Verslag algemeen overleg gehouden op 10 maart 2005 - Bestrijding georganiseerde criminaliteit - Main contents
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 29911 - Bestrijding georganiseerde criminaliteit.
Contents
Officiële titel | Bestrijding georganiseerde criminaliteit; Verslag algemeen overleg gehouden op 10 maart 2005 |
---|---|
Document date | 04-04-2005 |
Publication date | 12-03-2009 |
Nummer | KST85530 |
Reference | 29911, nr. 2 |
From | Staten-Generaal (SG) |
Commission(s) | Koninkrijksrelaties (KR), Justitie (JUST) and Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2004–2005
29 911 17 050
Bestrijding georganiseerde criminaliteit
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies
Nr. 2
1 Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Cqörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Fessem (CDA), Straub(PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GroenLinks). Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib(PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD), Karimi (GroenLinks), Vergeer (SP), Hermans (LPF).
2 Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA),
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 4 april 2005
De vaste commissie voor Justitie1 en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties2 hebben op 10 maart 2005 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
– de brief d.d. 22 november 2004 inzake bestrijding georganiseerde criminaliteit (29 911, nr. 1);
– de brief d.d. 24 januari 2005 over de brief van de gemeente Hoorn inzake growshops (Just050053);
– de brief d.d. 28 januari 2005 inzake de voortgang uitvoering beleidsreactie «Uit onverdachte bron» (17 050, nr. 283);
– de brief d.d. 21 februari 2005 inzake afpersing en intimidatiepraktijken in het MKB (29 800-VI, nr. 110).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Van Haersma Buma (CDA) vindt dat Nederland zo onaantrekkelijk mogelijk moet zijn voor personen die zich bezighouden met zware georganiseerde criminaliteit. Daartoe zijn een krachtige rechtshandhaving, een betrouwbare overheid die zich niet laat infiltreren, en een alerte samenleving nodig. De ambitie van de bewindslieden om te komen tot een flexibele, gedifferentieerde en integrale inzet van strafrechtelijke, bestuurlijke, civielrechtelijke en preventieve instrumenten sluit hier goed op aan. Het is de heer Van Haersma Buma echter niet duidelijk welke concrete maatregelen hieruit volgen.
Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub(PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA).
Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob(ChristenUnie), Hirsi Ali (VVD), Griffith (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Cqörüz (CDA), Hermans (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Varela (LPF), Leerdam (PvdA), Balemans (VVD), Eski (CDA), Vergeer (SP).
Tijdens de begrotingsbehandeling heeft de heer Van Haersma Buma bij motie voorgesteld om criminelen strafrechtelijk onder curatele te stellen. Als gevolg hiervan kunnen zij bijvoorbeeld, ook nadat zij hun gevangenisstraf hebben uitgezeten, niet zomaar rechtshandelingen verrichten. Voorts kan aan deze personen bepaalde rechten worden ontnomen, zoals het bezit van een paspoort of rijbewijs. De heer Van Haersma Buma heeft de motie destijds aangehouden, omdat de minister van Justitie in die richting verder zou gaan. Aangezien het bij deze toezegging is gebleven, overweegt de heer Van Haersma Buma zijn motie alsnog in stemming te brengen. Wat zijn de plannen van de minister op dit vlak? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitbreiding van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB)? Wordt er op grotere schaal gebruikgemaakt van de wet BIBOB? Het criterium voor weigering op grond van de Wet BIBOB is dat iemand criminele antecedenten in de betreffende sector moet hebben. Kan deze weigeringsgrond niet worden verbreed tot criminele antecedenten in het algemeen?
Het is bizar dat de pleger van een crimineel feit aan wie het vermogen wordt ontnomen, de kosten die hij heeft gemaakt om het feit te plegen, van dat vermogen mag aftrekken. De heer Van Haersma Buma stelt daarom voor om bij wet te bepalen dat deze kosten niet van het te ontnemen vermogen kunnen worden afgetrokken. Hoe worden Oost-Europese bendes aangepakt die ramkraken plegen in Nederland? De heer Van Haersma Buma is tevreden over de verdragen met de Benelux en Duitsland betreffende de aanpak van deze bendes. Hoe is de samenwerking met de Oost-Europese landen waar deze bendes vandaan komen? Is het mogelijk personen die hiervoor worden berecht, deels voorwaardelijk te straffen op voorwaarde dat zij zich niet meer in Nederland vertonen?
Mevrouw Griffith (VVD) vraagt de bewindslieden naar het verband tussen de WODC-rapporten uit 1998 en 2002 over de georganiseerde criminaliteit en het Nationaal Dreigingsbeeld. Wordt er verder vervolg gegeven aan de WODC-monitor? Het is mevrouw Griffith onduidelijk hoe de door de bewindslieden voorgestelde speerpunten tot stand zijn gekomen. Wat is er nieuw aan deze prioriteiten? Waarom staat softdrugs niet op de prioriteitenlijst? Is de minister zich voldoende bewust van het feit dat de georganiseerde criminaliteit ook betrokken is bij de handel in softdrugs? Voor welke periode zijn de prioriteiten vastgesteld? Kan de Kamer over enkele jaren opnieuw een rapport verwachten? Mevrouw Griffith is blij dat de politie en het OM de opdracht hebben gekregen om samen tot een verantwoordingssystematiek te komen. Daarom vindt zij het verrassend dat de politie en het OM ieder voor zich een rapport hebben opgesteld in reactie op het Nationaal Dreigingsbeeld. Zij zou graag zien dat er bij de rapportage over de verantwoordings-systematiek een overzicht wordt gevoegd van opsporingsonderzoek in zaken die betrekking hebben op artikel 140 WvSr. en het aantal zaken dat daadwerkelijk voor de rechter wordt gebracht. In 1996 constateerde de onderzoeksgroep-Fijnaut dat personeel op Schiphol betrokken is bij zware of georganiseerde criminaliteit. Blijkens het Nationaal Dreigingsbeeld is dit beeld onveranderd gebleven. Mevrouw Griffith vindt het vreemd dat hierop in de kabinetsreactie niet wordt ingegaan. Hoe wordt dit grote probleem op Schiphol aangepakt? Er bestaat spanning tussen economische belangen en veiligheidsbelangen. Meer controleren leidt tot vertragingen en dit heeft economische consequenties. Mogelijk spelen criminelen hierop in. Wat is het standpunt van de minister?
