De Wetgever moet wijzer zijn - Main contents
Minister Donner van Justitie verklaarde vorige week in Kopenhagen dat wij staan aan de vooravond van een fundamenteel debat over ons strafrecht. De basisprincipes moeten tegen het licht worden gehouden, zo stelt hij. Volgens SP-Tweede Kamerlid Jan de Wit is dit niet juist. We hebben geen discussie nodig over de basisprincipes, maar over het respecteren daarvan.
Door Jan de Wit, SP Tweede-Kamerlid
Ook met betrekking tot de rechtspraak worden tegenwoordig bijna elke dag proefballonnen opgelaten, zowel in het politieke als in het pubieke debat. Het meest recente idee komt van docent ethiek en actief LPF-lid Alexander von Schmid, die een pleidooi houdt voor herinvoering van de doodstraf in ons land. Zijn redenering luidt als volgt: een moordenaar schendt het rechtsgelijkheidsbeginsel en dat rechtvaardigt de toepassing van de doodstraf door de staat. Bovendien is volgens een recente NIPO-peiling 43% van het Nederlandse volk vóór invoering en dat zou zijn pleit ondersteunen.
Voor de goede orde: al in de zestiger jaren van de negentiende eeuw werd de doodstraf in ons land afgeschaft. Bij een poging tot herinvoering in 1880, naar aanleiding "van een gruwelijke gebeurtenis in Den Haag", sprak de toenmalige minister van Justitie Modderman behartigens-waardige woorden waarvan de strekking was: de wetgever moet wel naar de stem van het volk luisteren, maar de moed hebben soms iets wijzer te zijn dan het volk. "De soms nog enigszins barbaarse, soms nogal variabele publieke opinie mag geen criterium zijn om recht van onrecht te onderscheiden".
Opiniepeilingen zijn mooi maar niet zaligmakend, zeker niet voor de wetgever. De politiek moet uiteraard de waan van de dag op waarde schatten en haar dus kunnen wegredeneren. Maar hoe zit het met het genoemde rechtsgelijkheidsbeginsel? In de opvatting van Von Schmid is het niet meer dan een vertaling van het aloude "oog om oog, tand om tand". Omdat een moordenaar iemand vermoordt, heeft hij geen recht van spreken meer. De staat heeft dan volgens Von Schmid het recht te beschikken over het leven van de dader. Waar dat recht op is gebaseerd maakt hij echter niet duidelijk. Schending van het rechtsgelijkheids-beginsel is nergens strafbaar gesteld, dus daar kan het niet op gebaseerd zijn.
Het is echter niet alleen een onjuiste, maar ook een gevaarlijke redenering. Als het doden van een mens door de staat moreel verantwoord wordt geacht, zal de morele drempel voor de burger om te doden, bijvoorbeeld uit wraak, ook lager worden. De stap naar de barbarij is dan nog maar een kleine. Bovendien zijn er nog wel andere tegenargumenten. De doodstraf is onherstelbaar. Niet alleen de historie maakt duidelijk dat velen ter dood zijn gebracht van wie later is komen vast te staan ze volmaakt onschuldig waren. Ook de huidige praktijk in de VS spreekt boekendelen: sla de rapporten van Amnesty International er maar op na. De doodstraf ondermijnt bovendien een van de kerndoelen van het strafrecht, te weten het tot inkeer brengen van de dader door de straf die de rechter oplegt.
Een ander idee dat onlangs te berde werd gebracht, en wel door vertegenwoordigers van de LPF, is het afschaffen van het zwijgrecht van een verdachte. Een van de belangrijkste beginselen van ons strafrecht is dat je als verdachte niet hoeft mee te werken aan je eigen veroordeling. Je hebt daarom het recht je mond te houden. Het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft begaan moet nog steeds geleverd worden door het openbaar ministerie, en niet door de verdachte zelf.
Wat wil dat nu zeggen, afschaffing van het zwijgrecht? In feite betekent dat nog niet dat een verdachte gaat praten en bijvoorbeeld een bekentenis aflegt. Tenzij de voorstanders van afschaffing een stap verder willen gaan en vinden dat de verdachte tot praten moet worden gedwongen. Maar hoe doe je dat en met welke dwangmiddelen? De vergelijking met de Middeleeuwen ligt voor de hand, de tijd waarin mensen eerst de tong werd uitgerukt om vervolgens vast te stellen dat ze het telastegelegde feit niet ontkenden.
En dan het idee dat dwangvoeding toelaatbaar is bij een wilsbekwame hongerstaker. Dwangvoeding is een inbreuk op het grondwettelijk vastgelegde beginsel van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam. Desondanks vindt de minister van Justitie dat er "ruimte" voor is. Maar de minister heeft het toch echt fout. De wetsgeschiedenis van de Penitentiaire Beginselenwet waarnaar hij verwijst, bewijst dat de wil van een wilsbekwame gedetineerde hongerstaker moet worden gerespecteerd. Een circulaire uit 1985 verbiedt bovendien de toepassing van dwangvoeding. Nu heeft Van der G. het er gelukkig niet op aan laten komen, maar waar zag de minister toch die ruimte? Onlangs voegde hij er nog aan toe dat het besluit tot dwangvoeding geen medische aangelegenheid is. Stel dat minister Donner toch gelijk heeft, dan zal er toch zeker een arts gevonden moeten worden om die de dwangvoeding toe te dienen, dwars tegen de internationaal en nationaal gemaakte afspraken. Maar opeens zijn er twee LPF-artsen, ook nog Tweede Kamerlid, bereid die dwangvoeding te geven, ondanks het feit dat het volgens het KNMG indruist tegen hun beroepscode. Hun argument? "Het publiek heeft het recht om te weten of deze man schuldig is". Deze artsen zijn dus bereid om dwangvoeding toe te dienen met geen ander doel dan de verdachte tot spreken te brengen. Denken zij echt dat Van der G. opeens gaat praten als de heren tegen zijn zin een sonde of een infuus aanbrengen?
Laat er geen misverstand over bestaan. Ook ik wil weten wat precies de motieven van de verdachte zijn, wat er achter zijn daad zit. Maar we dienen ons wel te houden aan de beginselen van de rechtsstaat. Het recht is er voor iedereen. We kunnen het ons niet permitteren om voor één verdachte - hoe afkeurenswaardig en laf zijn daad ook is - grondrechten en fundamentele beginselen van onze rechtsstaat buiten werking te stellen. Want als dat voor hem kan, kan het voor iedereen. Het scheppen van dit precedent lokt politiek misbruik uit zoals we die kennen uit bananenrepublieken. De motieven van de politieke beslissingnemers worden dan anderen dan het laten prevaleren van het recht.
Het is een zeer goed idee van minister Donner om op te roepen tot een fundamenteel debat over de rechtstaat. De basisprincipes hoeft hij echter niet tegen het licht te houden, dat kan hij beter doen met de wijze waarop deze worden gerespecteerd. Het debat zal namelijk moeten leiden tot het verstevigen van de fundamenten van de rechtsstaat, niet het op de helling zetten van deze peilers van onze beschaving.
Dit artikel verscheen op 26 september 2002 in het AD