Regeringsinzet voor de Europese Raad - Main contents
"Welk onderwerp is dankbaarder voor een maidenspeech dan de Europese grondwet? Misschien het onderwerp Europees wijzigingsverdrag? Ik hou het nog even in het midden. Voor mij gaat het gewoon om de toekomst van Europa", zo begon ik mijn eerste bijdrage aan dit debat in mijn functie als Eerste-Kamerlid. Het resterende gedeelte van mijn maidenspeech is hieronder te lezen.
Europa, dat door de jaren heen vrede heeft bevorderd, democratieën versterkt en de welvaart vergroot, heeft altijd periodiek een institutionele revisie gekend. Steeds moest het weer toegerust worden voor de verdieping en verbreding waar lidstaten aan toe waren. Zo ook nu. Was het tot nu toe echter louter een regeringszaak, de conventie kenmerkte zich door betrokkenheid van diverse partijen en een relatief open en positieve sfeer. De conventie deed recht aan een Europa dat allang niet meer alleen marktgericht is, maar aan een Europa van burgers en van samenwerking op tal van vlakken waar lidstaten elkaar nodig hebben. Deze sfeer ontbrak helaas totaal tijdens de Nederlandse referendumcampagne. Tegenstanders bespeelden schaamteloos angstgevoelens met doemscenario's. Voorstanders reageerde defensief, vervielen in dezelfde fout en wisten nauwelijks nog een wenkend perspectief te bieden. Een gemiste kans van met name de regering om de meerwaarde en de kansen van Europa over het voetlicht te brengen.
Het overweldigende "nee" sloeg in als een bom. De regering was onthutst, maar trok bijvoorbeeld niet honderd dagen het land in om de drijfveren te onderzoeken of het gesprek aan te gaan. In de hele bezinningsperiode hielden kabinet en parlement zich akelig rustig. Aan peilingen geen gebrek, maar ook het grootste onderzoek leverde naar mijn idee geen eenduidig beeld op. In elk geval geen richtsnoer waarlangs een regering zich een weg uit de impasse zou kunnen manoeuvreren. En toch heeft de regering er vrij solistisch lessen uit getrokken en deze vertaald in de inzet bij de onderhandelingen over een wijzigingsverdrag. Parlement en regering hadden de bezinningsperiode beter kunnen benutten om gezamenlijk de inzet te bepalen. Nu, vlak voor een beslissende top, zweven er nog allerlei vragen boven markt. Ik hoop niet dat de huidige voorbereidingen voldoen aan het ideaalbeeld van de regering op het gebied van transparantie en democratie. Ik stem wel van harte in met het voornemen van het kabinet om het nationale parlement in een vroeger stadium te betrekken bij Europese wetgeving en ik roep mijn collega's op om daarvan volop gebruik te maken. Ik ga er in elk geval van uit dat de Europese wind op het Binnenhof zal aanwakkeren.
In de stukken over de inzet mis ik een enthousiaste toon over de kansen die Europa voor ons biedt. De positieve energie die de Klimaattop uitstraalde bijvoorbeeld, lijkt al weer verdampt. Waarom niet dat momentum aangegrepen om bij deze verdragsonderhandelingen te pleiten voor een handhavingsmechanisme in de vorm van een klimaatpact dat ervoor zorgt dat de afspraken over de reductie van CO2 -uitstoot ook echt gehaald worden? Juist op het klimaatbeleid hebben wij elkaar nodig, maar niet alleen voor mooie beloften, maar voor harde resultaten. Het zou een mooi concreet voorbeeld zijn om burgers te laten zien dat Europa ertoe doet. Ook lijkt de regering niet actief uit te durven stralen dat juist een klein land enorm gebaat is bij communautaire samenwerking, veel meer dan bij een intergouvernementele samenwerking.