In het Nationaal Dreigingsbeeld wordt gesteld dat in interviews naar voren is gekomen dat capaciteitsproblemen, gedoogbeleid en gebrekkige samenwerking tussen handhavingsinstanties onderling en tussen de
overheid en het bedrijfsleven de grootste veiligheidsdreiging voor Nederland oplevert. Voorts wordt in het Nationaal Dreigingsbeeld gesteld dat de betrokkenheid van advocaten en notarissen op een verwijtbare manier gestalte krijgt. Wat is de reactie van de minister?
De heer Eerdmans (LPF) is van mening dat de bewijslast in het kader van ontneming van door criminaliteit verworven gelden, dient te worden omgedraaid. De mogelijkheid om kosten af te trekken die zijn gemaakt voor de uitvoering van een crimineel feit, moet zo snel mogelijk worden geschrapt. Vaak wordt geld dat is verdiend met criminele activiteiten, bij familieleden of vertrouwelingen ondergebracht. Ook dit fenomeen moet hard worden aangepakt.
De Hoge Raad interpreteert artikel 140 WvSr. zeer strikt. Er is volgens de Hoge Raad pas sprake van een criminele organisatie bij een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Dit samenwerkingsverband moet daarvoor gezamenlijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben. De heer Eerdmans vindt het vreemd dat de Hoge Raad ook heeft gesteld dat één misdrijf onvoldoende is om iemand te veroordelen voor lidmaatschap van een criminele organisatie. Hij wijst erop dat er in sommige gevallen maanden intensief wordt samengewerkt aan de voorbereiding van één strafbaar feit. Criminelen opereren bovendien vaak in lossere netwerken, waardoor een eventuele vervolging op basis van artikel 140 WvSr. tot vrijspraak leidt. Kan artikel 140 WvSr. worden aangepast?
Zowel uit het rapport van de dienst Nationale Recherche Informatie (dNRI) als uit het WODC-rapport blijkt dat het gevaar bestaat dat advocaten worden gecorrumpeerd vanuit de georganiseerde misdaad. De heer Eerd-mans is van mening dat de oorzaak hiervan is gelegen in het verschoningsrecht van advocaten. Daarom stelt hij voor om het verschoningsrecht te nuanceren voor schriftelijke stukken. Wil de minister reageren op de volgende drie mogelijkheden? De bewijslast dat de betreffende stukken onder het verschoningsrecht vallen, kan bij de advocaat worden gelegd. De onafhankelijke rechter kan de mogelijkheid krijgen om de stukken bij twijfel in te zien. Er kan een vertrouwenspersoon worden ingezet om te beoordelen of de bewuste stukken betrekking hebben op de procesgang. De NR meldt dat corruptie onder ambtenaren een groot probleem is, waarover echter maar weinig bekend is. Waarom gaat de minister hierop in de brief niet in? Wat vindt de minister van het voorstel van eurocommissaris Frattini om minimumstraffen in te voeren voor georganiseerde misdaad?
De heer De Wit (SP) mist een stevige aanpak in de beleidsreacties op het Nationaal Dreigingsbeeld en het WODC-rapport «Uit onverdachte bron», terwijl beide rapporten zouden moeten leiden tot nieuwe prioriteiten en actie. Behalve tot enkele reorganisaties leiden de rapporten echter tot niets nieuws.
Het Nationaal Dreigingsbeeld is een vrij willekeurige opsomming van georganiseerde criminaliteit. Waarom wordt cocaïnesmokkel bijvoorbeeld belangrijker gevonden dan de betrokkenheid van personeel van Schiphol en de douane bij georganiseerde criminaliteit? Waarom wordt terrorisme in het rapport onder de gewone georganiseerde criminaliteit gebracht? De heer De Wit is van mening dat terrorisme een heel specifieke benadering vereist en daarom niet zomaar onder de noemer «georganiseerde criminaliteit» kan worden gebracht.
In de rapporten wordt duidelijk verwezen naar de verwevenheid van onder- en bovenwereld. Deze verwevenheid komt onder meer tot uiting in witwassen, fraude, ambtelijke corruptie en betrokkenheid van douane, notarissen en advocaten bij criminaliteit. De heer De Wit vindt het een slechte zaak dat het kabinet geen enkele prioriteit geeft aan de aanpak van
deze praktijken. Samenvoeging van het MOT en het BLOM lijkt hem geen afdoende oplossing. Er moet capaciteit en kennis worden vrijgemaakt voor de aanpak van witwassen en andere vormen van verwevenheid van onder- en bovenwereld. Organisaties van advocaten en notarissen moeten duidelijke normen hanteren en ook handhaven. Hoe worden milieucriminaliteit en wapensmokkel aangepakt?
