Onderwijs maakt van dubbeltje kwartje - Main contents
Geert Mak betoogde onlangs dat de PvdA er telkens op hamert dat er van alles en nog wat mis is met Friese dorpsscholen, 'wat tot een vorm van vernedering leidt.’ Ik vind dat onzin, we mogen best verwachtingen hebben van onze kinderen: Wat is er meer vernederend dan niet op je werkelijke waarde geschat te worden? Een opiniestuk in NRC Handelsblad.
‘Ik was enkele weken geleden op een kleine openbare dorpsschool in Minnertsga, op het Friese platteland. Een school die twee jaar geleden nog als zeer zwak bekend stond en zich op een formidabele wijze heeft herpakt. Het was ontroerend om te zien hoe trots de directeur op haar team leraren was, hoe betrokken de ouders waren bij de school en hoe eerlijk de leraren over het recente verleden en hun eigen rol daarin. We hebben samen gevierd dat het nu zoveel beter gaat. Ik hoop oprecht dat we nog veel meer van dit soort feestjes gaan krijgen. En ik ben er ook van overtuigd dat het gaat gebeuren. Omdat ik groot vertrouwen heb in de veerkracht van de leraren, de mensen die voor ons in de frontlinie staan.
Ik moest aan dit verhaal denken toen ik het essay van Geert Mak las waarin hij betoogt dat de PvdA haar natuurlijke achterban, de doorsneewerkers zoals hij ze noemt, volstrekt uit het oog verloren heeft. De onderwijzer vormt in zijn verhaal een belangrijke inspiratiebron. Om zijn verhaal kracht bij te zetten neemt Mak het beleid ten aanzien van de Friese dorpsscholen tot voorbeeld. De PvdA zou er telkens op hameren dat er van alles en nog wat mis is met deze scholen, dat ze niets waard zijn en de dorpen en buurten waarin ze staan achtergebleven gebieden zijn. En dat alles, aldus Mak, leidt tot een vorm van vernedering, van de jeugd, de ouders en natuurlijk de leraren. Een vorm van vernedering die mensen uiteindelijk haast geen andere keus laat dan zich over te geven aan ‘het verleidelijke fluiten van de Rattenvanger’, Geert Wilders.
Juist omdat de Friese dorpsscholen een belangrijke bewijslast vormen in de argumentatie over de PvdA is het misschien goed eens goed nader te bekijken wat er nu in Friese onderwijs werkelijk speelt en wat ons beleid is ten aanzien van de dorpsscholen. In het Noorden van het land zijn relatief veel zwakke en zeer zwakke scholen. Dat is geen politieke mening, maar een gegeven dat afkomstig is uit onafhankelijk onderzoek van de Onderwijsinspectie. Overigens houdt de Onderwijsinspectie bij haar beoordeling van scholen op voorhand al rekening met de specifieke kenmerken van de leerlingenpopulatie. Indien een school veel kinderen met een onderwijsachterstand heeft vormt dat bij het oordeel dus een ‘verzachtende omstandigheid’. Uit wetenschappelijk onderzoek van een aantal jaren geleden naar het Friese onderwijs kwam ook al naar voren dat relatief veel scholen in Friesland slecht presteren. In datzelfde onderzoek lezen we ook dat Friese leerlingen gemiddeld net zo intelligent zijn als hun leeftijdgenootjes elders in het land! En dat daarnaast veel kinderen een te laag schooladvies krijgen aan het eind van de basisschool omdat ze worden onderschat. Met andere woorden: er zijn in Friesland teveel kinderen die gezien hun talent toch onderpresteren op school en daar bovenop ook nog eens een te laag advies krijgen voor hun vervolgopleiding. En daarmee missen deze kinderen kansen die ze elders wel zouden krijgen.
