CZ gaat op stoel dokter zitten - Main contents
Zorgverzekeraars willen zelf bepalen welke ziekenhuizen goed zijn en welke niet. Dat is onverstandig, want die taak hoort te liggen bij de Inspectie.
Renske Leijten en Henk van Gerven, oud-huisarts, zijn beiden Kamerlid voor de SP
Het plan van zorgverzekeraar CZ om te komen met het voorstel om een aantal ziekenhuizen uit te sluiten voor de behandeling van borstkanker, heeft grote beroering gewekt. Via een kort geding hebben de Samenwerkende Algemene Ziekenhuizen(SAZ) het besluit om de lijst openbaar te maken tegengehouden, de gronden voor de uitsluiting waren niet hard genoeg om uitspraken te doen over de kwaliteit.
Tegelijkertijd zien we dat de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie het initiatief om met 'kwaliteitskeuzes' te komen steunt. De vraag is of private commerciële zorgverzekeraars de kwaliteitscontroleurs moeten en kunnen zijn.
Dat verzekeraars hun verzekerden helpen met bemiddeling, ze informeren over wachtlijsten en zich inzetten om zo goed mogelijke zorg in te kopen, daarmee is niets mis. De toets of een behandeling in een ziekenhuis kwalitatief goed is, moet echter gemaakt worden op medische gronden, door de medici zelf. Wanneer zij richtlijnen opzetten of bijvoorbeeld het noodzakelijke aantal behandelingen om ze goed te kunnen uitvoeren op medische gronden vaststellen, dan moet daarnaar gehandeld worden. Uiteindelijk is de toets of zorg kwalitatief voldoende is, aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Verzekeraars zijn inkopers en moeten het argument van kwaliteit niet voeren als er commerciële belangen zijn voor keuzes om een ziekenhuis uit te sluiten van de zorginkoop.
In 2006 werd in de nieuwe Zorgverzekeringswet besloten dat private zorgverzekeraars, in concurrentie met elkaar, de zorg zouden inkopen voor hun patiënten. De actie van CZ ligt volledig in de lijn van de wet: de verzekeraar zorgt via de financiering dat kwaliteit wordt beloond. Niemand zal er tegen zijn dat een verzekeraar probeert de beste zorg in te kopen voor hun verzekerde patiënten. Het grote probleem is de beoordeling van wat kwaliteit is of niet. Is een verzekeraar als CZ in staat om kwaliteit te meten? En zo ja, op welke gronden wordt die kwaliteit getoetst?
In dit geval gaat CZ met name uit van het aantal behandelingen dat plaatsvindt in het ziekenhuis. De gedachte is dat wanneer je meer behandelingen uitvoert, je betere kwaliteit kunt leveren. Deze redenering klopt, maar de minimumstandaard van 70 behandelingen sec als meetinstrument nemen is te zwak. Op de uitgelekte lijst staan namelijk ziekenhuizen (bijvoorbeeld in Dokkum en Boxmeer) die door de Borstkankervereniging Nederland het predicaat 'goede zorg' hebben gekregen.
Behalve het aantal operaties spelen andere factoren ook een rol. Werkt een ziekenhuis bijvoorbeeld samen met andere ziekenhuizen of universitaire centra? En bezit CZ van al de ziekenhuizen die ze in de ban doet de medische gegevens, wat de werkelijke resultaten zijn van de borstkankerbehandelingen? Van een serieuze wetenschappelijke benadering lijkt hier geen sprake.
Het is zorgelijk dat CZ zich ten onrechte op de stoel van de medische beroepsgroep en de Inspectie voor de Gezondheidszorg plaatst. Zij zijn de aangewezenen om te bepalen wat kwaliteit is en zijn ook degenen die ervoor moeten zorgen dat die kwaliteit gewaarborgd wordt. De criteria die CZ zegt te hebben ontwikkeld zijn andere criteria als die van de medici en de Inspectie.
De gevolgen van eigen criteria van verzekeraars is dat het voor de (toekomstige) patiënt onduidelijk is waarvoor zij kiest. Is het immers niet zo dat zij er van op aan moet kunnen dat de zorg in orde is en zo niet, dat dan de zorg verbeterd of gestaakt wordt, via de Inspectie? De patiënt wordt hier geen zekerheid geboden, maar onzekerheid zoals de Inspectie ook in een kritische reactie heeft laten weten.
Behalve de kwaliteitsonzekerheid die de plannen van CZ behelzen, is er een ander groot nadeel.
En dat heeft te maken met het voortbestaan van kleinere ziekenhuizen. Daarvoor is nodig dat er een aantal specialismen in de ziekenhuizen aanwezig zijn. Daarbij wordt het streekziekenhuis van grote waarde geacht door patiënten en zeer op prijs gesteld.
Het is de kunst om de goede voorwaarden te creëren voor kleinere ziekenhuizen om goede zorg om de hoek te kunnen bieden. De vorm moet niet zijn de concurrentie tussen ziekenhuizen aan te wakkeren maar het bevorderen van samenwerking tussen ziekenhuizen. Waarbij de topklinische en universitaire centra de helpende hand moeten bieden aan de streekziekenhuizen.
De actie van CZ en andere verzekeraars zoals Achmea en Menzis laat zien dat het noodzakelijk is dat de politiek ingrijpt en de rol van de zorgverzekeraars opnieuw bepaalt. Het zou goed zijn als de concurrentie tussen zorgverzekeraars wordt opgeheven en ze weer regionaal gaan werken. Ze moeten zich concentreren op hun kerntaak: zorgen voor een goede verdeling van het geld en een goed bereikbare zorg. En laten ze wanneer ze klachten krijgen over gebrekkige zorg dit melden bij de artsen en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Schoenmaker blijf bij je leest.
Dit artikel stond op 5 oktober 2010 in het Brabants Dagblad