De heer Van der Staaij (SGP) is van mening dat de beleidsreacties concrete ambities ontberen. Welke resultaten moeten er worden geboekt met het terugdringen van georganiseerde misdaad? Op welke terreinen moet een inhaalslag worden gemaakt? Is het ingezette beleid een intensivering en verdergaande systematisering van de bestaande aanpak of worden er echt nieuwe beleidsaccenten gezet? In hoeverre is het een bewuste keuze om niet te werken met kwantitatieve sturing? Bij de aanpak van «gewone» criminaliteit worden deze sturingsmechanismen juist wel toegepast. In het Nationaal Dreigingsbeeld wordt benadrukt dat er een sterke kwaliteitsverbetering nodig is op het terrein van informatievergaring en -analyse. Zijn ook de bewindslieden doordrongen van de urgentie hiervan?
In de nota van het College van procureurs-generaal staat dat bendes uit Oost-Europa niet tot het aandachtsgebied van de NR behoren. Gaat dat niet ten koste van het zicht op de criminaliteit vanuit Zuid- en OostEuropa, uitgaande van samenhang tussen verschillende vormen van criminaliteit? Moet er niet meer aandacht worden besteed aan de verbinding tussen georganiseerde criminaliteit en de softdrugswereld? Ook de verwevenheid van onder- en bovenwereld is een belangrijk thema. De heer Van der Staaij vindt de stijging van het aantal meldingen van ongebruikelijke en verdachte transacties zorgwekkend. Wordt met de samenvoeging van het MOT en het BLOM ook de capaciteit uitgebreid? Uitbreiding lijkt de heer Van der Staaij gezien het grote aantal meldingen en de geringe omvang van beide organisaties geen overbodige luxe.
De heer Van Heemst (PvdA) noemt het Nationaal Dreigingsbeeld een uniek project. Uit vrees voor bureaucratisering vindt hij het echter verstandiger om niet iedere twee jaar een nieuwe proeve uit te brengen. Er bestaat een nauw verband tussen de criminaliteit die is beschreven in het Nationaal Dreigingsbeeld, en de zaken waarmee burgers en ondernemers te maken hebben. Aangiften zijn van groot belang om patronen in criminaliteit te ontdekken. De heer Van Heemst benadrukt daarom het belang van de fijnmazige politiezorg in wijken en de medewerking van lagere overheden.
Hoewel de bewindslieden zes speerpunten formuleren, blijft volgens hen geen enkele vorm van georganiseerde misdaad buiten schot. Hoeveel aandacht besteden zij aan niet-geselecteerde terreinen? De heer Van Heemst mist een programma waarin is opgenomen waarop de komende jaren wordt ingezet en wat daarvoor nodig is aan extra capaciteit en investeringen in bijvoorbeeld informatievoorziening en specialisatie. Waarom vinden de bewindslieden witwassen een bedreigender probleem dan bijvoorbeeld de georganiseerde criminaliteit rondom kinderporno? Wat bedoelen de bewindslieden als zij schrijven dat bij het opstellen van de lijst met speerpunten rekening is gehouden met de internationale agenda? Wat is de meerwaarde van de NR voor de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit? Er is een enorm gebrek aan kennis om zware criminaliteit via internet te bestrijden. Omdat internetcriminaliteit steeds verder weg duikt in de nissen en kelders van internet, is er ook steeds meer expertise nodig om dergelijke zaken te traceren. De geringe belangstelling van de minister van Justitie voor intimidatie en afpersing in het midden-en kleinbedrijf is zeer teleurstellend.
De heer Van Heemst benadrukt het belang van beroepsethiek, niet alleen voor bijvoorbeeld notarissen en makelaars, maar voor alle beroeps-
groepen. Bijvoorbeeld club- en buurthuiswerkers zouden zaken die niet door de beugel kunnen, moeten melden. Daarom moet de minister het debat aangaan met de verschillende beroepsgroepen over het weerbaar maken van de samenleving.
Mevrouw Vos (GroenLinks) vindt het merkwaardig dat terrorisme ontbreekt in het Nationaal Dreigingsbeeld. Terrorisme is een toetsteen voor de effectiviteit van opsporing en vervolging. Er zijn bovendien aanwijzingen dat terrorisme en georganiseerde criminaliteit samenhang vertonen, want internationale terroristische activiteiten worden gefinancierd door middel van drugshandel, wapenhandel en mensenhandel. Dit verband is zorgelijk omdat Nederland een belangrijke doorvoerhaven voor drugs is. Bovendien is Nederland een belangrijk financieel centrum. In het Nationaal Dreigingsbeeld wordt niet gerept over handel in nucleair materiaal uit Oost-Europa. In combinatie met de dreiging van terrorisme, is dit gegeven echter zeer verontrustend.
Mevrouw Vos vraagt aandacht voor milieucriminaliteit, in het bijzonder voor de handel in beschermde planten- en diersoorten. In het Nationaal Dreigingsbeeld wordt gesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat er stelselmatig beschermde planten- en diersoorten via Schiphol worden gesmokkeld. Mevrouw Vos betwijfelt echter of dit een juiste conclusie is. Zij vermoedt dat er eerder sprake is van een kennislacune. Omdat er veel geld met deze vorm van criminaliteit is gemoeid en er relaties bestaan met andere vormen van criminaliteit, moet er meer prioriteit aan de opsporing worden gegeven.
