De Toestand (10)

Source: A.H. (Anja) Meulenbelt i, published on Thursday, November 4 2010.

Over de term fascisme (3)

(Deel 1 hier, deel 2 hier)

We zullen nooit weten hoe het met die Nederlandse beweging, de NSB, verder zou zijn gegaan, als we niet te maken hadden gehad met de Duitse bezetting. De NSB collaboreerde zwaar, en verdween samen met de definitieve nederlaag van nazi-Duitsland uit het politieke spectrum. Maar het zou naïef zijn om te denken dat de voedingsbodem die zichzelf destijds als typisch Nederlands definieerde, vaderlandslievender was nauwelijks mogelijk, nu niet meer op zou kunnen komen. Juist omdat er een zwaar taboe rust op vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog, en met name de ultieme poging tot industriële vernietiging van ongewenste mensen - in een beschaafd en verlicht Europees land nota bene - lijkt het erop alsof we moeite hebben om de symptomen nu te herkennen van de fase die aan de jaren veertig voorafgingen.

Een plotseling opkomend super-nationalisme bijvoorbeeld. Wilders zegt dat Nederland ‘Nederlandser’ moet worden, en meteen haakt de commercie in. Campina melk, moeten we wel weten, haalt zijn melk alleen bij Nederlandse koeien. Melkdrinken wordt weer een patriottische daad. Een voorkeur voor Belgische melk, laat staan Turkse kaas, dat maakt je al gauw verdacht. Hou jij eigenlijk wel voldoende van je vaderland? En o ja, ook het woord vaderland maakt een come-back. Zo kreeg ik pas, als reactie op de demonstratie tegen racisme en uitsluiting deze woorden: “‘platform tegen vreemdelingenhaat’- is dit weer zo’n typische linkse schoremvereniging die ons goede vaderland probeert te ontregelen?”

In deel 1 van deze verhandeling over fascisme citeerde ik uit een artikel van Bas Kromhout uit Maarten! die naging welke overeenkomsten er zijn tussen het fascisme uit de jaren dertig, en die van de PVV nu. Hij waarschuwde niet een vergelijking te maken met de jaren erna, die van de Duitse bezetting en de jodenvervolging. En in deel 2 benoemde ik aan de hand van een artikel van Frans Leijnse een aantal kernmerken van een fascistische beweging. Inmiddels heeft ook Rob Riemen zich gevoegd bij diegenen die het taboe op vergelijking met de NSB, en met het fascisme heeft doorbroken. Hier.

In dit laatste deel van de mini-serie gaat het erom hoe destijds is gereageerd op de opkomst van de NSB. Destijds hebben de gevestigde partijen de NSB genadeloos geïsoleerd, dat wat we nu een cordon sanitaire zouden noemen. De regering Colijn nam strenge maatregelen tegen het fascisme (overigens ook tegen het communisme) als ondemocratische politieke stromingen die in de kiem gesmoord moesten worden. Er kwam een uniformverbod, en een ambtenarenverbod voor leden van extremistische partijen, die Mussert nog zijn baan als waterstaatsingenieur kostte. Ook koningin Wilhelmina schroomde niet om zich te distantiëren; “Wij zullen onszelf zijn en blijven”. De SDAP (Sociaal-Democratische Arbeiderspartij) onder leiding van Koos Vorrink begon een felle antifascistische campagne, en rekende ook af met de laatste resten extremisme in zijn eigen partij. In tijden van dreigende polarisatie, concludeert Kromhout, versterkte Vorrink het politieke midden. Ook de andere partijen reageerden direct en fel, toen de NSB zijn eerste Landdag hield - de SDAP hield een tegencongres, de Vrijzinnig-Democratische Bond stelde in een brochure het antisemitisme in de NSB aan de kaak, en de liberale Vrijheidsbond (het was 1935!) plaatste een enorm verkiezingsbord op het Museumplein met opschrift: ‘Nederland geen concentratiekamp”.

En ook de confessionele partijen roerden zich, gesteund door de kerken. De rooms-katholieke bisschoppen veroordeelden de NSB, de voorzitter van de CHU (Christelijk-Historische Unie) riep de andere partijen op om een gezamenlijk front te vormen tegen de NSB: “In Duitsland is door onenigheid tussen vijf a zes partijen de weg voor Hitler vrijgemaakt, hier mag zoiets niet gebeuren”.

Desondanks kreeg de NSB 8% van de stemmen bij de Provinciale Statenverkiezing, met uitschieters in Limburg, Drenthe en de grote steden. Volgens Mussert was er een bres in het ‘front van opgejaagde regenten’ geslagen. De NSB was niet van plan om een constructieve bijdrage aan de besluitvorming te leveren, maar was van plan om haar zetels in de provinciehuizen en de Eerste Kamer te gebruiken als ‘spreektribune’ om ‘de politieke partijen aan de kaak te stellen en daardoor hun vernietiging te bespoedigen’.

Buiten de partijen om ontstonden pressiegroepen van verontruste burgers - de door een hervormde predikant H. Faber uit Velzen opgerichte Eenheid door Democratie kreeg duizenden leden. En toen in 1937 de Tweede Kamerverkiezingen plaats vonden zakte de NSB terug naar 4%. Mussert weet dat aan de manier waarop zijn democratische tegenstanders de NSB hadden ‘geterroriseerd’ - nu zouden we dat demoniseren noemen. De NSB groeide tot aan de Tweede Wereldoorlog niet meer, en werd voortdurend in het defensief gedrukt. Conclusie van Kromhout: de isolatiestrategie was een groot succes. De eensgezinde opstelling van alle democratische partijen, gesteund door kerken, bezorgde burgers en het koningshuis om het Nederlandse fascisme geen politieke speelruimte te geven werkte. Demoniseren loont.

‘De democratie en de rechtsstaat waren in de jaren dertig boven elke discussie verheven, en dus ook boven de boosheid en de naïviteit van een bang gemaakte massa. Van dat besef lijkt bij de huidige generatie Nederlandse politici nog maar weinig over.”

Laatste deel volgt.