Tweede Kamer wil geen greep krijgen op Europa - Main contents
Vandaag word ik benoemd als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Vanochtend stond een opiniestuk van mijn hand in Trouw. De strekking van het artikel? De Senaat kan meer betekenen dan nu. Want de Tweede Kamer laat genoeg werk liggen!
Tweede Kamer wil geen greep krijgen op Europa
Vandaag wordt de nieuwe Eerste Kamer geïnstalleerd, maar buiten het Binnenhof heerst daar geen feestelijke stemming over. Ook ministers en Tweede Kamerleden lijken de Senaat te beschouwen als een curiositeit uit het verleden die voornamelijk veel tijd kost.
De Eerste Kamer kan echter wel degelijk een onmisbaar deel van de Staten Generaal zijn, juist omdat de Tweede Kamer genoeg kansen laat liggen voor verbetering van wetgevingskwaliteit.
Met het vaststellen van Europese besluiten bindt de regering zich vaak al aan wijzigingen in beleid en wetgeving, die het parlement nog moet goedkeuren. Parlementariërs raken echter pas geïnteresseerd als de regering het implementatievoorstel indient. Ze zitten dan voor het blok, want afwijzen zou schending van een internationale verplichting kunnen betekenen. Tweede Kamerleden spannen zich nauwelijks in om greep te krijgen op de Europese wetgeving zelf. Het is ingewikkeld en tijdrovend, en het levert geen aandacht van publiek en media op.
De Eerste Kamer kan deze lacune vullen. Ze kan een mandaat vaststellen waarmee de regering gaat onderhandelen over een voorstel van de Europese Commissie. Dat Balkenende en Timmermans niet hun hele strategie ten aanzien van de Europese Grondwet op straat gooien, is verstandig. Maar als medewetgever moet je wel een manoeuvreerruimte kunnen aangeven. Het kabinet pleit nu voor de bevoegdheid van nationale parlementen om een Europees besluit te kunnen blokkeren. Het is verheugend dat het oog heeft voor democratische controle, maar ik zie die liever op de nationale regeringen zelf. Zo voorkom je ook een concurrentieslag tussen een nationaal en het Europees Parlement. Parlementaire debatten met de ministers zijn een kans om het Nederlandse publiek te betrekken bij Europese wetgeving. En één les uit het "nee"tegen de Grondwet is toch wel dat we gezamenlijk de Europese ontwikkelingen moeten doormaken.
Ook zou de Senaat zich kunnen richten op de evaluatie van wetten. Als een wet in het Publicatieblad heeft gestaan valt de aandacht ervoor doorgaans weg. Dat is niet terecht. Aan ambtelijke evaluatierapporten geen gebrek, maar ook een positieve conclusie van een minister kan niet zonder kritische reflectie. Ik zou bijvoorbeeld betrokkenen bij de Wet Werk en Bijstand en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning de komende jaren willen uitnodigen om te komen vertellen hoe die wetten uitpakken.
Met de naleving van verdragen is het net zo: is een verdrag eenmaal geratificeerd, dan lijkt het aan het parlementaire gezichtsveld onttrokken. Onlangs kreeg het kabinet een veeg uit de pan over schending van het VN-Vrouwenverdrag en een dringende aanbeveling over naleving van het Anti-folterverdrag. Bespreking van deze rapporten sneuvelt vaak. Bedroevend weinig aandacht voor onze hoogste "wetgeving".
De Eerste Kamer wint aan effectiviteit als ze haar aandacht richt op onderdelen van wetgeving die nu onderbelicht blijven. De belangrijkste meerwaarde zit ‘m echter in de soevereiniteit van senatoren. Zij hebben niet ingestemd met een coalitieakkoord en kunnen daarom wetgevingskwaliteit en de rechtsstaat voorrang geven boven een politiek compromis. Om die meerwaarde te verzilveren, moeten senatoren natuurlijk wel consequenties durven verbinden aan fundamentele kritiek.