Wat vinden de bewindslieden van het pleidooi in het Algemeen Politieblad dat een ideeëngestuurde analyse van de georganiseerde criminaliteit beter is dan een analyse van de gegevens, omdat er veel gegevens ontbreken? Op het Nationaal Dreigingsbeeld volgt te weinig daadwerkelijke actie. Vooral witwaspraktijken moeten worden aangepakt. Er zijn weliswaar modellen aangekondigd voor 2005, maar het lijkt erop dat het kabinet niet weet hoe het witwaspraktijken moet aanpakken. In het Nationaal Dreigingsbeeld staat dat het verschoningsrecht van advocaten aantrekkelijk is voor criminelen. Zijn de bewindslieden van mening dat er maatregelen moeten worden getroffen? Of voldoet de huidige regeling waarin waarheidsvinding blijkens een arrest van de Hoge Raad in uiterste gevallen kan prevaleren boven verschoningsrecht?
De heer Rouvoet (ChristenUnie) is benieuwd naar de relatie tussen het Nationaal Dreigingsbeeld en de WODC-rapporten. Hij zou meer helderheid willen over de relatie tussen het voorliggende rapport en de inzet van capaciteit. Waarom is er voor deze zes speerpunten gekozen? Wat betekent het formuleren van deze speerpunten voor de aanpak van de andere potentiële dreigingen? Van de witte vlekken is onvoldoende bekend om te kunnen zeggen of er een reële dreiging is. De heer Rouvoet benadrukt daarom het belang van informatievoorziening. Bestrijding van georganiseerde criminaliteit is niet alleen een zaak van politie en justitie. Voor de aanpak van bijvoorbeeld ambtelijke corruptie zijn het BIBOB-instrumentarium en de integriteitsaudits van belang. Hoe verloopt de samenwerking met de Koninklijke Marechaussee, de FIOD en andere Bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en) om grote criminelen aan te pakken via de «Al Capone»-aanpak?
Het antwoord van de bewindslieden
De minister van Justitie licht toe dat het Nationaal Dreigingsbeeld wezenlijk verschilt van de WODC-rapporten. De WODC-rapporten worden samengesteld op basis van criminaliteitscijfers en richten zich derhalve op de vormen van criminaliteit die in het verleden aan het licht zijn gekomen. Voor het Nationaal Dreigingsbeeld zijn eveneens criminaliteitscijfers geïn-
ventariseerd, maar op basis daarvan hebben deskundigen beoordeeld welke vormen van criminaliteit in de toekomst de grootste bedreiging zijn, ook als deze in het verleden nog niet of nauwelijks aan de oppervlakte zijn gekomen. Op die manier wordt voorkomen dat de aandacht van het justitiële apparaat zich te veel richt op vormen van criminaliteit waarover al het nodige bekend is. Het Nationaal Dreigingsbeeld is een combinatie van een ideeën- en een feitengestuurde analyse. Overigens zullen de WODC-onderzoeken in de toekomst worden voortgezet.
De politie en het OM hebben hun programma’s afgestemd op het Nationaal Dreigingsbeeld. Vervolgens is dit in de beleidsreactie vertaald naar een prioriteitenlijst voor de Nationale Recherche, die zich richt op een specifiek deel van de criminaliteit. De belangrijkste vernieuwing ten opzichte van het verleden is dat er een apart apparaat voor deze prioriteiten is, namelijk de NR. In het verleden moesten hiervoor bovenregionale en interregionale teams worden samengesteld. Vormen van criminaliteit die niet primair tot het werkterrein van de NR behoren, zijn niet opgenomen in de speerpuntenlijst. De samenstelling van een speerpuntenlijst houdt weliswaar niet in dat er helemaal geen aandacht is voor niet opgenomen zaken, maar de prioriteiten hebben wel voorrang. Dit betekent dat ook de informatiewinning op de prioriteiten wordt toegespitst.
Milieucriminaliteit komt niet op de speerpuntenlijst voor, omdat deze vorm van criminaliteit wordt aangepakt door de bovenregionale teams. Binnen het OM is daarvoor capaciteit gereserveerd. Binnenkort ontvangt de Kamer een dreigingsbeeld dat is toegespitst op milieucriminaliteit. Hierbij is volgens dezelfde systematiek als bij het Nationaal Dreigingsbeeld gekeken naar de aandachtspunten. Ook de handel in bedreigde planten- en diersoorten komt hierbij aan bod.
Er is voor gekozen om op basis van het Nationaal Dreigingsbeeld eerst de speerpunten van beide ministers te formuleren. De capaciteit van de NR en het landelijk parket, moet op basis van deze speerpunten worden ingezet en deze inzet wordt achteraf verantwoord. Iedere vier jaar zal er een nieuw Nationaal Dreigingsbeeld worden uitgebracht en niet iedere twee jaar, zoals nog in de brief van 22 november 2004 werd gesteld. Politie en OM hebben de opdracht om vóór 1 mei 2005 een intelligence-agenda op te stellen ten behoeve van het in kaart brengen van de witte vlekken. In deze agenda wordt vastgelegd op welke manier intelligence zal worden verkregen.
De prioriteiten die door de bewindslieden zijn gekozen, sluiten aan op het internationale en Europese beeld. Aangezien de Nederlandse aanpak tot op zekere hoogte nieuw is in Europa, hebben Europol en andere landen belangstelling getoond. Het Haagse programma strekt ertoe om ook op Europees niveau tot een dreigingsbeeld te komen, op basis waarvan een werkverdeling kan worden gemaakt. Hiertoe dienen alle EU-landen het verdrag over onder meer de «joint investigation teams» te implementeren.
Kwantitatieve sturing door middel van concrete doelen is alleen mogelijk bij kleinere zaken. Onderzoek naar georganiseerde criminaliteit richt zich op de economie en de verhoudingen erachter. Dit betekent dat er in een concrete zaak niet onmiddellijk wordt ingegrepen, maar dat wordt getracht om de achterliggende organisatie en de geldstromen in kaart te brengen. Door in eerste instantie terughoudend te zijn, kan later meer gericht worden geopereerd zodat de ingreep een groter effect heeft. Het is dan ook niet opportuun om als doel te stellen dat een bepaald aantal zaken moet worden opgelost.
In het WODC-rapport «Uit onverdachte bron» wordt erkend dat er onvoldoende werd gedaan aan witwassen. Om de aanpak van witwassen te verbeteren, worden de MOT-wetgeving en de indicatoren aangepast. Voorts wordt de informatie beter gebruikt en worden MOT en BLOM samengevoegd, zodat opsporing en vervolging in elkaar overlopen. Het is
niet de bedoeling om de capaciteit van MOT/BLOM uit te breiden. In de praktijk blijven de meldingen van het MOT/BLOM te vaak bij specialisten hangen. De uitdaging bestaat er dan ook niet in om meer informatie te genereren, maar om de informatie op de juiste plaats te krijgen zodat deze in gewone opsporingsonderzoeken kan worden meegenomen. Witwassen is een symptoom van georganiseerde criminaliteit en maakt onderdeel uit van de verweving van onder- en bovenwereld. Daarom wordt witwassen in de beleidsreactie genoemd als speerpunt. Schiphol wordt weliswaar niet als een apart speerpunt genoemd, maar er vinden diverse activiteiten plaats die wél tot de speerpunten behoren. In dat kader wordt er wel degelijk veel aandacht aan Schiphol besteed.
De minister vindt dat het mogelijk moet zijn om zware criminelen aan te pakken door middel van beperking van hun handelingsvermogen. Er wordt dan ook gewerkt aan de modernisering van het sanctiewezen. De Kamer kan bijvoorbeeld een wetsvoorstel tegemoet zien dat het toezicht op rechtspersonen intensiveert. Het is echter moeilijk om de civielrechtelijke handelingsvrijheid van criminelen te beperken, anders dan in de vorm van bijkomende straffen. Wel kan er een bestuursverbod worden opgelegd, zodat iemand bijvoorbeeld wordt uitgesloten van het bestuurslidmaatschap van stichtingen. Op Curac¸ao is het mogelijk om het paspoort van drugskoeriers in te trekken. Nederland werkt met het ontzeggen van de toegang tot vliegtuigen aan mensen die op de zwarte lijst van luchtvaartmaatschappijen staan. Intrekking van het rijbewijs kan ertoe leiden dat mensen zonder rijbewijs in de auto stappen of een chauffeur inhuren en heeft dus weinig zin.
Als een crimineel niet meer zelfstandig rechtshandelingen kan verrichten omdat hij onder curatele staat, zal hij dit probleem omzeilen door bijvoorbeeld een rechtspersoon in te zetten. De minister acht onder curatele stellen daarom een minder effectief instrument. In het kader van het concept «tegenhouden» probeert de politie drempels op te werpen om criminaliteit te voorkomen. Hiertoe wordt informatie doorgespeeld via het BIBOB-mechanisme of door middel van adviezen aan andere bestuurlijke instanties. Op die manier wordt het bepaalde personen zo moeilijk mogelijk gemaakt om te handelen.
De mogelijkheid tot aftrek van de kosten voor het plegen van het feit, is een consequentie van de keuze om ontneming het karakter van een maatregel en niet van een straf te geven. Tegen de achtergrond van het EVRM is vervolgens in de jurisprudentie uitgewerkt dat strikt moet worden uitgegaan van de groei van het vermogen door criminaliteit en niet van de aantasting van het vermogen. De minister begrijpt dat de huidige gang van zaken als problematisch wordt ervaren, maar acht wetswijziging niet het juiste instrument. Op die manier wordt een maatregel om winst te ontnemen namelijk opgerekt tot een instrument om het vermogen aan te tasten, waardoor in wezen een boete wordt opgelegd. Het probleem is ontstaan in de jurisprudentie en moet ook via die weg worden opgelost. Omkering van de bewijslast heeft voor het ontnemingsrecht weinig praktische betekenis. Als tijdens een rechtszaak wordt gesteld dat het vermogen van de verdachte verkregen is door middel van criminaliteit, dan zal de rechter de bewijslast zo verdelen dat moet worden aangetoond dat dit voor bepaalde vermogensbestanddelen niet geldt. Ook als kan worden aangetoond dat vermogensbestanddelen van familieleden of bekenden van de verdachte afkomstig zijn van criminele activiteiten, kan er worden opgetreden. Het zou te ver gaan om in deze gevallen de bewijslast om te keren, omdat het om volstrekt onschuldig kapitaal kan gaan. De minister heeft van het OM vernomen dat zich bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit op basis van artikel 140 WvSr. in de praktijk geen knelpunten voordoen. De minister wacht eerst het voorstel van de heer Frattini over minimumstraffen af voordat hij erop reageert. Georganiseerde bendes uit Oost-Europa staan niet op de speerpuntenlijst van de NR, maar dat betekent niet dat er geen aandacht aan het probleem
wordt geschonken. Dergelijke zaken worden behandeld door de regionale politie en de bovenregionale teams. Nederland is met een van de bewuste landen overeen gekomen dat het paspoort van betrokkenen wordt ingetrokken. Het heeft weinig zin om een voorwaardelijke straf op te leggen op voorwaarde dat men niet terugkomt, omdat de bendeleden het land meestal alweer uit zijn voordat het opsporingsonderzoek goed en wel is begonnen.
De aanpak van softdrugs is geen prioriteit van de NR, omdat het probleem een sterk regionale component heeft. Bij de aanpak van drugshandel worden softdrugsdelicten echter meegenomen. In regionaal verband, bijvoorbeeld in de grensstreek, wordt gewerkt aan de specifieke aanpak van de softdrugsproblematiek.
