden doorgeleid naar de WTO.
Nederland betreurt een eventuele inwerkingtreding van het defensieve steunmechanisme voor de scheepsbouw. In de afgelopen periode heeft uitzicht op dit mechanisme verstoring op de interne markt van de EU veroorzaakt, omdat, zo is gebleken, in offertes al rekening gehouden wordt met de subsidiemogelijkheid die dit mechanisme biedt.
Richtlijn gevaarlijke stoffen (CMR)
– Verslag van de stand van besprekingen
Het voorzitterschap zal verslag doen van de laatste stand van zaken betreffende de 25ste aanpassing van de Richtlijn 76/769/EEG i ter beperking van het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten ( de Verbodsrichtlijn). De wijziging betreft het toevoegen aan Bijlage I van een aantal bewezen kankerverwekkende (21), mutagene (5) en reprotoxische (voor de voortplanting schadelijke stoffen (17). Met die toevoeging mogen deze stoffen en preparaten die deze stoffen bevatten niet meer in de handel worden gebracht ten behoeve van de consumenten.
Het Europees Parlement heeft medebeslissingsbevoegdheid en heeft in eerste lezing amendementen ingediend. Het EP wenst dat naast het verbieden van deze stoffen door plaatsing op de verbodslijsten ook de producten waarin deze stoffen voorkomen worden verboden. De Commissie heeft hierop negatief geadviseerd omdat consumenten niet in alle gevallen bij het gebruik van deze producten worden blootgesteld aan de gevaarlijke stoffen. Via risicobeoordelingen dient te worden vastgesteld of het gebruik van deze producten een gevaar voor de volksgezondheid betekenen. Pas nadat een dergelijk gevaar wordt vastgesteld per producttoepassing, kan tot een verbod van dat product worden gekomen. De meeste lidstaten (waaronder Nederland) steunen de zienswijze van de Commissie. Een zelfde discussie wordt momenteel gevoerd bij de behandeling van de 23ste wijziging van de Verbodsrichtlijn dat voor tweede lezing voorligt aan het EP. Ook hier wordt een aantal CMR-stoffen op de verbodslijst van de richtlijn gezet. De verwachting is dat het EP in oktober haar standpunt in tweede lezing hierover zal uitbrengen. Indien het EP vasthoudt aan haar eerdere lezing inzake deze 23ste wijziging, namelijk een handelsverbod van niet alleen de stoffen zelf maar tevens van de producten waarin ze voorkomen, zal dit tevens consequenties hebben voor de verdere discussies over de 25ste wijziging.
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.