Verslag algemeen overleg op 26 september 2002 over o.a. verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid van 3 juni 2002 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken - Main contents
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 21501-31 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken i.
Contents
Officiële titel | Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken; Verslag algemeen overleg op 26 september 2002 over o.a. verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid van 3 juni 2002 |
---|---|
Document date | 15-10-2002 |
Publication date | 12-03-2009 |
Nummer | KST63769 |
Reference | 21501-31, nr. 2 |
From | Staten-Generaal (SG) |
Commission(s) | Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) and |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2002–2003
21 501-31
Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 2
1 Samenstelling:
Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Jorritsma-Lebbink (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), Bakker (D66), B. M. de Vries (VVD), De Grave (VVD), Hamer (PvdA), voorzitter, Verburg (CDA), Bussemaker (PvdA), Halsema (GroenLinks), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Bos (PvdA), Smulders (LPF), ondervoorzitter, Jense (Leefbaar Nederland), Wiersma (LPF), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), Smolders (LPF), Bruls (CDA), Zeroual (LPF), Sterk (CDA), Eski (CDA) en Van Loon-Koomen (CDA). Plv. leden: Tonkens (GroenLinks), Terpstra (VVD), Adelmund (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Geen (D66), Wilders (VVD), Van Hoof (VVD), Tichelaar (PvdA), Koopmans (CDA), Kalsbeek (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Smilde (CDA), Oplaat (VVD), Verbeet (PvdA), Van Ruiten (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), De Wit (SP), Stuger (CDA), Vietsch (CDA), De Jong (LPF), Hessels (CDA), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Oerle-van der Horst (CDA) en Van Dijk (CDA).
2 Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Blaauw (VVD), De Graaf (D66), Van Oven (PvdA), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Monique de Vries (VVD), Karimi (GroenLinks), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Janssen van Raay (LPF), Zvonar (LPF), Van Winsen (CDA), Van den Brand (GroenLinks), G.M. de Vries (VVD), Teeven (Leefbaar Nederland), Schonewille (LPF), De Jong (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Smilde (CDA), Eski (CDA) en Van Dijk (CDA). Plv. leden: Van den Doel (VVD), Van Aartsen (VVD), Dittrich (D66), Netelenbos (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Oplaat (VVD), Vos (GroenLinks), Van Haersma Buma (CDA), Bussemaker (PvdA), Van Velzen (SP), Melkert (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Smulders (LPF), Zeroual (LPF), Algra (CDA), Wilders (VVD), Jense (Leefbaar Nederland), Varela (LPF), Palm (LPF), Mastwijk (CDA), Buijs (CDA), Hessels (CDA) en Spies (CDA).
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 15 oktober 2002
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 26 september 2002 overleg gevoerd met minister De Geus en staatssecretaris Phoa van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:
– verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid van 3 juni 2002 (21 501-18, nr. 169);
– vergelijking Nederlandse prestaties op SZW-terrein in het kader van de Lissabonstrategie met EU en andere EU-lidstaten (21 501-18, nr. 171);
– verslag van de informele Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 11, 12 en 13 juli 2002 (21 501-18, nr. 172);
– kabinetsstandpunt over het SER-advies over de EU en de gevolgen van de vergrijzing (28 507, nr. 1);
– agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 7 en 8 oktober 2002 (21 501-18, nr. 173).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Smilde (CDA) stelt vast dat uit de evaluatie van de Europese Werkgelegenheidsstrategie (EWS) blijkt er nieuwe banen zijn bijgekomen, dat de werkloosheid is gedaald en dat de gender mainstream meer en meer ingang vindt. Ook laat de evaluatie zien dat de verbeteringen structureel zijn. Dit is een belangrijke constatering in een tijd waarin het economisch wat minder gaat en extra inspanningen nodig zijn om de ingezette koers vast te houden en werkgelegenheid te behouden. De CDA-fractie steunt de lijn van het kabinet op dit punt. Zij juicht ontbureaucratisering toe en dus ook het eens per drie jaar substantieel veranderen van de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Blijft er mogelijkheid tot bijsturen als de economische omstandigheden daartoe dwingen? Drie jaar is een lange tijd. Binnen de werkgelegenheidsrichtsnoeren is niet altijd even duidelijk welke verplichtingen bij de overheid en welke bij de sociale partners horen. Met name omdat deze laatste categorie autonome bevoegdheden heeft, zou dat de duidelijkheid bij de afspraken over de resultaten van de EWS vergroten. In het evaluatieverslag staat dat nagegaan moet worden hoe de reguliere ESF-programma’s en het EQUAL-initiatief de strategie kunnen blijven steunen. Dat spoort met de CDA-lijn. Mevrouw Smilde heeft begrepen dat kandidaat-lidstaten op bilateraal niveau door de Commissie beoordeeld zijn in het licht van de EWS-priori-teiten. Heeft de minister al zicht op de resultaten? Is het mogelijk dat kandidaat-lidstaten na aantreding vrijwel meteen kunnen aanschuiven bij de EWS?
