Italië 2 - Main contents
“Het noordelijke onafhankelijkheidsstreven heeft inmiddels ook een grote politieke vertaling gekregen” schrijft Frans Timmermans over het hedendaagse Italië. “Het regionalisme is in Europa enorm opgebloeid.”
Graaf Camillo di Cavour, de eerste premier van het (min of meer) verenigde Italië schijnt gezegd te hebben: “We hebben Italië gemaakt, nu nog de Italianen.” De begindatum van het verenigde Italië wordt gezet op 1861 en daarom zijn er plannen om in 2011 het 150 jarig bestaan van het land groots te vieren. De voorbereidingen van de festiviteiten staan onder toezicht van oud-president Ciampi, daartoe vurig aangespoord door zijn opvolger Napolitano. Het behoeft niet te verbazen dat er controverse is ontstaan over dit jubileum, want de eenheid van Italië wordt betwist, met name in het Noorden, onder impuls van de Lega van Umberto Bossi.
Spanningen tussen Noord en Zuid zijn overigens even oud als Italië zelf. Piemontezen zoals Cavour, die hun leven in dienst stelden van de droom van Italiaanse eenheid en de bevrijding van buitenlandse, met name Oostenrijkse bezetting, bekeken hun nieuwe landgenoten ten zuiden van Florence met de nodige argwaan. De culturele, maatschappelijke, politieke en economische verschillen waren zeer groot, veel groter dan de taalkundige overeenkomsten (die overigens minder groot waren dan men hoopte) deden vermoeden.
Waarom wilde men dan een verenigd Italië? Hier speelden verschillende motieven een rol. In de eerste plaats zocht men natuurlijk (internationale) macht door een land te maken dat in omvang en bevolking kon meedoen met de grootste en machtigste landen van Europa. Dat was de beste manier om de buitenlandse bezetters er uit te jagen. In de eerste plaats de Oostenrijkers, maar ook de Fransen, die weliswaar de strijd van Piemont tegen Oostenrijk steunden, maar zelf ook Rome bezet hielden, na de ineenstorting van het Pauselijk rijk. De wereldlijke macht van de Paus was de meeste ‘Italianen’ ook een doorn in het oog, mensen als Cavour en Garibaldi werden ook gedreven door hun haat tegen de Kerk. Uiteraard waren er ook economische motieven in een tijd dat Piemont een zeer snelle industrialisering doormaakte en het agrarische achterland hard nodig had als grondstoffenleverancier en afzetgebied. Een Italiaanse ‘interne markt’ was daarbij behulpzaam.
Het is best aardig naar die motiveringen te kijken vanuit het Italië van vandaag. De economische eenheid staat niet ter discussie, al is de discrepantie tussen de regio’s nog steeds gigantisch. Buitenlandse bedreigingen voor de territoriale integriteit zijn er niet en de Europese integratie heeft de noodzaak om de eenheid te benadrukken weggenomen. Of, anders gezegd, in Europees verband is het niet meer nodig regionalisme te onderdrukken, zoals wel eeuwenlang de praktijk was in alle Europese natiestaten.
Overigens is dat de reden van het enorm opbloeien van regionalisme in heel Europa, waarbij op veel plaatsen het centralisme sterk wordt gerelativeerd, al dan niet in de vorm van federalisme of regionalisme. Dit speelt in vroeger hyper-centralistische landen als het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België, Spanje en ook Italië. Verder is inmiddels de geopolitieke positie van de grote Europese landen behoorlijk geslonken. In Italië, waar men, met uitzondering van de fascistische periode (‘Mare nostrum’), nooit zulke sterke geopolitieke aspiraties heeft gevoeld, ziet men dit sneller in dan in de meeste andere Europese voormalige grootmachten. Men ziet vooral de EU als geopolitiek instrument en dus ook hier is de grootste druk weg om vooral een sterke Italiaanse eenheid uit te stralen.
De belangrijkste centrifugale kracht blijft het grote verschil tussen Noord en Zuid. Dat was altijd al zo, maar vroeger zorgden de omstandigheden die ik eerder noemde als zeer sterke centripetaal vaccin. Ik kan mij nog goed herinneren uit mijn eigen jeugd in Rome en later korte tijd in Milaan, dat alles wat Bossi vandaag zegt toen ook al aan de borreltafel werd gedebiteerd. Het was de tijd van de grote volksverhuizing vanuit het Zuiden naar de fabrieken van het Noorden, hetgeen daar tot grote spanningen leidde. ‘Terroni’ werden de zuiderlingen genoemd, een scheldwoord dat hard aankwam. En “Afrika begint onder Bologna”, hoe vaak zal ik het niet gehoord hebben in Milaan? Altijd vanuit de inmiddels in Nederland in ander verband bekende beginzin: “Je mag het eigenlijk niet zeggen, maar...”
Inmiddels is de geest uit de fles en heeft het noordelijke onafhankelijkheidsstreven ook een grote politieke vertaling gekregen. Het heeft geen enkele zin de argumenten van vroeger weer van stal te halen, al worden ze in Italië nog vaak gebruikt, door alle grote voorstanders van de nationale eenheid. Die vind je overigens zowel bij links als bij rechts, want ook Gianfranco Fini, nummer twee in de huidige coalitie, voorzitter van het parlement en dubbelhervormde leider van de post-fascisten, is een vurig pleitbezorger van het unitaire Italië.
De enige manier om brede steun te verwerven, ook in het Noorden, voor Italiaanse eenheid is als het Zuiden in staat is zichzelf opnieuw uit te vinden. Daarvoor moet het afrekenen met het endemische karakter van de georganiseerde misdaad die iedere positieve ontwikkeling meteen met tien hypotheken belegt. Daarvoor moet het de bureaucratie sterk beteugelen, de economische ontwikkelingen meer ruimte bieden en de vele, vele miljarden aan overdrachtsbetalingen vanuit het Noorden en vanuit Europa veel doelmatiger gaan inzetten. Zolang dat allemaal niet gebeurt, zal het langzame maar gestage proces van steeds grotere autonomie van het Noorden gewoon doorgaan.