Gedeelde waarden - Main contents
Dinsdagavond mocht ik met de Tweede Kamer in debat over het rapport 'Europa in Nederland' van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) en de reactie van de regering daarop. Ere wie ere toekomt, Alexander Pechtold is blijven aandringen op dit plenaire debat en het werd een mooie avond wat mij betreft. Als u wilt weten wat er allemaal is gezegd kunt u dat rustig nalezen op de website van de Tweede Kamer in het ongecorrigeerde stenogram. Daar mag totdat het definitief is vastgesteld niet uit worden geciteerd, maar behalve mijn eigen woorden heb ik desondanks ook de bijdrage van een kamerlid in zijn geheel opgenomen. Omdat ik recht wil doen aan zijn kritiek op mijn uitlatingen. En het heel belangrijk vind om over de inhoud van onze verschillende visies verder het debat te voeren.
Het was interessant om te horen welke soms zeer verschillende invalshoeken de woordvoerders kozen en we hadden een boeiende discussie met elkaar. Soms ging het er daarbij stevig aan toe, maar altijd met respect en waardering voor ieders bijdrage. En in de overtuiging dat het uitwisselen van verschillende visies de zaken uiteindelijk verheldert. Ik hecht veel waarde aan een goed debat. Dat draagt bij aan de kracht van een democratie als de onze. Ik ben dan ook teleurgesteld in diegenen die het debat uit de weg gaan. Daarnaast vind ik het eerlijk gezegd heel jammer dat er naar mijn smaak maar geringe waardering is voor dit soort visiedebatten. Ze vinden niet vaak plaats en je hoort er weinig over. Debatten worden vaker dan mij lief is bepaald door hypes en incidenten.
Tijdens mijn antwoord aan de leden van de Tweede Kamer in eerste termijn ontspon zich een boeiend debat over de waarden waarop wij de Europese samenwerking baseren. Mijn bijdrage concentreerde zich rond de vraag of we als politici en samenleving toegeven aan de angst of juist kiezen voor hoop als inspiratie en antwoord op de evidente bedreigingen voor de samenleving. Op een bepaald moment formuleer ik deze vraag en noem daarbij ook de PVV.
"Belangrijk zijn de vragen op welke waarden men het handelen baseert en welke waarden gemeenschappelijk zijn. (...) Uiteindelijk staat Europa en misschien ook de Nederlandse samenleving voor een fundamentele keuze: toegeven aan de angst en aan de makelaars van de angst van de PVV of bereid zijn om bronnen van hoop te zoeken als inspiratie voor de toekomst? Is er oog voor de positieve ontwikkelingen in de samenleving of alleen nog maar voor de bedreigingen? Dat is de fundamentele keuze waar Europa en Nederland voor staan. De discussie over waar Europa naartoe gaat, wordt in dat geval dezelfde als de discussie over waar de Nederlandse samenleving naartoe gaat. Die dingen zijn dan toch niet meer uit elkaar te halen?"
Aan het eind van mijn beantwoording in eerste termijn ben ik nog iets dieper ingegaan op het belang van een open debat over botsende visies zoals zich dat dinsdagavond ontvouwde. Ik zei daarover het volgende:
"Het hoeft geen betoog dat de visie van de heer De Roon over de Europese samenwerking door mij niet wordt gedeeld. Als je de Europese samenwerking terug zou brengen tot een samenwerking voor zeer kleine economische onderwerpen en als je van Europa alleen maar een instrumentele gemeenschap zou maken, zou dat heel erg armzalig aandoen. Hiermee kom ik terug bij het begin van mijn betoog. Ik voel mij veel meer aangesproken door het betoog van de heer Van der Staaij. Hij probeert te ontdekken wat de gedeelde waarden zijn en op welke manier die in de toekomst van fundamenteel belang kunnen zijn voor de Europese samenwerking. Ik meen dat de discussie daarover met inachtneming van de meningsverschillen en de al dan niet gedeelde visies veel en veel waardevoller is dan alles wat met Europa te maken heeft terug te brengen tot het opstellen van regeltjes voor eerlijke concurrentie en de kwestie van het ontbreken van grenzen. Daarvoor is de Europese samenwerking veel te veel gebaseerd op gedeelde waarden en op een gedeelde visie van een samenleving die conflicten niet oplost met oorlogen, maar met een dialoog en op een manier die de gehele samenleving verder helpt. Dat is het politiseren van Europese vraagstukken. Dat is de manier om te praten over een Europa dat minder technocratisch is."
