Laten we bondgenoten zoeken, geen spijkers op laag water - Main contents
De Partij voor de Dieren is een anti-campagne tegen GroenLinks gestart. In debatten en e-mails proberen ze bewust verwarring te zaaien over onze standpunten. Dat vind ik jammer. Ik zie de Partij voor de Dieren namelijk als bondgenoot in de strijd voor dieren. Liever zou ik onze gezamenlijke energie dan ook steken in het beschermen van de rechten van dieren. De partijen die een betere bescherming van dieren tegenhouden zijn het CDA en de VVD. Dat zijn onze tegenstanders in het dierendebat.
Zoals de meeste politieke partijen, heeft GroenLinks haar verkiezingsprogramma door laten rekenen. Door het Centraal Planbureau op onder andere sociale en economische effecten en door het Planbureau voor de Leefomgeving op milieueffecten. De Partij voor de Dieren heeft ervoor gekozen om haar programma niet door te laten rekenen.
Onze resultaten liegen er niet om. Wij scoren het beste op milieu en groene landbouw. Van alle partijen investeren wij het meest in biologische landbouw. GroenLinks schaft de bio-industrie af en maakt werk van groene en diervriendelijke landbouw. Vlees wordt duurder, vleesvervangers en biologisch voedsel worden goedkoper.
Toch beweerde Esther Ouwehand eergisteren in een debat dat ik met haar had op de HAS in Den Bosch, dat wij zouden kiezen voor de intensieve veehouderij. Haar argument daarbij was dat GroenLinks luchtwassers verplicht stelt voor intensieve veestallen. Luchtwassers zorgen ervoor dat veestallen minder schadelijke stoffen uitstoten. Dat is belangrijk voor milieu en volksgezondheid.
Zelf ben ik vegetariër, ik ben een idealist, maar ik ben ook een realist. GroenLinks schaft de bio-industrie af. Hoe eerder, hoe liever. Maar zolang dat nog niet gerealiseerd is, grijpen we elke kans aan om een stap in de richting van groene en diervriendelijke landbouw te zetten. De Partij voor de Dieren kiest voor een soort alles of niets strategie. Zolang de bio-industrie nog bestaat, mag die sector blijkbaar zoveel troep uitstoten als ze wil.
Een ander verschil is dat GroenLinks de boeren als bondgenoot ziet. Ik spreek vaak veehouders. Zowel biologische als gangbare. Ik zie met lede ogen aan wat er in de bio-industrie gebeurt, maar ik weet dat dit in veel gevallen ook geldt voor de boeren zelf. Zij zijn in een race to the bottom terechtgekomen, waarin schaalvergroting het enige licht in de duisternis lijkt. Niets is minder waar. Ongebreidelde schaalvergroting is een doodlopende weg.
Het is zaak om de handen ineen te slaan met boeren die vooruit willen. Dat zijn er gelukkig ontzettend veel. Hen moeten we helpen. Door te zorgen voor een eerlijke prijs voor landbouwproducten, door boeren te betalen voor natuur- en waterbeheer en door ze te helpen om te schakelen naar duurzame landbouw. Dat is de weg vooruit.
De Partij voor de Dieren ziet dat anders. Zij zien de boeren vooral als tegenstanders. Esther Ouwehand zei in het debat op de HAS dat we strenge normen moeten stellen. Boeren die daar niet aan kunnen voldoen, die moeten volgens haar maar stoppen. Ik ben ook voor strenge normen, maar je moet boeren ook helpen om daaraan te kunnen voldoen. Wat hebben de varkens eraan als onze boeren over de kop gaan? Dan worden er gewoon extra megastallen in andere landen gebouwd. De voedselmarkt houdt niet op bij onze landsgrenzen. Dierenrechten trouwens ook niet.
Nog een aantal wapenfeiten om te onderbouwen dat wij niet alleen in campagnetijd over natuur en dierenwelzijn spreken:
-GroenLinks diende in de Tweede Kamer een voorstel in om Megastallen te verbieden.
-In de Kamer kregen we de handen op elkaar voor de aanpak van illegale dierenhandel op internet.
Tot zover deze blogpost. Ik hoop van harte dat de Partij voor de Dieren en GroenLinks snel weer samen op kunnen trekken voor de dieren. Als we echt willen dat dieren het beter krijgen, dan moeten we op zoek naar bondgenoten, niet naar spijkers op laag water.