Palestijnse anjers mogen er wel uit - Main contents
Niet alleen de ‘kleine’ berichten van weer een paar Palestijnse doden halen de Nederlandse kranten niet, weer een paar Palestijnse huizen afgebroken, weer een Bedoeïenendorp tegen de vlakte, weer een nieuwe joodse wijk in Oost Jeruzalem als hulpstuk bij de etnische zuivering, weer een paar rabbijnen die het racisme in Israël weer een paar graadjes erger maken. Ik snap het wel, het wordt ook erg vervelend.
Af en toe haalt ook het ‘kleine’ goede nieuws het niet. Zo moet ik op Maan lezen dat de Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah erin geslaagd is om wat aardbeien en anjers als exportgoederen de grens van Gaza over te krijgen. (‘De Representative’ zoals wij die noemen is een afdeling van Buitenlandse Zaken, het zou een ambassade zijn wanneer de Palestijnse gebieden een Palestijnse staat zouden zijn). BuZa draagt bij aan de pogingen van Gaza, met name van PARC, om de export te verbeteren. Het probleem is altijd dat ze nooit weten of Israël de bloemen en vruchten de grens over laat wanneer het zover is. De foto is van 2007, toen de schapen de anjers op mochten eten.
Zie hier.
Eens kreeg ik toen ik uit Gaza weg ging een bos van die anjers in mijn hand gedrukt. Ik vind anjers intens lelijke bloemen, wat misschien komt door prins Bernard. Maar weggooien, zo’n lief cadeautje van mensen die niets anders hebben om je te geven, dat kon ik ook niet over mijn hart verkrijgen. Omdat ik niet met die bos in mijn hand twee grenzen over wilde propte ik ze in mijn al volle koffer. Waarna ik ze vergat. Thuis deed ik na twee dagen mijn koffer open om mijn kleren te wassen. Ach jee, de bloemen, behoorlijk geplet. Ik zette ze zonder veel hoop in een vaas, waar ze in opbloeiden en vervolgens nog twee weken fier lelijk stonden te wezen, alsof ze niet heel wat hadden meegemaakt. Hoe symbolisch dacht ik: bloemen als Palestijnen, niet stuk te krijgen, al sla je ze.