Er bestaat onmiskenbaar spanning met betrekking tot het verschoningsrecht en het ambtsgeheim. De minister vindt het bemoedigend dat ook de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) dit punt aan de orde stelt. Daarom wil hij hierover eerst met de NOvA en andere beroepsgroepen spreken. Aangezien het probleem zich incidenteel voordoet, voelt de minister niet voor een algehele aanpassing van het verschoningsrecht. Er moeten veeleer afspraken worden gemaakt over beroepsregels betreffende melding van misstanden. De minister zal nadenken over de wijze waarop beroepsethiek in bredere zin onder de aandacht kan worden gebracht.
De aanpak van terrorisme wordt gecoördineerd door de coördinator terrorismebestrijding. Het is niet de bedoeling dat deze speciale structuur wordt gecompliceerd door terrorisme eveneens aan te pakken via de opsporing van georganiseerde criminaliteit. Dat neemt niet weg dat terrorisme zich deels voedt met middelen die zijn verkregen uit georganiseerde criminaliteit. Terrorisme is niet apart opgenomen in het Nationaal Dreigingsbeeld, omdat de analyse van terrorisme elders wordt gemaakt. Het kabinet heeft terrorisme echter wel tot speerpunt benoemd. De bewindslieden zullen de Kamer in april een brief sturen over de aanpak van illegaal vuurwapenbezit en wapensmokkel. Samen met enkele andere departementen is er kort geleden een National High Tech Crime Center opgezet om het gebruik van internet en moderne communicatiemiddelen ten behoeve van criminaliteit te analyseren.
De minister is doordrongen van het belang van de politiezorg op gemeentelijk niveau voor de opsporing van georganiseerde criminaliteit. In dit kader is de nota van de Raad van Hoofdcommissarissen van belang. Afpersing van het MKB is aan de orde gesteld in het kader van de regionale platforms criminaliteitspreventie, waarbij bedrijfsleven, politie en bestuur om tafel zitten om de aanpak van criminaliteit te bespreken. Vaak kan afpersing echter niet worden bewezen als de politie op signalen reageert. Aangezien het van belang is dat het functioneren van het MKB niet op deze wijze wordt verstoord, zal de minister opnieuw aandacht aan het verschijnsel besteden.
Het verdwijnen van nucleair materiaal is weliswaar relevant vanuit het oogpunt van terrorisme, maar het is geen verschijnsel dat apart prioriteit moet krijgen in het kader van het Nationaal Dreigingsbeeld. Het misbruik van de financiële wereld door terroristische organisaties komt vooral aan de orde in het kader van terrorismebestrijding. De Bijzondere Opsporingsdiensten spelen vooral een rol bij fraudebestrijding.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties licht toe dat de politie naast de prestatiecontracten extra aandacht besteedt aan geweld, activiteiten op het terrein van tegenhouden en zware en georganiseerde criminaliteit. De komende tijd komt daar nog nadrukkelijker het onderwerp terreurbestrijding bij. Het Nationaal Dreigingsbeeld kan worden gezien als het sluitstuk van de vorming van de NR. Door de samenvoeging van de regionale teams is een einde gekomen aan de versnippering van capaciteit. Tegelijkertijd heeft vorming van boven-
regionale teams plaatsgevonden. De Raad van hoofdcommissarissen en het College van procureurs-generaal hebben daarbij een belangrijke en positief geïnspireerde rol gespeeld.
De NR heeft zich in korte tijd een plaats in de opsporing verworven en het aantal NR-onderzoeken neemt toe. Op dit moment heeft de NR 6 onderzoeken naar terrorisme onder handen en zijn 17 onderzoeken gerealiseerd. Naar de Turkse georganiseerde criminaliteit lopen 7 onderzoeken en zijn 9 onderzoeken gerealiseerd. Naar Oost-Europese georganiseerde criminaliteit worden 10 onderzoeken uitgevoerd en zijn er 14 afgrond. Met betrekking tot XTC zijn 33 onderzoeken in uitvoering en zijn 45 onderzoeken afgerond. In totaal zijn er tot nu toe 281 onderzoeken gerealiseerd en zijn 170 onderzoeken in uitvoering. In 2004 hebben de bovenregionale teams 4 onderzoeken naar mensenhandel afgerond, terwijl nog 1 onderzoek loopt. Voorts zijn in datzelfde jaar 10 onderzoeken naar bancaire fraude afgerond, terwijl 4 gevallen in onderzoek zijn. Ten aanzien van woning- en bedrijfsinbraken zijn er respectievelijk 10 en 14 onderzoeken afgerond. De minister is zeer tevreden over deze resultaten, omdat daarmee recht wordt gedaan aan de geformuleerde speerpunten. Voorkomen moet worden dat de NR op grotere afstand van de regiokorpsen komt te staan. De NR is juist gedeconcentreerd gehuisvest om binding te houden met het werk in de regio. Die binding moet dan ook van beide kanten worden gezocht. De verbeterde loopbaanperspectieven binnen de recherche mogen ook geen eenrichtingsverkeer naar bovenregionale teams en de NR worden, met een leegloop van kwaliteit uit de regiokorpsen tot gevolg. Om dit te voorkomen worden personeelsarrangementen gesloten tussen korpsen en de NR, waarin bij de NR geplaatste rechercheurs een terugkeergarantie wordt geboden. De minister zal de Kamer nader informeren over deze knelpunten over de vorming van NR en BR en over de behaalde resultaten. Omdat het strafrecht de aanpak van georganiseerde criminaliteit niet alleen af kan, is het concept «tegenhouden» ontwikkeld. Tegenhouden bestaat uit twee componenten. De eerste component bestaat uit handelingen die de politie in het kader van het eigenlijke politiewerk kan verrichten. Wanneer het opsporingsbelang niet wordt geschaad, kan de politie bijvoorbeeld criminele activiteiten verstoren door de daders vroegtijdig duidelijk te maken dat de politie kennis draagt van de voorbereidingen. De tweede component van tegenhouden omvat signaleren en adviseren van andere organisaties om op te treden. Hiertoe werkt de minister aan een faciliteit, zodat BZK fungeert als eerste aanspreekpunt en andere partners kan aanspreken.
