Hoofdstuk VII: Algemene bepalingen - Main contents
Contents
Artikel 34
Regelgevende bevoegdheden
34.1. Overeenkomstig artikel 132 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zal de ECB:
-
-verordeningen vaststellen voor zover nodig voor de uitvoering van de taken omschreven in artikel 3.1, eerste streepje, artikel 19.1, artikel 22 of artikel 25.2, alsmede in de gevallen die worden bepaald in de in artikel 41 bedoelde besluiten van de Raad;
-
-de besluiten vaststellen die nodig zijn voor de uitvoering van de bij de Verdragen en de statuten aan het ESCB opgedragen taken;
-
-aanbevelingen doen en adviezen uitbrengen.
34.2. De ECB kan besluiten haar besluiten, aanbevelingen en adviezen openbaar te maken.
34.3. Binnen de grenzen en onder de voorwaarden die door de Raad volgens de procedure van artikel 41 van de statuten worden vastgesteld, is de ECB gerechtigd om ondernemingen boeten en dwangsommen op te leggen bij niet-naleving van de verplichtingen krachtens haar verordeningen en besluiten.
Artikel 35
Toetsing door de rechter en aanverwante aangelegenheden
35.1. De handelingen en nalatigheden van de ECB zijn onderworpen aan toetsing en uitlegging door het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevallen en onder de voorwaarden vastgesteld in de Verdragen. De ECB kan gerechtelijke procedures aanspannen in de gevallen en onder de voorwaarden vastgesteld in de Verdragen.
35.2. Geschillen tussen de ECB, enerzijds, en haar crediteuren, debiteuren of andere personen, anderzijds, worden beslecht door de bevoegde nationale rechters, tenzij het Hof van Justitie van de Europese Unie bevoegd is om uitspraak te doen.
35.3. De ECB is onderworpen aan de in artikel 340 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie omschreven aansprakelijkheidsregeling. De nationale centrale banken zijn aansprakelijk volgens hun onderscheiden nationale wetgevingen.
35.4. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door of namens de ECB gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst.
35.5. Het besluit van de ECB om een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie in te stellen, wordt door de Raad van bestuur genomen.
35.6. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen in geschillen betreffende de nakoming door de nationale centrale banken van de verplichtingen die voor hen uit de Verdragen en uit deze statuten voortvloeien. Indien de ECB van oordeel is dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze statuten op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met redenen omkleed advies uit na de betrokken nationale centrale bank in de gelegenheid te hebben gesteld haar opmerkingen te maken. Indien de betrokken nationale centrale bank dit advies niet binnen de door de ECB gestelde termijn opvolgt, kan de ECB de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Artikel 36
Personeel
36.1. De Raad van bestuur stelt op voorstel van de directie de arbeidsvoorwaarden van het personeel van de ECB vast.
36.2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de arbeidsvoorwaarden, bevoegd ter zake van geschillen tussen de ECB en haar personeelsleden.
Artikel 37 (oud artikel 38)
Beroepsgeheim
37.1. Leden van de bestuursorganen en personeelsleden van de ECB en de nationale centrale banken zijn gehouden, ook na beƫindiging van hun taken, inlichtingen die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen, niet openbaar te maken.
37.2. Personen die toegang hebben tot gegevens welke vallen onder wetgeving van de Unie waarbij een geheimhoudingsplicht wordt opgelegd, zijn aan die wetgeving onderworpen.
Artikel 38 (oud artikel 39)
Tekenbevoegdheid
De ECB wordt tegenover derden in rechte verbonden door de president of door twee leden van de directie of door de handtekeningen van twee personeelsleden van de ECB die door de president naar behoren zijn gemachtigd om namens de ECB te tekenen.
Artikel 39 (oud artikel 40)
Voorrechten en immuniteiten
De ECB geniet op het grondgebied van de lidstaten de voorrechten en immuniteiten die nodig zijn voor de vervulling van haar taken, overeenkomstig de bepalingen van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie.