Terug naar de kern - Main contents
Gisteren sprak ik de derde Beschermerslezing uit in het Nationaal Monument Kamp Vught. Het onderwerp was in wezen de omgang met onze geschiedenis en de betekenis daarvan voor onze samenleving en voor de Europese integratie. Op korte termijn zal hier een link staan naar de volledige tekst. Na afloop van de lezing was er een debat met het publiek en daarin werd een vraag gesteld die ik ook even hier wil beschrijven.
De vraag was waarom het zo moeilijk is geworden enthousiasme voor de Europese integratie te ontdekken bij de Nederlandse bevolking. Hiervoor zijn in de afgelopen jaren natuurlijk vele verklaringen gegeven. Bijna automatisch wordt er steeds geroepen dat Europa zo anoniem is, dat Brusselse bureaucraten teveel macht hebben, dat wij in Europa dreigen op te lossen als een klontje suiker in een kop thee. Het is allemaal deels waar - en we moeten er hard aan werken dit te verbeteren - maar het is niet de kern van het probleem.
Van alle bestuur kan je zeggen dat het anoniem is of teveel macht heeft, als je er geen impliciet vertrouwen in hebt. Iedere democratie werkt op basis van het vertrouwensbeginsel en de crisis in de Westerse democratieën, inclusief de Europese component ervan, heeft alles te maken met de uitholling van dit vertrouwensbeginsel. Dus stapelen we controle op controle, rekenen we meer af dan dat we optreden en handelen, worden we steeds cynischer over onze overheid, over onze samenleving en, deep down, ook over onszelf.
Er is veel aan de hand op dit vlak, zo’n beetje in alle Europese landen. Die crisis in de nationale democratie werkt natuurlijk keihard door in een bestuurslaag die uiteindelijk niets meer is dan het verlengde van de collectieve nationale bestuurslagen op Europese schaal. Maar los van wat er in de Europese landen aan de hand is, speelt op Europese schaal bovendien nog een ander element.
De kerngedachte van de Europese integratie is dat je het lot van de ene Europeaan onlosmakelijk verbindt met het lot van de andere Europeaan, aan gene zijde van de grens. Het was een revolutionaire gedachte vlak na de Tweede Wereldoorlog en het heeft tot verzoening geleid tussen de erfvijanden Frankrijk en Duitsland. Die verzoening blijft de kern van de Europese integratie en was de drijvende kracht achter het meest succesvolle internationale project in de menselijke geschiedenis. Geen cynisme, hoe briljant geformuleerd ook, zal hier iets aan af kunnen doen. Eenieder die beweert dat dit niet waar is, kent ofwel zijn geschiedenis niet of is door vooringenomenheid of cynisme stekeblind geworden. Ik laat mij niet aanpraten dat het hier ‘een mening’ betreft waarover te twisten valt, de feiten spreken daarvoor te luid.
Waar het niet goed mee gaat, is nu juist de kerngedachte van de Europese integratie. Wat jarenlang gezien werd als de beste garantie tegen de herhaling van de bloedige fouten die Europeanen eeuwenlang hebben gemaakt, wordt nu gezien als bedreiging, als probleem. In twee wereldoorlogen hebben de Europeanen collectief zelfmoord gepleegd en hun rol in de wereld definitief teruggebracht tot regionale macht, maar de Europese integratie heeft de Europeanen een nieuwe missie, een nieuwe toekomst gegeven.
Het probleem is nu dat vele Europeanen de lotsverbondenheid met anderen als problematisch zijn gaan zien. Het welzijn van de buurman aan gene zijde van de grens gaat wellicht ten koste van mijn welzijn, dus heb ik geen zin meer daaraan bij te dragen. Zeker in Nederland is het gevoel ontstaan dat wij lid zijn van een club die weliswaar goed voor ons is, maar waarvoor wij gewoon teveel contributie moeten betalen. Contributie die anderen ten goede komt en ons alleen maar geld kost.
De Europese integratie heeft alleen een toekomst als weer evident wordt dat die lotsverbondenheid vandaag en morgen misschien nog van groter belang is dan gisteren en eergisteren. Door de tektonische veranderingen in de mondiale samenleving, in de economie, in de politiek, heeft Europa slechts een kans de toon te zetten als de Europeanen overheidsoptreden meer op Europese schaal willen organiseren. De toon zetten is nimmer een doel op zich, andere continenten naar de kroon steken is ook geen doel en bovendien absurd. Waar het om gaat is dat moet worden versterkt wat Europeanen van wezenlijk belang vinden voor hun samenlevingen en voor hun eigen leven. Dat typische Europese samenlevingsmodel dat, met alle diversiteit tussen de Europese volkeren, zich toch wezenlijk onderscheidt van Amerikaanse en Aziatische samenlevingsmodellen.
Natuurlijk zijn er talloze valkuilen, voetangels en -klemmen en noem maar alle metaforen op die uitdrukking geven aan onze twijfel en onzekerheid. Maar wij zullen echt afscheid moeten nemen van het eindeloos staren naar de valkuilen, want dat ontneemt ons het zicht op de weg die er wel degelijk is en die wij als Europeanen gezamenlijk af moeten leggen.