Reykjavik: met een four wheel drive naar de voedselbank

Source: M. (Marije) Cornelissen i, published on Thursday, November 4 2010.

Europarlementariërs gaan regelmatig op werkbezoek en komen dan op plaatsen in heel Europa. Marije Cornelissen heeft het dossier armoede in haar portefeuille en probeert tijdens elke reis ook steeds een lokale voedselbank te bezoeken. De komende weken publiceren we haar ervaringen in de serie Voedselbanken in Europa.

In IJsland wordt de geschiedenis ingedeeld in voor en na de economische crash van 2008. Voordien was IJsland een eiland waar alles goed ging, iedereen in meer of mindere mate rijk was en waar men een - redelijk terecht - gevoel van superioriteit over de rest van de wereld had. Erna zit een groot deel van de IJslanders met onbetaalbare schulden, onverkoopbare huizen en auto’s, te weinig werk en een nationale schuld aan Nederland en Engeland van dertienduizend euro per hoofd van de bevolking. De crash, of de ineenstorting zoals IJslanders het noemen, heeft een gigantisch effect op niet alleen de leefomstandigheden maar ook het nationaal bewustzijn van het eiland met 320.000 inwoners.

Kinderen in dure kleren

Bij ons bezoek aan één van de drie voedselbanken in Reykjavik valt meteen op dat veel mensen in de rij er anders uitzien dan je zou verwachten. Naast een groep immigranten en mensen die zichtbaar al langer in armoede leven, komen er ook gezinnen met kinderen in dure kleren aan in een four wheel drive om in de rij te komen staan voor een gratis voedselpakket. Armoede heeft in Reykjavik heel plotseling toegeslagen. “Mensen hadden voor de crash vaak wel drie banen waarvan ze goed leefden”, legt Bjorg-Eva van de IJslandse LinksGroene partij me uit. “Iedereen had een auto en een groot huis. Nu hebben ze vaak nog maar één baan over en zijn hun leningen zo duur geworden door devaluatie van de IJslandse kroon dat al hun geld naar vaste lasten gaat en er weinig over is voor voedsel. De auto en het huis zijn onverkoopbaar omdat iedereen in hetzelfde schuitje zit.”

Familiehulp

De voedselbank, Fjölskylduhjálp (Familiehulp), heeft in het laatste jaar een flinke toename van het aantal klanten gezien. Voor de crash gaven ze ongeveer 170 voedselpakketten uit per week, nu zijn dat er 510 en het aantal stijgt nog altijd. De voedselbank zit in een klein vrijstaand huisje in een buitenwijk van Reykjavik, waar mensen in een rij buiten staan om op woensdag tussen een en drie uur 's middags een voedselpakket te halen. Het is één van drie gelijksoortige voedselbanken in Reykjavik, die allemaal tegelijk open zijn om te voorkomen dat mensen overal eten komen halen. Een vrijwilliger vertelt ons dat dit toch wel gebeurt, maar ook logisch is. Met één pakket kan een gezin maar een dag of drie toe. Hij is net als veel vrijwilligers zelf klant geweest van de voedselbank en blij met zijn functie hier. “Het geeft ons weer een gevoel van eigenwaarde. Nadat ik in Rusland werd beroofd en voor dood achtergelaten heb ik niet meer in een reguliere baan kunnen werken, maar hier kan ik nuttig werk doen voor mensen die het nodig hebben.”

In opspraak

We worden ontvangen door de initiatiefneemster, Ásgerður Jóna Flosadóttir. Zij was eerst actief bij een andere organisatie, maar ging daar weg wegens “een meningsverschil over de besteding van middelen”, zoals ze het omschreef. Via een IJslandse journalist die we later spreken komen we erachter wat dit meningsverschil was: ze blijkt met een aantal vrijwilligers van het geld op vakantie te zijn geweest naar Portugal. Dat is niet het enige waar ze mee in opspraak is geraakt. Een jaar geleden had ze twee verschillende rijen bij de voedselbank ingesteld; eentje voor autochtone IJslanders die voorrang kregen en eentje voor immigranten. Nadat ze hiervoor op de vingers werd getikt is ze voorzichtiger met wat ze zegt, maar het is helder dat ze met name Poolse bezoekers nog altijd met argwaan bekijkt. “Die Polen wonen met z’n vijven in één huis en willen dan allemaal een eigen voedselpakket. Daar controleren we scherp op.” Ze staat niet alleen in deze mening over arbeidsmigranten. Dezelfde geluiden horen we van vrijwilligers en mensen op straat. Toen het allemaal goed ging en er volop werk was waren ze van harte welkom op IJsland, maar nu zijn ze buitenlanders liever kwijt dan rijk.

Selectiecriteria

De selectie van voedselbankbezoekers is hier sowieso redelijk streng. Iedereen die komt moet zich elke week laten registreren in een computersysteem en bewijzen dat ze nog altijd arm zijn. Alleen pensionarissen en mensen met een handicap waarvan het onwaarschijnlijk is dat ze plots meer zouden gaan verdienen hoeven niet iedere keer papieren te overleggen. Aan de gezichten te zien is het duidelijk dat mensen zich schamen om bij de voedselbank in de rij te staan. “Vreemd,” zegt journalist Paul. “Er zijn zovelen arm geworden in korte tijd, en we weten allemaal wat de reden is. Het is afschuwelijk dat mensen zich individueel schamen voor wat hen gezamenlijk is overkomen.”

In één maand voor een jaar geld inzamelen

Inkomsten krijgt de voedselbank met name uit donaties van bedrijven en van privépersonen. De overheid geeft een kleine bijdrage en de gemeente rekent een sociale huurprijs voor het pandje. De donaties worden vooral rond kerst opgehaald. In één maand wordt het geld ingezameld waar de voedselbank het de rest van het jaar mee doet. Ásgerður Jóna Flosadóttir vindt het belachelijk dat de overheid niet meer geld geeft, ze ziet geen scheiding tussen overheidsbeleid en liefdadigheid. Ze verwoordt de gevoelens van velen als ze zegt: “We gaan ten onder, en de overheid doet niets, niets, absoluut niets.” In een jaar tijd hebben IJslanders hun vertrouwen in de overheid, de economie, de toekomst en zichzelf verloren.

De serie Voedselbanken in Europa op de kaart

Voedselbanken in Europa weergeven op een grotere kaart