Voorkom RSI als dé beroepsziekte

Source: J.M.A.M. (Jan) de Wit i, published on Tuesday, August 8 2000.

Eén miljoen Nederlanders heeft last van RSI-klachten, volgens het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. En ruim tweeëneenhalf miljoen mensen lopen risico op zulke klachten. Vandaar dat het ministerie en het onderzoeksinstituut TNO Arbeid RSI het grootste arbo-probleem van de toekomst noemen, op werkdruk na. En werkdruk blijkt weer een grote rol te spelen in het ontstaan van RSI.

Door Jan de Wit, Tweede-Kamerlid voor de SP, en Tuur Elzinga, fractiemedewerker SP

Repetitive Strain Injury (RSI) is een verzamelnaam voor (pijn)klachten in hand, pols, arm, nek of schouders, die het gevolg zijn van steeds herhaalde bewegingen vanuit dezelfde (statische) houding. Klachten kunnen variëren van een tintelend, zwaar of vervelend vermoeid gevoel tot een brandende, stekende of juist doffe pijn, die ook na het werk niet meer wegtrekt. Uiteindelijk kan de kracht in hand en arm afnemen en kan er zelfs ernstige functievermindering optreden. Hoe langer de klachten aanhouden, hoe lastiger (en duurder) het wordt er weer vanaf te komen. Voorkomen is dus beter dan genezen.

Zowel statische houding als repeterende bewegingen komen in vele soorten en maten voor. RSI komt dan ook bij veel beroepsgroepen voor, zoals bij kappers, kleermakers, loodgieters, lassers en musici. Volgens TNO Arbeid heeft ongeveer 30 procent van de beroepsbevolking wel eens last gehad van RSI-gerelateerde klachten. Zeer recent heeft een nieuwe groot onderzoek aangetoond dat zelfs 20 procent van de beroepsbevolking last heeft van regelmatige of langdurige RSI-klachten. Dit onderzoek van TNO Arbeid heeft ook laten zien dat bijvoorbeeld onder kleermakers en naaisters (van de onderzochte beroepen) het hoogste percentage (39 procent) van werknemers met zulke RSI-klachten voorkomt.

RSI onder beeldschermwerkers eist echter de meeste aandacht op, omdat de groep van de beeldschermwerkers in absolute zin verreweg de grootste en bovendien sterkst groeiende risicogroep is. Het aantal werknemers dat regelmatig achter een beeldscherm zit is, blijkens de arbo-balans 1999, van 1996 tot 1998 gestegen van 38 procent tot 43 procent. En van deze werknemers oefent een aanzienlijk deel een beroep met een groot RSI-risico uit. Van de secretaresses en typisten bijvoorbeeld heeft 38 procent wel eens met RSI te kampen gehad, waarvan 31 procent langdurig of regelmatig. Al met al is computergebruik een risicofactor van betekenis. Uit NIPO-onderzoek, in opdracht van de SP gedaan, blijkt dat werknemers die meer dan 20 uur per week achter de computer werken, bijna drie maal zo vaak aangeven RSI-klachten te hebben dan de werknemers die niet of nauwelijks met een computer werken. Uit het laatste onderzoek van TNO Arbeid blijkt overigens dat het werken met een muis geen speciale risicofactor is. "Muizende" beeldschermwerkers lopen net zoveel risico als andere beeldschermwerkers. De "muisarm", zoals RSI in de volksmond wordt genoemd, is dus een onjuiste benaming. Bovendien komen RSI-klachten in de nek of schouder frequenter voor dan in de pols of arm. Computer- of beeldschermverlamming zou dus een beter passende naam zijn.

Bij het terugdringen van deze "beeldschermverlamming" moet preventie de boventoon voeren. De belangrijkste risicofactoren bij het ontstaan van RSI zijn: een lange werkduur, een hoge werkdruk, een slechte werkplek, een verkeerde werkhouding en een negatieve werksfeer. Het zijn met name deze factoren die leiden tot een verhoogde (structurele, statische) spierspanning die uiteindelijk weer leidt tot RSI. Door hoge werkdruk neemt de RSI-kans vooral toe, omdat er dan vaker pauzes worden overgeslagen. Werkdruk zelf is zeer complex en moeilijk te bestrijden, maar het overslaan van pauzes is natuurlijk heel concreet en kan met relatief eenvoudige maatregelen worden tegengegaan.