De minister is het van harte eens met de opmerking dat de activiteiten van het regionale en lokale bestuur van groot belang zijn. De aandacht van BZK voor het lokale bestuur is de afgelopen tijd sterk geïntensiveerd. Dit komt tot uitdrukking in de afspraken die zijn gemaakt met de G30 en het project Veilige gemeenten dat BZK is gestart. Het belang van het politiewerk in de haarvaten van de samenleving wordt hierbij in termen van signalering onderstreept.
Het is ook de waarneming van de minister dat er in het buurthuiswerk, op sommige onderwijsinstellingen en op andere plaatsen in de samenleving grootscheeps wordt weggekeken. Informatie over bijvoorbeeld drugs, radicaliseringstendensen, rechts-extremisme en wapenbezit is vaak wel voorhanden, maar er wordt niets mee gedaan. BZK zal partners hierop aanspreken. Aangezien het probleem over het algemeen lokaal is, dient de aanpak ook lokaal te worden vormgegeven.
Een tegenvallend aantal van 90 bestuursorganen heeft regels opgesteld over de eigen toepassing van BIBOB. Daarom zal de minister in samenwerking met zijn collega van Justitie de druk verhogen door te wijzen op de noodzaak van BIBOB. Binnenkort brengt de Begeleidingscommissie BIBOB een advies uit. Het instrument BIBOB wordt al gebruikt voor de aanpak van criminele activiteiten, waarbij niet alleen wordt gekeken naar
de sector waarin de adviesaanvraag valt. De minister wacht het advies van de Begeleidingscommissie BIBOB ten aanzien van verbreding tot terrorisme met belangstelling af.
BIBOB kan een instrument zijn om growshops aan te pakken. De minister vindt dat growshops primair op lokaal niveau moeten worden aangepakt via het vergunningentraject. Growshops moeten daartoe via de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vergunningplichtig worden gemaakt. De mogelijkheden die gemeenten hebben om growshops aan te pakken, zal de minister onder de aandacht van gemeentebesturen brengen. Naar verwachting zal hierover in april een onderzoeksrapport naar de Kamer worden gestuurd.
Alle regio’s zijn bezig met het opzetten van een regionaal milieuteam ten behoeve van de aanpak van milieucriminaliteit. Daarmee is ongeveer 350 fte gemoeid. Voorts zijn er zes interregionale milieuteams gevormd. Ieder team heeft 20 fte ter beschikking, zodat het totaal op 120 fte uitkomt. Naar verwachting zijn de teams per 1 april 2005 volledig operationeel. De milieuteams zijn een uitvloeisel van de periode waarin vanuit de begroting van VROM middelen voor de politie ter beschikking zijn gesteld. Het is de vraag of op thema georganiseerde criminaliteitsbestrijding een goede oplossing is. Daarom zal deze aanpak op termijn worden geëvalueerd.
De politie heeft de afgelopen tijd een paar grote slagen gemaakt op het gebied van informatiehuishouding. Momenteel loopt het project Politie Suite Opsporing II dat de informatie-uitwisseling tussen de korpsen moet verbeteren en technische belemmeringen in de onderlinge gegevensuitwisseling moet wegnemen. De afgelopen maanden is duidelijk geworden dat dit proces zeer moeizaam verloopt en daarom hebben de bewindslieden van Justitie en BZK en de Raad van Hoofdcommissarissen ingegrepen. Er wordt gezocht naar een oplossing op de korte termijn. De minister benadrukt echter dat het niet de bedoeling is om in te leveren op de ambities op de langere termijn. De minister zal de Kamer hierover zo spoedig mogelijk nader informeren.
Nadere gedachtewisseling
De heer Van Haersma Buma (CDA) is ervan overtuigd dat criminelen individueel moeten worden aangepakt. Daartoe moet worden gekeken of het mogelijk is om een vorm van onder curatele stellen te ontwikkelen. Hij zal zijn aangehouden motie daarom alsnog in stemming brengen. Kan de Kamer een voorstel verwachten voor de uitbreiding van het BIBOB-instrumentarium ten behoeve van de aanpak van zware criminaliteit? De Oost-Europese bendes behoren niet tot de taak van de NR, maar het is wel een nationaal probleem dat op zijn minst bovenregionaal moet worden aangepakt. De heer Van Haersma Buma is ervan overtuigd dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel een maatregel blijft, ook wanneer in de wet wordt vastgelegd dat bepaalde kosten niet voor aftrek in aanmerking komen.
Mevrouw Griffith (VVD) is van mening dat het rapport betreffende het Nationaal Dreigingsbeeld geen slag maakt, maar dat deze slag nog moet worden gemaakt. Zij zou graag de door de minister van BZK genoemde cijfers op papier ontvangen bij de verantwoordingssystematiek die nog naar de Kamer wordt gestuurd. Softdrugscriminaliteit is een ernstig probleem. Mevrouw Griffith vindt het daarom een gemiste kans dat softdrugs niet als dreiging, potentiële dreiging of witte vlek wordt genoemd in het Nationaal Dreigingsbeeld. Zij maakt zich daarover ernstige zorgen.