Vraag eens aan een kind, dat is opgeklommen vanuit een achterstandspositie, hoe dat zo gekomen is. Negen van de tien keer begint dat met een verhaal over een leraar die ‘iets’ in hem of haar zag. Een leraar dus die hoge verwachtingen had, vaak hoger dan het kind zelf of de ouders. En juist dat ontbreken van hoge verwachtingen, het te vaak onderschatten van talentvolle kinderen, vormt naast een gebrekkig onderwijsaanbod het hart van het probleem op zwak presterende Friese scholen. In weerwil van wat Mak betoogt gaat het er dus niet om dat we koste wat kost kinderen dwingen verder te leren ook al kunnen en willen ze niet. Het echte probleem is dat we sommige kinderen niet op hun eigen niveau laten leren, terwijl ze er wel degelijk het talent voor hebben! Wanneer je in die situatie beweert dat het allang goed is dat kinderen de wereld een beetje kennen, redelijk kunnen rekenen en de Leeuwarder Courant kunnen lezen en begrijpen illustreer je onbedoeld de kern van het probleem. Wat is er meer vernederend dan niet op je werkelijke waarde geschat te worden?
Om de Friese scholen te verbeteren wordt er door provincie en Rijk nauw samengewerkt. We hebben een uitgebreid programma waarin we samen met de schoolleiders, de leraren en hun besturen analyseren hoe het beter kan. Van school tot school. We hebben hulp in de vorm van experts die leraren bijstaan en steunen, als professionals onder elkaar. Er is extra geld voor bijscholing van leraren, ook in de Friese taal, omdat we dit belangrijke culturele erfgoed voor de Friese kinderen in de toekomst willen behouden. Bij al het beleid dat we voeren zijn de scholen zelf nauw betrokken, omdat alleen wanneer zij er zelf voor de volle honderd procent voor gaan, succes verzekerd is. En daarnaast voeren we sinds twee jaar vanuit OCW sowieso een steviger beleid om kleine scholen op het platteland meer kansen te geven. Vanwege de positie van de school in de gemeenschap, vanwege de leefbaarheid van het platteland die we willen waarborgen. Met extra bekostiging voor kleine scholen, meer ruimte om ook bij dalende leerlingenaantallen langer open te kunnen blijven.
Juist het tegengaan van onderwijsachterstand, het stimuleren van excellentie en het ruimte geven aan de leraren die ons respect verdienen vormt de basis van het huidige onderwijsbeleid. De lat moet hoger, zeker omdat we op het terrein van de basisvaardigheden taal en rekenen in de afgelopen jaren wat achterop zijn geraakt. Dat doen we niet om kinderen af te schrijven, maar juist om ze volop kansen te bieden. En natuurlijk heeft ook de PvdA daarbij lessen uit het verleden geleerd. Gelijke kansen bereik je niet door alle kinderen gelijk te behandelen. Kinderen zijn namelijk niet gelijk en door ze op te sluiten in een voor iedereen gelijk onderwijsprogramma doe je ze tekort. Zeker de kinderen die erop uit zijn om met een gedegen beroepsopleiding het handwerk gaan doen waar we inderdaad volop waardering voor moeten hebben. Juist ook omdat veel van deze mensen met hun bijdrage in midden- en kleinbedrijf de ruggengraat vormen van onze economie.
We vinden het nu ook verstandig om in een keuze tussen het ontplooiingsmodel van Kees Boeke en het feitelijke kennis overdragen van Theo Thijssen het zwaartepunt meer te verschuiven richting de aanpak van Thijssen. Omdat we inmiddels weten dat de zwakste leerlingen het meeste baat hebben bij stevige kennisoverdracht en instructie en vaak de weg kwijt raken in alles wat op zelfstandig werken lijkt. En de positie van de leraar staat hoger op de agenda dan ooit. Door arbeidsvoorwaarden flink te verbeteren, individuele scholing meer ruimte te geven. Maar ook door kleinschaligheid van onderwijs te bevorderen met behulp van een fusietoets, zeggenschap van leraren te versterken en dat vast te leggen in wetgeving. Om zodoende een kritisch tegenwicht te kunnen vormen tegen het schoolmanagement.
Natuurlijk is er altijd de mogelijkheid om in een situatie als die in Friesland niet te handelen. Om zoals Geert Mak tussen de regels door bepleit gewoon te berusten in de werkelijkheid. Want de vinger op de zere plek leggen is pijnlijk, niet in de laatste plaats voor de mensen om wie het gaat. Maar in mijn ogen is niets doen hier geen optie. Het is geen optie omdat de kinderen om wie het gaat er niks aan hebben als we scholen laten wegkomen met te lage verwachtingen van kinderen. Alleen via het onderwijs worden dubbeltjes kwartjes. Ook in Friesland.'