"Laat de visies van de heer Van der Staaij, van mij, van de heer Ten Broeke, van de heer Ormel, van mevrouw Wiegman en van de heer De Roon met elkaar botsen en laat daaruit een vruchtbare discussie over de Europese toekomst ontstaan. Ga die discussie niet uit de weg. Ik denk dat dit voor de burgers verhelderend kan werken en de burgers kan stimuleren om daarin mee te doen. "
Het is een nogal lang fragment, maar ik wil het u even voorhouden omdat ik nog steeds niet begrijp waarom de heer De Roon (PVV) in tweede termijn zo boos werd over wat ik had gezegd. Onze visies op de samenleving en de Europese samenwerking lopen uiteen, dat is een feit. Maar ik heb juist veel waardering voor de heer De Roon die wél het debat over Europa met mij aangaat. En ik heb hem op geen enkele manier persoonlijk aangevallen. De heer De Roon zei:
"Ik ben hier vanavond gekomen voor een debat over de legitimiteit van Europa en het regeringsoptreden inzake Europa. Ik was dan ook in niet geringe mate verbaasd over het feit dat mijn partij door de staatssecretaris in een bijzin werd weggezet als makelaar in angst. Ik vind het ongepast dat een vertegenwoordiger van de regering een partij die is gekozen door 560.000 kiezers -- waar 560.000 kiezers vertrouwen in hebben gesteld -- op deze manier, in een bijzin, wegzet. Ik vind het niet alleen onbegrijpelijk en onbetamelijk, maar ik vind ook dat hetgeen de staatssecretaris heeft gezegd een gotspe is. In de eerste plaats omdat de opmerking inhoudelijk onzin is en in de tweede plaats omdat de uitlating is gedaan door iemand die spreekt namens een regering die al wekenlang door megafoonpolitiek angst zaait over een film die niemand nog kent. Overigens is niet alleen angst, maar ook haat gezaaid. Als de uitlatingen van de staatssecretaris uitdrukking zijn van de vrees dat de film op indringende wijze de vinger legt op een ongemakkelijke waarheid, dan moet ik toegeven dat die vrees terecht is. Ik vind dat de staatssecretaris hiermee diep gezonken is. Ik had zoiets niet verwacht. Ik vind het ook moeilijk om iemand die op deze manier het debat voert, serieus te nemen."
Mijn antwoord daarop in tweede termijn begint met een reactie op de herinnering van de heer Ten Broeke aan de aanslagen in Madrid in 2004:
"Voorzitter. De heer Ten Broeke herinnert er terecht aan dat het vandaag vier jaar geleden is dat in Madrid gruwelijke aanslagen plaatsvonden. Wij kunnen als Europeanen trots zijn op de wijze waarop toen waardig en gedecideerd door de Spaanse bevolking is gereageerd. Er hebben zojuist verkiezingen plaatsgevonden in Spanje en gebleken is dat de Spaanse democratie sterker uit deze beproeving is gekomen. De Spaanse democratie is niet gevallen voor de verleidingen van de angst, maar heeft de hoop voorop laten staan. De aanslagen in Spanje, die gepleegd zijn door moslimfundamentalisten, hebben niet geleid tot de wens om de islam te verwijderen uit Spanje of tot het marginaliseren van een bepaalde bevolkingsgroep. De fundamenten van de democratische, pluriforme samenleving zijn niet ter discussie gesteld. Spanje heeft dat niet gedaan. Ik ben de heer Ten Broeke dankbaar voor het noemen van dit voorbeeld, want ik vind dat dit exemplarisch moet zijn voor de manier waarop men binnen Europa met elkaar omgaat en voor de manier waarop men omgaat met de bedreigingen voor de samenleving die er wel degelijk zijn."