De CDA-fractie staat in beginsel positief tegenover de richtlijn uitzend-werk. Wel vraagt mevrouw Smilde zich af wat de gevolgen van de richtlijn zijn voor de uitzendbranche in Nederland. Gezien het standpunt van werkgeverszijde (onder andere van de ABU) over bepaalde onderdelen van de richtlijn, deelt zij de behoedzaamheid van de minister om eerst de uitkomsten van het overleg in de Stichting van de Arbeid af te wachten. Wanneer verwacht de minister het advies van de SvA en hoe ziet het tijdpad er daarna uit? De minister heeft zelf al aangegeven dat evaluatie van de Nederlandse wetgeving op dit punt mogelijk heroverweging van het nu in beginsel ingenomen standpunt mee kan brengen. Op dit moment ligt het voorstel bij het EP voor de eerste lezing, daarna is de Raad aan de beurt. Nederland moet echter de ruimte houden om naar aanleiding van de evaluatie het nu in beginsel ingenomen standpunt te heroverwegen voor de definitieve vaststelling van de richtlijn. Een van de gezamenlijke doelstellingen van Nice en van het NAP 2001 is het voorkomen van sociale uitsluiting. Is daarvoor een sluitende aanpak mogelijk? Mevrouw Smilde denkt in dit verband aan sociale activering en vrijwilligerswerk, in het algemeen de enige mogelijkheid voor uitkeringsgerechtigden om maatschappelijk te participeren. Gezien de toenemende werkloosheid lijkt dit een essentieel beleidspunt te worden. Sinds de verschijning van het NAP 2002 in mei jl. is de economische situatie in Nederland drastisch veranderd. Het Strategisch Akkoord en de ingediende begrotingsplannen spelen hierop in. Leidt een en ander ook tot aanpassing van het NAP?
De SER adviseert om te komen tot het terugdringen van de staatsschuld; dat vindt hij één van de voorwaarden om de kosten van de vergrijzing te kunnen opvangen. Het kabinet heeft deze lijn ingezet. Hoe komt het dat Nederland het streefcijfer van Lissabon van 50% arbeidsparticipatie van oudere werknemers niet heeft gehaald? Dit is een belangrijk punt omdat is afgesproken de gemiddelde leeftijd waarop mensen met pensioen gaan met vijf jaar te verhogen. Op welke termijn verwacht de minister hiervan de effecten?
Gezien de ingewikkeldheid van de pensioenregelingen binnen de EU is mevrouw Smilde benieuwd naar de reikwijdte van actieplannen pensioenen van andere lidstaten. Zij vraagt of de minister daarvan al een beeld heeft.
Het antwoord van de bewindslieden
De minister antwoordt dat de Commissie beoordeelt of kandidaatlidstaten direct kunnen toetreden tot de EWS. Er is geen sprake van een automatisme in dit verband. Verwacht mag worden dat de Commissie kritisch zal bezien of de nieuwe leden qua werkgelegenheidsstrategie op orde zijn. Als de economische omstandigheden dat vergen, is tussentijds bijsturen van de werkgelegenheidsstrategie mogelijk. De Commissie heeft voorgesteld dat niet elk jaar te doen om te voorkomen dat jaarlijks nieuwe doelstellingen worden geformuleerd. De sociale partners – de cao-partijen – zijn per definitie niet gebonden aan afspraken die regeringen maken. Daarom heeft de Commissie voorgesteld om voortaan voorafgaand aan de voorjaarstop over de Lissabonstrategie een tripartiet overleg tussen de fungerend Raadsvoorzitter, de Commissie en de sociale partners op Europees niveau te organiseren. Het is te begrijpen dat de ABU vanuit haar positie bezwaren heeft tegen de richtlijn uitzendwerk. Er zijn echter ook andere belangen in het geding. Het kabinet wacht het advies van de Stichting van de Arbeid, waarin een integrale belangenafweging plaatsvindt, op dit punt af. Zolang dit advies nog niet voorligt, geldt de vigerende richtlijn. De ervaring leert dat het jaren kan duren voordat de richtlijn definitief wordt vastgesteld. Sociale activering en vrijwilligerswerk verdienen inderdaad de nodige aandacht in deze tijd van economische teruggang. Het kabinet heeft beleid uitgestippeld ten aanzien van de activering. Wat betreft het vrijwilligerswerk neemt de minister graag kennis van de standpunten die in de Kamer leven. Hij wijst er nog op dat het niet gemakkelijk is om regels te stellen op dit punt omdat zeer uiteenlopende activiteiten kunnen worden verricht in het kader van vrijwilligerswerk en de afbakeningsproblemen legio zijn. Veel goede intenties stranden op het definitieprobleem. In de loop van 2003 zal het nieuwe NAP verschijnen.
De 50% arbeidsparticipatie van oudere werknemers dient in 2010 te zijn gehaald. De inzet van het kabinet is dat de participatie van ouderen grondig wordt vergroot. De verhoging van de gemiddelde pensioengerechtigde leeftijd – wat Nederland betreft vanaf de uittreedleefdtijd van rond de 62 – met vijf jaar zal niet gemakkelijk kunnen worden gerealiseerd. Hiervoor is ook de medewerking van sociale partners en pensioenfondsen nodig. In landen met een lage uittredingsleeftijd en een hoge werkloosheid speelt met name het financieringsprobleem een rol. Een meer structureel accent heeft te maken met het evenwicht op de arbeidsmarkt. Dat verschilt per land. In Nederland is de situatie relatief gunstig omdat er veel kapitaaldekking is en de vergrijzingsproblemen minder pregnant zijn. De huidige sterke fluctuaties in de beurskoersen werpen daar echter een ander licht op. Over de vraag of de vergrijzing een bedreiging gaat vormen voor de stabiliteit van de Europese financiële en economische eenheid zal nog het nodige overleg worden gevoerd in Europees verband.
De Commissie verspreidt de actieplannen pensioen die zijn ingediend. Het comité voor economische politiek en het comité voor sociale bescherming analyseren deze plannen. Deze comités hebben een gezamenlijke vergadering over alle actieplannen op 23 en 24 oktober, uitmondend in een voorstel voor conclusies door de Commissie. Die conclusies worden vervolgens in de Sociale Raad vastgesteld. De Kamer zal in het kader van de reguliere voorbereiding van de Raad WSBVC hierover worden geïnformeerd.
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Hamer
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Terpstra
De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Nava
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.