Negenendertig nee eenenveertig stekkers

Source: A.H. (Anja) Meulenbelt i, published on Wednesday, September 29 2010.

Een modern mens heeft zo haar eigen zorgen. Gistermiddag ging floep de gehele elektriciteit uit, de zacht klotsende wasmachine gaf nog een zucht, de computer hield er geruisloos mee op, de paar lampjes die ik aanhad vanwege de herfstduisternis waren uit. Ik dook met weinig hoop in wat ik vroeger toen we nog stoppen hadden de stoppenkast noemde en probeerde wat met de schakelaartjes en riep ‘er zij licht’. Nee hoor.

Nou, dat had ik al eerder meegemaakt, stond ik ook zo in de stoppenkast toen de vriendin die bij me was even naar buiten keek en zei schat, het licht is overal uit. Stroomstoornis in de hele buurt. Oké, dat voelt al meteen anders. Ze moeten mij niet hebben, dit is een collectief probleem en dit gaan ze collectief oplossen. Inderdaad, een paar uur later begon alles weer gezellig te zoemen, en Bob Dylan deed ongevraagd de tweede helft van Visions of Johanna waar die opeens maar mee op was gehouden.

Dus keek ik naar buiten, gisteren, en zag nergens lichtjes branden en dacht, dat is dus net als de vorige keer, de hele buurt legt plat, dan komt wel in orde en het lijkt me een uitstekend moment voor een middagdutje. Want verder kon ik toch ongeveer niks.

Want dit is het punt: een modern mens kan bijna niets meer zonder elektriciteit. Niet alleen dat er geen licht is - ik had nog kaarsen en een zaklantaarn - maar je kunt de was niet meer doen, je kunt niet onder de douche, de tv en de radio doen het niet, de computer doet het niet, je kunt niet meer koken, je witte wijn in de ijskast begint langzaam warm te worden, de espressomachine doet het niet en thee kun je ook al niet zetten, boterhammetje roosteren kan niet, je gehakt kan je zometeen wel weggooien, aan de diepvrieskast moet je even helemaal niet denken, te printen valt er niks want ik heb natuurlijk ook geen gewone schrijfmachine meer, geen muziek, geen nieuws en gelukkig is het nog niet koud - nou ja er kan dus niet zoveel.

Ik werd wakker uit mijn middagdutje, en nog steeds deed niets het maar toen ik uit het raam keek zag ik dat de buren wel een lamp aanhadden. Shit. Het was geen collectief probleem, het was mijn probleem, ik moest iets doen. Ik haat dat, want als modern mens vind ik dat de elektriciteit het gewoon moet doen zolang ik de rekeningen betaal - o telebankieren kon natuurlijk ook niet - en ik heb een bloedhekel aan achter instanties aan te moeten bellen om iets voor elkaar te krijgen.

Oké, bellen naar de reparatiedienst van mijn wooncoöperatie. Dat gaat tegenwoordig niet zomaar. Dat betekent veel nummertjes indrukken en dan horen dat er helaas niemand aan de lijn kan komen maar dat je het vooral niet meteen op moet geven en even moet blijven wachten. En ondertussen kon ik het misschien zelf oplossen door even op het internet te kijken zei een stem. Ja hallo, dat was nou juist mijn probleem. Ah! Iemand aan de lijn. Nou, wat ik eerst moest doen was alle stekkers in mijn huis eruit trekken, en dan kijken of ik de boel weer aan kon zetten. Want het kon wel de waterkoker zijn of zo. Had ik een waterkoker? Jawel, en ik begon het ding meteen te haten. Rotzak.

Ik mijn huis door, overal stekkertjes eruit trekkend. Dat waren er heel veel en dat alleen nog maar omdat sommige stekkers weer een lijntje waren naar drie ander stekkertjes, want anders kon je het aantal nog wel verdubbelen. Van sommige dingen wist ik helemaal niet waar de stekker zat, er moesten erg veel boeken uit de kast. En hoe je de ijskast uitkreeg. Geen idee. Oké, die vond ik als ik op een stoel ging staan achter de theedoeken in het kastje erboven. De luchtinstallatie uit, het verwarmingsding uit. Zat achter de emmers. De wasmachine. Jezus, daar zat ie natuurlijk achter. Douwen. Gevonden. De stekkertjes van mijn wifi niet vergeten. Drie. Op het laatst dacht ik nog aan de elektrische tandenborstel, misschien was dat de boosdoener wel, weet je veel.

Alles lag eruit. Vol verwachting naar de stoppenkast. De boel weer aan. Dacht ik. Dan hier en daar voorzichtig een stekkertje er weer in. Deed het wat? Nada. Weer bellen. Inmiddels was de reparatiedienst gezellig naar huis waar alle lampen het deden en hun pilsje koud stond, zij wel, en het duurde een uurtje of zo voor ik iemand aan de lijn had voor noodgevallen. Die zou over een half uurtje komen. Dat werden twee en een half uurtjes.

Het begon inmiddels te schemeren, en ik had alle kaarsjes tevoorschijn gehaald en aangestoken die ik vinden kon en het zag er schattig uit. Net Kerst. Maar ik had niets anders meer om met de wereld te communiceren dan mijn I-phone en mijn mobieltje die met een uurtje wel leeg zouden zijn. Net Gaza.

Om half acht kwam er een aardige meneer met een geweldige zaklantaarn. Stoppenkast. Heeft u hier op gedrukt? Blauw knopje. Nee. En heeft u dit klepje omhoog gezet? Nee. Heeft niemand u verteld hoe dat moet? Nee. Dat komt tegenwoordig wel vaker voor mevrouw, zei de man vriendelijk, iedereen heeft van alles in huis en weet niet hoe het werkt. Ik kreeg les. En dan nu, voorzichtig, klepje voor klepje en dan kijken of er wat uitknalt. Er knalde niks uit, en het licht op de gang ging aan. Alhamdullilah.

En dan overal de stekkers er weer in, en volgens de instructies na elke stekker even wachten of het weer plof zou doen, en o wonder! Muziek! Op de tv vertelden ze dat de heren van het regeerakkoord er bijna uit waren. Dat was nou weer minder, maar toch prettig dat ze het even vertelden. Ik rook aan het gehakt, kon nog, ballen maken. De wijn was ietsjes minder koel ook nog heel lekker. Stekker van de ijskast er weer in. Ik telde negen en dertig stekkers. Tevreden naar bed. I-phone aan zijn infuusje. Het leven deed het weer.

Vanochtend onder de douche. Koud, koud! Nee toch? O shit, vergeten de stekkers in de kast voor de luchtfilters en de verwarming er weer in te doen. Een en veertig stekkers in het geheel heeft een modern alleenwonend mens. En dan heb ik nog geeneens geen elektrische naaimachine.