Cijfers kabinet-Cals (1965-1966)
Het kabinet-Cals1 regeerde ongeveer anderhalf jaar, en had dus niet veel tijd om eigen beleid te voeren. Minister Veldkamp2 (Sociale Zaken en Volksgezondheid) ging in deze kabinetsperiode verder met het voorbereiden van de Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) en startte de voorbereidingen voor invoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het kabinet viel tijdens de Nacht van Schmelzer3 over het begrotingsbeleid.
Het kabinet kreeg in 1966 te maken met de laagste economische groei van de jaren '60. Met 2,8% was de groei in dat jaar naar huidige maatstaven overigens nog steeds hoog. De inflatie lag zowel in 1965 als in 1966 boven de 5%.
Minister Den Uyl4 (Economische Zaken) kondigde in december 1965 de geleidelijke sluiting aan van de steenkolenmijnen in Zuid-Limburg. De nota bevatte ook plannen om de Limburgse industrie te herstructureren en een pakket van steunmaatregelen voor mijnondernemingen die met het oog op de werkgelegenheid de productie moesten voortzetten.
Het kabinet zei in 1965 dat het in de resterende kabinetsperiode wilde komen tot een voorlopige afronding van het sociale zekerheidsstelsel, na de invoering per 1 januari 1967 van een arbeidsongeschiktheidsverzekering en een volksverzekering tegen zware geneeskundige risico's. De WAO zou uiteindelijk wel in 1967 in werking treden, maar het kabinet-Cals had toen al plaats gemaakt voor het kabinet-Zijlstra5.
Bauke Roolvink6, de opvolger van Veldkamp als minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, wist uiteindelijk in het kabinet-De Jong7 de invoering van de AWBZ te realiseren.
De collectieve uitgaven en de collectieve lasten stegen onder het kabinet-Cals. Het kabinet wilde de uitgaven in 1967 flink verhogen. Dit moest onder andere gefinancierd worden door een verhoging van de benzineaccijns. Tijdens de Algemene Beschouwingen8 van 1966 stuitten de voorstellen op veel kritiek in de Tweede Kamer.
Kritiek op het gebrek aan degelijkheid van het begrotingsbeleid van minister van Financiën Anne Vondeling9 (PvdA) kwam niet alleen vanuit de oppositie. Ook KVP-fractievoorzitter Schmelzer plaatste kanttekeningen. Hij diende hierover tijdens de Nacht van Schmelzer een motie in die leidde tot de val van het kabinet.
Meer over
- 1.Dit centrumlinkse kabinet van KVP, PvdA en ARP was het eerste sinds 1958 met de sociaaldemocraten. Minister-president was KVP-leider Jo Cals. Zijn kabinet volgde het kabinet-Marijnen op, zonder dat er tussendoor verkiezingen werden gehouden. Het kabinet-Cals stond bekend als 'kabinet van sterke mannen' en had bij zijn aantreden op 14 april 1965 veel ambities.
- 2.Krachtdadig KVP-minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid die belangrijke wetgeving tot stand bracht, zoals de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet, de Wet sociaal minimum, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid en de Wet Werkloosheidsvoorziening. Was na leraar, ambtenaar en raadslid te zijn geweest als 31-jarige al staatssecretaris van Economische Zaken. Bracht in die functie de eerste Middenstandsnota uit. In 1961 volgde hij de zwakke minister Van Rooy op en loodste hij direct bekwaam de Kinderbijslag door het parlement. Had goede banden met de vakbeweging, maar weinig vrienden in de kabinetten waarvan hij deel uitmaakte. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Zeer bekwame wetgever, maar ook een onbehouwen doordouwer in discussies en regelmatig het middelpunt van kabinetsruzies.
- 3.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 4.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 5.Dit kabinet van KVP en ARP was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals. Minister-president Zijlstra was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
- 6.ARP-politicus. Voormalig metaalarbeider en CNV-bestuurder met een helder verstand, die zich in 1959 door Zijlstra liet overhalen als staatssecretaris toe te treden tot het kabinet-De Quay. Had eerder nog kritiek geuit op de samenstelling van dat kabinet. Ten tijde van het kabinet-Cals/Vondeling fractieleider. Stemde tegen de motie-Schmelzer, hoewel hij er inhoudelijk mee instemde. Helder redenaar met een zware basstem die bij de conservatieve 'mannenbroeders' grote aanhang had. Als minister van Sociale Zaken in het kabinet-De Jong kwam zijn slechte verhouding met de vakbeweging tot een dieptepunt na een conflict over de Loonwet waarmee hij kon ingrijpen in de lonen. Keerde in 1971 terug in de Tweede Kamer en bleef nog zes jaar lid.
- 7.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 8.In de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) worden in het parlement de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid besproken. Daarbij wordt meestal veel aandacht besteed aan de overheidsfinanciën en sociaaleconomische onderwerpen. Er is zowel in de Tweede als Eerste Kamer een dergelijk debat, maar die in de Tweede Kamer heeft veel meer politieke betekenis.
- 9.Anne Vondeling (1916) was a member of the European Parliament from 17 July 1979 to 22 November 1979 as an independent member, and was aligned with the Progressive Alliance of Socialists and Democrats. He took seat in Parliament on behalf of the Netherlands.