1.
Indien een lidstaat oordeelt dat invoer van in de Nederlandse Antillen geraffineerde aardolieproducten welke rechtstreeks of via een andere lidstaat overeenkomstig artikel 2 plaatsvindt, werkelijke moeilijkheden op zijn markt veroorzaakt en dat onmiddellijk optreden noodzakelijk is om daaraan het hoofd te bieden, mag hij op eigen initiatief besluiten, op deze invoer douanerechten toe te passen die niet hoger zijn dan de douanerechten die tegenover derde landen voor dezelfde producten van toepassing zijn. Hij brengt dit besluit ter kennis van de Commissie, die binnen één maand beslist of de door deze staat getroffen maatregelen mogen worden gehandhaafd, dan wel dienen te worden gewijzigd of opgeheven. Artikel 3, lid 3, is op dit besluit van de Commissie van toepassing.