Daar kiest de regering allemaal niet voor. Zij duikt weg en speelt nu ook zelf de nationale kaart. Ik begrijp dat zij rekening moet houden met de uitslag, maar met deze houding zal zij de harten van het publiek juist niet winnen voor een beter Europa. De regering heeft een andere keuze gemaakt en zich voorgenomen elke indruk van staatsvorming weg te nemen. Wat betreft de vlag, het volkslied en de naam grondwet lijkt zij haar zin al gekregen te hebben. GroenLinks kan daar niet mee zitten. Het schrappen van de gemeenschappelijke minister van Buitenlandse Zaken is echter meer dan symboliek. Extern optreden wordt doelmatiger als de Unie met één mond spreekt in de Veiligheidsraad en in alle landen buiten de Unie. Is de positie van coördinator daar wel gezaghebbend genoeg voor? Uit het onderzoek maak ik overigens op dat veel "nee"-stemmers wel graag een slagvaardiger buitenlands beleid willen, dus voor hen hoeft de regering dat niet te bepleiten.
Dan de poging om het handvest voor de grondrechten uit het verdrag te halen en te volstaan met een verwijzigingsartikel, met alle onzekerheden en interpretatieverschillen over de bindendheid van dien. Dit kan ik nog minder rijmen met de referendumuitslag. Meent de regering nou werkelijk dat mensen "nee" hebben gestemd omdat zij niet beschermd willen worden tegen een nalatige of discriminerende overheid? De Europese instellingen en lidstaten die het Europees beleid uitvoeren, mogen niet boven de wet staan en dienen zich te houden aan Europese waarden en normen. Als er sprake is van angst voor een ongebreidelde macht, dan kan die met deze waarborgen worden weggenomen.
Bovendien gaat er een krachtige houding naar alle lidstaten en naar de rest van de wereld vanuit: let op, dit zijn onze waarden. Het eruit halen van de grondrechten zendt ook een signaal uit, maar wat ons betreft een verkeerd.
Nederland moet een steviger profiel aannemen op het gebied van mensenrechten, aldus minister Verhagen tijdens de Mensenrechtenraad. Graag hoor ik van hem hoe het Nederlands pleidooi om de grondrechten uit het verdrag te houden past in deze missie. Wij zijn wel heel blij met de duidelijke uitspraak van de minister over de meerwaarde van het handvest ten opzichte van het EVRM. Voor ons staat dit als een paal boven water, evenals het belang van toetreding van de EU tot het EVRM.
GroenLinks steunt het streven naar een kritische toets van de subsidiariteit en een heldere bevoegdheidsafbakening. Een compleet rigide stelsel zou echter meteen een verdragswijziging vergen bij nieuwe ontwikkelingen of behoeften. Mijn vraag is of hierin een balans is gevonden. Op welke terreinen zou men een passarellebepaling willen handhaven of juist schrappen?
Het kabinet is tot nu toe vrij schimmig over op welke terreinen het meerderheidsbesluitvorming wil. Allereerst een vraag ter opheldering. Wordt met meerderheidsbesluitvorming altijd gedoeld op de codecisieprocedure, waarbij het Europees Parlement de rol van medewetgever vervult en waarbij het Hof steeds de ruimste jurisdictie toebedeeld krijgt? Daar ga ik vanuit, maar dat hoor ik graag. Daarnaast wil ik graag meer duidelijkheid over op welke terreinen men dit wil. Wat betekent dit voor het externe beleid van de EU dat volgens het kabinet krachtiger zou moeten zijn, zij het zonder minister? Op welke wijze kan dit slagvaardiger worden? GroenLinks zou op dit terrein graag meerderheidsbesluitvorming en een actieve rol voor het Europees Parlement zien. Alleen zo krijgen wij een stevige positie in de wereld en een effectieve mensenrechtenpolitiek.
Verder is de fractie van GroenLinks erg benieuwd naar de positie van het kabinet op het gebied van strafrecht. Bij een aantal aspecten is een grensoverschrijdende aanpak noodzakelijk, maar bij andere onderwerpen is het strafrecht bij uitstek een nationale aangelegenheid. Maatschappelijke opvattingen worden gereflecteerd in strafrechtelijke normen van een staat. Deze willen wij behouden, en dan niet alleen de materiële normen, zoals abortus, euthanasie of ons softdrugsbeleid, maar bijvoorbeeld ook het opportuniteitsbeginsel en het ontbreken van minimumstraffen.
Wordt de kabinetsnotitie van 9 mei 2003, Een Europese strafrechtelijke ruimte, onderschreven? Voor GroenLinks was deze een feest van herkenning, want wij vinden het al langer het beste om de terreinen precies te benoemen die zich voor een communautaire aanpak lenen, daarvoor meteen alle checks and balances op Europees niveau te regelen en het overige op nationaal niveau te houden. Die checks and balances betekenen niet alleen een Europees openbaar ministerie, maar ook rechterlijke en democratische controle. Heel belangrijk zijn Europese minimumnormen voor strafprocesrecht. Met de toenemende overheidssamenwerking, waardoor de macht van de staat per definitie wordt versterkt, schiet de bescherming van de burgers er wel eens bij in. Hoe staat het huidige kabinet daar tegenover? In de brief van vanmorgen lees ik dat de bewindslieden een bepaalde scheidslijn willen aanbrengen tussen wat communautair en nationaal is, maar de criteria daarvoor vind ik niet helemaal duidelijk. Ik zou ook graag een antwoord willen op die rechtswaarborgen en checks and balances.
GroenLinks is verheugd dat het kabinet steeds het belang van democratische controle en transparantie benadrukt. Voor ons waren de verbeteringen op dat terrein een belangrijke reden om de grondwet te willen. Pas bij een medewetgevende rol van het Europees Parlement is er democratische legitimatie. In dit kader noemt het kabinet vaker een grotere rol van nationale parlementen dan toenemende macht voor het Europees Parlement. Dat is heel vleiend, maar wij kunnen die rol van het Europees Parlement niet vervangen. Niettemin juichen wij deze inzet van het Nederlandse kabinet toe, omdat interparlementaire samenwerking Europa weer dichter bij de nationale samenlevingen kan halen. Deze regeling vervangt niet de democratische controle op de standpunten van de eigen regering in de raad. Als die controle goed is, zal het niet zo vaak gebeuren dat een meerderheid in de raad een voorstel wel ziet zitten, terwijl een meerderheid van de nationale parlementen dat niet ziet zitten.
Hoe kijken de bewindslieden aan tegen andere manieren om de burger directer invloed te geven op de Europese wetgeving? Ik denk dan aan Europa-brede correctieve referenda. De verkiezing van het Europees Parlement zou met Europese kandidaten kunnen, om zo ook Europese politieke partijvorming te stimuleren. Als wij onze nationale perceptie loslaten, zijn er tal van verbindingen mogelijk tussen Europa en haar burgers.
Ik kom tot de conclusie. De fractie van GroenLinks betreurt het dat Nederland kiest voor een minimale variant, omdat hierdoor alle verbeteringen opnieuw bevochten moeten worden. Alles ligt weer open, zoals het voorbeeld van Polen laat zien. Wij dragen de regering daarom op om er in elk geval voor te knokken dat de verbeteringen in de rechtswaarborgen behouden blijven. Ik denk dan aan het handvest, een grotere rol voor het Europees Parlement en voor de nationale parlementen en de uitbreiding van het Hof van Justitie. De bewindslieden kunnen ervan op aan dat zij de nee-stemmers daarmee omarmen en niet bruuskeren.
Het is nodig dat de Nederlandse regering rekening houdt met de uitslag van het referendum, maar wij hebben bezwaar tegen de uitleg die zij eraan geeft. De houding is te bangig, te nationaal en te defensief. Dat is heel jammer, want daardoor kan het kind met het badwater worden weggegooid. De grondwet biedt ook heel veel om trots op te zijn, maar om die trots over te dragen moet je die eerst zelf uitstralen. Laten wij wel wezen, de bewindslieden kunnen niet ontkennen dat Europa een statelijk karakter heeft. Speel geen verstoppertje, maar verander dit liever in een rechtsstatelijk karakter.