"Het geeft absoluut geen pas om de bedreigingen die op ons afkomen en die reëel zijn, te willen counteren door hele bevolkingsgroepen en hele culturen in het beklaagdenbankje te zeggen. Dat is wat uw partij doet, mijnheer De Roon. Da arom noem ik uw partij makelaars in angst. U reageert daarop heel scherp en dat is uw goed recht. Ik ben ontzettend blij dat u met mij op deze manier in elk geval het debat wilt voeren. Tot nu toe is het er alleen maar bij gebleven dat uw partijleider bij wijze van spreken heel hard in de telefoon schreeuwt en dan de hoorn op de haak gooit, zodat degene tegen wie geschreeuwd wordt van uw partij en uw partijleider niet eens de kans krijgt om met uw partij of met uw partijleider een discussie te voeren. Ik heb geen enkel probleem met de wijze waarop u mij benadert. Dat is uw goed recht en het hoort bij onze democratie. Ik vind dat prima en ik voer met u altijd graag de discussie. Het zou echter uw partij en uw partijleider sieren als hij zou ingaan op de talloze uitnodigingen voor debatten die uw partij en hij de afgelopen weken hebben ontvangen van allerlei groepen in de Nederlandse samenleving, die de discussie willen voeren over de thema's die uw partij aanroert. Met andere woorden: als u het debat wilt, zoals u het met mij voert, waarom voert u dat dan niet ook met anderen in de samenleving, die u zo nadrukkelijk de hand reiken om het debat te voeren? Ik denk dat dit alles te maken heeft met het feit dat u geen debat wilt. U wilt alleen een bepaalde bevolkingsgroep uitsluiten van de toekomst van onze samenleving, tenzij de leden van deze groep bereid zijn hun wezen terzijde te schuiven. Dat is iets wat je nooit van een mens kunt vragen. In die zin hoort u ook tot een Europese traditie, namelijk tot die van denkbeelden en ideeën, al dan niet op basis van een geloof, die te maken hebben met een apocalyptische visie op de samenleving en een visie die ervan uitgaat dat alleen één vorm, één idee en één gedachtegoed voor de toekomst van de samenleving werkbaar kan zijn. Daarover zijn uw partij en het kabinet het met elkaar fundamenteel oneens. Ik stel het echter in elk geval op prijs dat u hierover vanavond met mij de discussie hebt willen voeren. (...) Een enkeling van u vond het geen waardevolle discussie, maar ik denk dat de discussie over de gedeelde oorsprong en de gedeelde waarden van de Europese samenwerking niet vaak genoeg kan worden gevoerd, ook in deze Kamer. Ook de verschillen die wij daarin hebben, zijn een bron van rijkdom en ik koester dat, want het is de enige manier waarop wij met elkaar een samenleving kunnen bouwen die niet gebaseerd is op angst, maar wel op hoop."
De kern voor mij is dat succesvol samenleven geen resultaat kan zijn van terugtrekken in de eigenheid van de bevolkingsgroep waarin je nu eenmaal bent geboren. Of dat nu Friezen, Brabanders, Limburgers, Amsterdammers, Rotterdammers, Turken, Marokkanen, Christenen of Moslims zijn. Om vervolgens vanuit die groep te onderhandelen om een acceptabele status quo van ‘naast elkaar leven’ tot stand te brengen, zoals dat in de tijd van de verzuiling het geval was: Leven en laten leven. Nee, om voor de komende decennia vreedzaam en respectvol met elkaar samen te leven zullen we de moeite moeten nemen om ons te verplaatsen in de culturele en politieke context van de anderen. Begrip moeten tonen voor het feit dat mensen nu eenmaal verschillen. En niet meteen angstig worden als de ander niet past in de mal die je vanuit je eigen traditie gewoon bent. Een dergelijke open houding is in de Nederlandse samenleving broodnodig. En ten aanzien van Europa geldt precies hetzelfde. Want het is toch de afgelopen vijftien jaar het Europa geworden van ‘binnenlandse politiek bedrijven’ en dan via Brussel nog een keer binnenlandse politiek bedrijven. Het is veel minder het Europa van je proberen te verplaatsen in de positie van een ander en in plaats van te onderhandelen vanuit je eigenbelang, te erkennen dat als je samen het gedeelde probleem oplost je bijna altijd een resultaat boekt dat voor iedereen méér dan 100% oplevert.
Ik hoor graag van de lezers van mijn blog hoe zij aankijken tegen de keuzes waarvoor wij staan bij het omgaan met verschillen. Vindt u dit soort debatten interessant en noodzakelijk om met elkaar een stap verder te komen? Hoe kunnen we volgens u het beste omgaan met verschillen en is het zoeken naar gedeelde waarden, naar wat ons bindt in plaats van wat ons verdeelt, nuttig of verspilde moeite? En wat is volgens u het alternatief voor het zoeken naar een gemeenschappelijke basis voor onze gezamenlijke toekomst?
Meer informatie