Onbekend maakt bemind - Main contents
23 augustus 2007
Een grote meerderheid van de Nederlanders zou volgens een onderzoek van TNS Nipo positief staan tegenover een samenvoeging van Nederland en Vlaanderen, al denkt een nog grotere meerderheid dat België gewoon blijft bestaan. Ik was oprecht verrast door deze enquête. Want als mij in de afgelopen dertig jaar iets is opgevallen, dan is het dat Nederlanders en Vlamingen steeds minder van elkaar weten en ook politiek en maatschappelijk steeds meer zijn gaan verschillen. Overigens is hetzelfde binnen België gebeurd: zes van mijn kinderjaren heb ik in België doorgebracht, in het Brusselse. Dat waren jaren waarin de spanningen tussen Vlamingen en Franstaligen zeer hoog opliepen. Ik kan mij nog herinneren dat ik met klasgenoten van mijn Vlaamse school nabij Brussel naar een aangrenzende Franstalige gemeente toog om daar leuzen te roepen tegen de meest fanatieke Franstalige politieke partij (“FDF, Fédération des Fous!”). Het was een etappe in de Vlaamse emancipatie, die het Vlaamse volksdeel veel heeft opgeleverd, maar die ook tot excessen heeft geleid, zoals het Vlaams Belang.
Er zat toen altijd iets dubbels in de Vlaamse omgang met de Franstaligen. Het geschiedenisonderwijs op mijn Vlaamse school stond bol van de strijd tegen de Franse overheerser, waaraan altijd veel meer aandacht werd geschonken dan aan de talrijke andere overheersers in de geschiedenis, waarbij sommige, zoals de Habsburgers, bijna als van eigen bodem werden gezien. Tegelijkertijd werd er op die school iedere dag minstens een half uur Franse les gegeven aan alle kinderen, de school bleef er zelfs een half uur per dag langer voor open. De meeste Vlamingen, in die jaren zestig van de vorige eeuw, konden zich aardig redden in het Frans. Dat is allang niet meer zo. Vlamingen en Franstaligen weten bijna niets meer van elkaar en gaan op z'n best op basis van een soort wederzijdse desinteresse met elkaar om.
Als ik mij niet vergis, hebben de Vlamingen ook een meer afstandelijke houding tegenover ons Nederlanders aangenomen. Vroeger werd ik als ‘Ollander’ op het schoolplein regelmatig gepest, zelfs de leerkrachten vonden dat leuk. Nederlanders hadden in Vlaamse ogen ‘dikke nekken’, waren snoevers en luidruchtige zuinigaards. Kritiek die niet los kon worden gezien van een minderwaardigheidscomplex (niet geheel onherkenbaar voor een Limburger) tegenover de grotere en sterkere buurman. Het is mijn stellige indruk dat Vlamingen nu echt en definitief dat minderwaardigheidscomplex hebben afgeschud. Niet alleen het eigen succes en de voltooide emancipatie binnen Belgisch verband, maar ook de politieke turbulentie die ons land sinds het begin van dit millennium kenmerkt, heeft daar zeker aan bijgedragen. Nederland is van z’n voetstuk gevallen, al zal iedere Vlaming je bezweren dat in zijn ogen Nederland nooit op een voetstuk heeft gestaan.
Ook in de EU zijn de verschillen tussen beide landen toegenomen. Het is flauwekul te beweren dat wij het vroeger altijd helemaal eens waren met de Belgen. Al vanaf het begin van de Europese samenwerking heeft Nederland aangedrongen op een verbreding van die samenwerking (met name door zich altijd fanatiek in te spannen voor een Brits lidmaatschap) en op een grotere rol voor de nationale staten (de Raad van Ministers is een Nederlandse uitvinding om ervoor te zorgen dat de staten een stevige vinger in de pap houden), punten die door België altijd anders werden gezien. Plat gezegd: België en dus ook Vlaanderen is veel continentaler gericht dan Nederland. Maar in de afgelopen vijftien jaar zijn de verschillen verder vergroot. In de discussie over het nieuwe Europese verdrag stonden beide landen zelfs lijnrecht tegenover elkaar.
Eén ding is in al die jaren niet veranderd: er is in Vlaanderen veel meer besef van de aanwezigheid van de Noorderbuur, dan omgekeerd. Haal Vlaanderen weg en in het Nederlandse zelfbeeld verandert bijzonder weinig. Haal Nederland weg en Vlamingen verliezen meteen een referentiepunt waartegen zij zich met plezier afzetten of aan spiegelen. Dat is misschien normaal in de verhouding groot-klein, net zo zeer als Nederlanders veel meer met de grote Duitse buur bezig zijn dan omgekeerd (kijk maar eens naar de commotie om de grap van Mark van Bommel).
Misschien is de belangrijkste les van de Nipo enquete: in dit geval maakt onbekend kennelijk bemind.