De regering wil de ja- en nee-stemmers tegelijkertijd tevreden stellen door enerzijds te betogen dat deze voorstellen niet tot inhoudelijke wijzigingen leiden en anderzijds te beweren dat de inzet tot zo'n wezenlijk ander resultaat zal leiden dat recht wordt gedaan aan de nee-stemmers. Ik neem niet aan dat dit een tactiek is om een referendum te voorkomen. Dat zou wel heel cynisch zijn, gelet op de lofzang op meer betrokkenheid van de burgers. Als het alleen oude wijn in nieuwe zakken is, vraag ik mij af of de Nederlandse bevolking, die de moeite heeft genomen om naar de stembus te gaan, zich niet bekocht voelt. Als het wel nieuw is, dient men zich ervan te vergewissen of de referendumuitslag wel juist wordt geïnterpreteerd. Welk resultaat er ook wordt geboekt, de kiezers verwachten terecht dat zij hierover zelf een oordeel kunnen geven. Zo niet, dan ben ik heel bang dat de kiezers zich echt afwenden van Europa. Het is aan ons om de Europese geest op een positieve manier over te dragen in Nederland.
Rest mij nog om de bewindslieden, maar ook de Duitse voorzitter, heel veel succes te wensen met de onderhandelingen in de komende dagen. Politiek is de kunst van het mogelijke, zei Bismarck ooit, wie weet niet voor niets een voorganger van mevrouw Merkel.
Na mijn maidenspeech nam Yvonne Timmerman-Buck (de voorzitter van de Eerste Kamer) het woord:
Mevrouw Strik, u hebt er duidelijk zin in. Vorige week dinsdag, nog voor uw installatie als lid van deze Kamer, hebben wij al een artikel van uw hand mogen lezen in het dagblad Trouw, waarin u stevige stellingen inneemt over de Eerste Kamer in het algemeen en de parlementaire dimensie van Europa in het bijzonder. Dat laatste onderwerp is hier vandaag aan de orde. Ik feliciteer u van harte met uw bijdrage.
U hebt een sociale en juridische achtergrond. U studeerde sociaal-cultureel werk aan de Sociale Academie in Eindhoven en Nederlands recht en internationaal publiekrecht aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. U vervulde diverse functies in de sociaal-culturele sector, waarvan een aantal als vrijwilliger. Op juridisch vlak bent u actief geweest voor het Jongerenadviescentrum in Amsterdam, Vluchtelingenwerk Nederland, de arrondissementsrechtbank in Zwolle en het ministerie van Justitie.
U combineerde uw juridische kennis en ervaring met de politiek in uw functie als beleidsmedewerker van de fractie van GroenLinks in de Tweede Kamer. Van 2002 tot 2006 was u wethouder van Wageningen, met een veelomvattende sociale portefeuille. Op dit moment bent u onderzoeker bij het Centrum voor migratierecht in het kader van uw promotie. Binnen uw partij was u de afgelopen jaren lid van de programmacommissie voor het verkiezingsprogramma 2006 en de kandidatencommissie van GroenLinks voor de Europese verkiezingen. Van 2003 tot 2006 was u voorzitter van de adviesgroep raad- en statenwerk GroenLinks en lid van het strategisch beraad van uw partij. Dat is allemaal niet niets.
Als kandidaat voor het lidmaatschap van deze Kamer presenteerde u zichzelf dit voorjaar op de internetsite van GroenLinks als specialist in onder andere Europees recht en beleid. Het is niet iedereen hier gegeven om een maidenspeech te kunnen houden over het onderwerp waarin men gespecialiseerd is. U staat bekend als iemand met sterke opvattingen die zich niet zo gauw van haar mening laat afbrengen. Ik kijk maar even naar beide bewindspersonen, dan weten zij dat ook alvast. U gaat zeer nauwkeurig te werk. Ik heb mij laten vertellen dat u als beleidsmedewerker van de fractie van GroenLinks in de Tweede Kamer elk wetsvoorstel werkelijk tot in de puntjes uitspitte. Dat zijn eigenschappen die ook kenmerkend zijn voor een lid van de Eerste Kamer en die maken dat u meer dan welkom bent in dit huis. Van harte gefeliciteerd. Ik schors de vergadering wederom, om mevrouw Strik te kunnen feliciteren.