De heer Eerdmans (LPF) is niet overtuigd door het argument van de minister dat omkering van de bewijslast voor familieleden en bekenden van criminelen in het kader van de «pluk ze»-wetgeving te drastisch zou
zijn. De heer Eerdmans vindt dat deze personen moeten aantonen hoe zij aan bepaald vermogen zijn gekomen. Hij vraagt de minister van Justitie het verslag van zijn gesprek met de NOvA naar de Kamer te sturen.
De heer De Wit (SP) constateert dat de bewindslieden weliswaar prioriteiten hebben geformuleerd, maar dat dit nog niet wil zeggen dat hieraan in de praktijk ook absolute prioriteit wordt gegeven. Verbinden de bewindslieden capaciteit aan de speerpunten en gaan zij hiertoe investeren in scholing, kennis en deskundigheid?
De heer Van der Staaij (SGP) vraagt of de Oost-Europese bendes toch niet tot de aandachtgebieden van de NR kunnen worden gerekend. Het verband tussen softdrugs en georganiseerde criminaliteit krijgt onvoldoende aandacht. De heer Van der Staaij is van mening dat moet worden gekeken of growshops als zodanig kunnen worden verboden. Hij wacht de nota over corruptiebestrijding af.
De heer Van Heemst (PvdA) vindt het stellen van prioriteiten die doorwerken bij de NR en het landelijk parket waarover achteraf verantwoording wordt afgelegd te mager. Hij had gehoopt dat het Nationaal Dreigingsbeeld en de beleidsreactie van de bewindslieden zouden leiden tot een grotere inspanning om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Het is voor de heer Van Heemst nog steeds onduidelijk wat wordt bedoeld met de mededeling in de beleidsreactie dat in beginsel geen enkele vorm van georganiseerde criminaliteit buiten schot zal blijven. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de productie en distributie van kinderporno? De heer Van Heemst vreest dat er toch zaken op hun beloop worden gelaten.
De aanpak van zware ICT-criminaliteit staat nog in de kinderschoenen. Hiervan moet dan ook snel werk worden gemaakt. De heer Van Heemst is blij met de toezegging dat er nader naar het probleem van afpersing van winkeliers wordt gekeken. Kunnen de bewindslieden samen met hun collega van EZ en het georganiseerde bedrijfsleven kijken hoe er beter inzicht in het probleem kan worden gekregen?
Mevrouw Vos (GroenLinks) verkeerde in de veronderstelling dat het Nationaal Dreigingsbeeld bedoeld was om te kijken hoe criminele organisaties werken en om onderlinge verbanden aan te geven. Op basis daarvan zou dan een prioriteiten- en intelligence-agenda worden opgesteld. Mevrouw Vos begrijpt niet hoe dat kan als allerlei belangrijke onderwerpen al bij voorbaat uit het Nationaal Dreigingsbeeld zijn gehouden. Een integrale visie op de georganiseerde criminaliteit lijkt te ontbreken. Mevrouw Vos is van mening dat er prioriteit moet worden gegeven aan de aanpak van de handel in bedreigde planten- en diersoorten.
De minister van Justitie zal de Kamer een brief sturen over de mogelijke concrete invulling van het onder curatele stellen van zware criminelen. BIBOB omvat al het hele spectrum van zware criminaliteit en hoeft dus niet te worden uitgebreid. In het Nationaal Dreigingsbeeld staan de verschillende criminele activiteiten centraal en niet de herkomst van de criminelen die zich daarmee bezighouden. Uit het overzicht dat de minister van BZK heeft gegeven van lopende onderzoeken, blijkt dat er veel aandacht wordt besteed aan Oost-Europese bendes. De minister is van mening dat het Nationaal Dreigingsbeeld wel een slag maakt, want het is een instrument op basis waarvan speerpunten zijn benoemd. De minister zal de Kamer rapporteren over de uitkomsten van zijn gesprek met de NOvA.
Het Nationaal Dreigingsbeeld omvat inderdaad niet alle vormen van criminaliteit, want er zijn speerpunten benoemd. De handel in bedreigde planten- en diersoorten valt daar niet onder, omdat de dreiging voor de
samenleving niet zodanig groot is, dat het in dit kader moet worden meegenomen. De prioriteiten zijn primair van belang voor de NR, maar niet uitsluitend omdat ze óók doorwerken op het lokale niveau. Het Nationaal Dreigingsbeeld geldt voor vier jaar. Als voor die hele periode programma’s voor de uitvoering zouden worden vastgelegd, wordt er een irreële bureaucratische machinerie opgezet. De minister is daarom van mening dat het vruchtbaarder is om de discussie te voeren op basis van verantwoording achteraf.
Handel in softdrugs, wietteelt en growshops vormen vooral een toenemend probleem in de grensstreek en heeft de aandacht van de minister. Hij overlegt over de aanpak met de grenssteden. Als daar aanleiding toe is, zal hij de Kamer over de uitkomsten hiervan rapporteren. Milieucriminaliteit kan voortkomen uit de georganiseerde criminaliteit, maar heeft in een groot deel van de gevallen te maken met handhaving. Daarom is milieucriminaliteit op andere wijze in de stukken aangesneden.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beaamt dat er wordt gewerkt aan een corruptienota. Als de nota af is, zal deze naar de Kamer worden gestuurd. Er wordt voorts gewerkt aan digitaal rechercheren.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties,
Noorman-den Uyl
De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie, De Groot
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.