Preventief is er een heleboel aan RSI te doen. Een ergonomisch verantwoorde werkplek is een eerste vereiste. Vervolgens moet ook met een goede houding gewerkt worden. Voorlichting daarover is dus een tweede must. Er moet regelmatig gepauzeerd worden, indien het werk niet kan worden afgewisseld. En het totaal aan beeldschermwerk op één dag moet beperkt zijn. Dit is allemaal al langer bekend en daarom zijn er al sinds begin jaren '90 wettelijke normen voor beeldschermwerk, zowel voor de inrichting van de werkplek, als voor de werkduur. Zo staat er in het huidige Arbeidsomstandighedenbesluit dat er maximaal vijf à zes uur beeldschermwerk per dag mag worden gedaan en maximaal twee uur aan een stuk. Als het werk niet na maximaal twee uur kan worden afgewisseld met andere werkzaamheden, dan moet er een pauze van tenminste tien minuten worden ingelast en die pauze telt dan ook mee als werktijd.

De naleving van deze bepalingen moet door de Arbeidsinspectie worden gecontroleerd. In het geval van de inrichting van de werkplek is dat zeer wel mogelijk en werkgevers zijn dan ook zeer wel bereid om daarin te investeren. Maar de werk- en rusttijden voor beeldschermwerkers zijn door de inspectie nauwelijks te controleren. In de praktijk blijkt ook dat ze veelal niet worden nageleefd. Een enquête van FNV Bondgenoten wees uit dat bijna de helft van de respondenten meer dan zes uur beeldschermwerk per dag deed en meer dan de helft regelmatig een pauze oversloeg. Op twee van de belangrijkste RSI-risico's, namelijk de werkduur en de werkdruk, is dus wel een arbeidsomstandighedenbesluit van toepassing, maar de naleving daarvan kan nauwelijks worden afgedwongen. En dit gebeurt dan ook niet. In feite wordt hierop door de Arbeidsinspectie momenteel niet toegezien.

Daarom zou er in het Arbeidsomstandighedenbesluit een bepaling moeten worden opgenomen die werkgevers verplicht om het aantal uren bij te houden dat hun werknemers achter computers doorbrengen. Dit maakt de broodnodige handhaving ook daadwerkelijk mogelijk en zelfs tamelijk eenvoudig. Zo'n verplichte beeldschermurenregistratie maakt een einde aan de situatie dat de bepalingen over de maximale beeldschermwerktijden niet meer dan een dode letter zijn.

Een bijkomend voordeel van een verplichte registratie is dat er meer kennis over RSI en beeldschermwerk kan worden ontwikkeld. Dit is van groot belang om de normen voor specifieke gevallen en speciale situaties adequater te kunnen stellen.

De werkgevers zullen allicht niet meteen staan te trappelen, maar met de dreigende schadeclaims van RSI-patiënten in het vooruitzicht zal voor hen de noodzaak om mee te werken ook steeds groter worden. De maatregel zal de arbeidsuitval verminderen en de productiviteit uiteindelijk alleen maar ten goede komen. Een verplichte registratie kent daarmee alleen maar winnaars. De Arbeidsinspectie krijgt een middel in handen om de reeds geldende regels te controleren en te handhaven. De werknemer is beter beschermd en heeft een stok achter de deur om zijn recht te verdedigen en eventueel zelfs een middel in handen om bij RSI de schuld van de werkgever aan te tonen. De werkgever kan juist een mogelijke onschuld aantonen, kent lagere arbeidsuitval en dus ook lagere ziekteverzuimkosten. En de samenleving als geheel tenslotte zal als gevolg hiervan ongetwijfeld een kleinere instroom in de WAO waarnemen. RSI komt nu te vaak voor, het moet voorkómen worden. Anders wordt beeldschermverlamming dé beroepsziekte van de 21ste eeuw.

Dit artikel verscheen in het Utrechts Nieuwsblad van 8 augustus 2000