Angels and Demons - Main contents
Angels and Demons is een roman van Dan Brown. De titel werd door de Amerikaanse schrijfster Siri Hustvedt gebruikt in een artikel over de politieke situatie in de VS. In haar ogen heeft de periode Bush geleid tot een versimpeling van het politieke taalgebruik met als doel de wereld in tweeën te delen: aan de ene kant de ‘nobele Amerikanen’ die strijden voor de vrijheid en aan de andere kant ‘lage boosaarden’ in de rest van de wereld. Een wereld bevolkt door Engelen en Demonen.
Ongetwijfeld is er veel af te dingen op dit beeld van Hustvedt. Maar zij heeft mij wel aan het denken gezet over wat je de digitalisering van het mensbeeld zou kunnen noemen, waarschijnlijk vooral als gevolg van terroristische dreigingen, maatschappelijke en economische onzekerheden en de alomtegenwoordigheid van angst als politieke factor.
Een wereld die alleen bestaat uit Engelen en Demonen, uit Hobbits en Orks, is een wereld waar de nuance wordt vermorzeld, waar de complexe motieven van menselijk handelen uit het oog worden verloren. Een wereld, kortom, waar dialoog niet meer bestaat, want tegenover mijn absolute gelijk staat het absolute ongelijk van de ander. Waarover moeten wij dan nog praten?
Een van de redenen waarom Barack Obama mij fascineert, is dat hij durft stelling te nemen tegen deze digitalisering en aan te geven dat de wereld uit meer bestaat dan enen en nullen. Hij durft de complexiteit van menselijke beweegredenen te benoemen, hij loopt niet weg voor de paradoxen in een samenleving. Binnen grenzen, dat begrijp ik, want teveel nuance, zeker in deze tijd, is een recept voor een prachtige electorale nederlaag.
Maar Obama heeft als eerste presidentskandidaat in de geschiedenis openlijk gesproken over de diepgewortelde woede van de Afro-Amerikanen. ‘De woede is er’, zei hij, ‘deze is zeer krachtig en het simpelweg willen wegpoetsen van die woede leidt er alleen maar toe dat de enorme kloof van onbegrip tussen de rassen wordt vergroot.’ De boodschap is, lijkt mij, dat je je demonen alleen maar kunt ontwapenen door ze diep in de ogen te kijken. Een essentiële boodschap in samenlevingen waar verschillende culturen moeten trachten een collectief gedragen burgerschap te ontwikkelen.
Taal heeft hierbij een veel grotere rol dan wij vaak veronderstellen. Het politieke taalgebruik is sinds het begin van dit millennium steeds ongenuanceerder geworden. Steeds grotere woorden, steeds hardere oordelen, steeds meer negative campaigning. Stel dat Obama er in slaagt een nieuwe taal te vinden, een taal die de nuance, de compassie, het begrip voor de complexiteit van menselijke handelen weerspiegelt, het begrip voor de mogelijkheid dat mensen in de loop van hun leven van mening kunnen veranderen. Dat zou misschien van een zelfde invloed kunnen zijn op het politieke discours in de rest van de Westerse wereld. Immers, dat is ook gebeurd met de Bush-taal, die de wereld toch vaak terugbracht in het digitale schema van goed en fout.
Wat zou het mooi zijn, zo’n nieuwe taal. Misschien moeten wij ons best doen het ook op de bescheiden Nederlandse schaal een kans te geven. Dan kunnen we wellicht af en toe wat minder makkelijk mensen be- en veroordelen over zaken die in het verre verleden spelen. Dan kunnen we misschien mensen ook gunnen dat zij fouten inzien, daarvan leren, zonder dat zij meteen tot ‘fout’ worden bestempeld. ‘Fout’ in de Koude Oorlog, ‘fout’ in de jaren zestig, ‘fout’ in de jaren tachtig, volgens mij heb je met deze drieslag bijna de helft van de Nederlandse bevolking van boven de 45 te pakken. En het is wachten op een nieuwe ‘foute’ categorie. Wie heeft er in de jaren zeventig allemaal discopakken gedragen? Dat is pas ‘fout’.
Meer informatie
Discussieer mee over dit onderwerp op www.NederlandinEuropa.nl