Inbreng Wet AWBZ zorg in het buitenland - Main contents
Woensdagavond debatteerden we in de Tweede Kamer over de AWBZ in het buitenland. Dit is mijn inbreng
De AWBZ regelt de langdurige, soms zelfs levenslange zorg. Toch betreft het lang niet altijd mensen die hun leven in bed doorbrengen, of geheel zijn aangewezen op lichamelijke verzorging. Het gaat vaak om mensen die begeleiding nodig hebben maar het liefst zo zelfstandig mogelijk zijn. Mensen die bijvoorbeeld geholpen moeten worden bij het aan- en uitkleden en met medische hulpmiddelen. Door deze hulp kunnen zij dikwijls gewoon aan het maatschappelijk leven deelnemen en ook een betaalde baan hebben.
Voor de VVD is het uitgangspunt dat premie die wordt opgebracht in Nederland, wordt uitgegeven in Nederland. Wij moeten dit onderdeel van ons sociale verzekeringsstelsel beschermen, anders zal de AWBZ ten onder gaan aan zijn eigen succes.
Het is een groot goed dat wij onze inwoners deze zorg kunnen bieden en het is belangrijk dat we dat kunnen blijven doen. Maar we hebben wel te maken met een explosie van de kosten. Tussen 1998 en 2008 verdubbelden de AWBZ uitgaven van 10 naar 20 miljard euro. Dit jaar bedraagt de begroting meer dan 24 miljard euro. Een gemiddeld tweeverdienend gezin betaalt bijna 7000 euro premie per jaar via de loonstrook. Het is van groot belang om het vraagstuk van AWBZ zorg in het buitenland in deze context te bekijken.
Dat de voorliggende wetswijziging de aanspraken in het buitenland beperkt, is voor de VVD fractie dan ook een positief punt. Tegelijkertijd, u kent ons voorzitter, zijn wij wars van overbodige regelgeving. Hoe groot is het probleem dat wij hier oplossen? Om hoeveel instellingen gaat het nog en hoeveel mensen maken er gebruik van AWBZ zorg in het buitenland? De grote uitgaven van de AWBZ in het buitenland zijn weg nu de GGZ voor de periode korter dan een jaar is overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. En met de overheveling van de revalidatie van de langdurige zorg naar de zorgverzekeringswet vervalt er weer een potentieel grote uitgave.
Ook is afgesproken dat we de uitvoering van de AWBZ overhevelen naar de zorgverzekeraars. Niet alleen in het regeer- en gedoogakkoord, maar ook in de onlangs door de Kamer aangenomen motie staat dat dit per 2013 het geval gaat zijn. In de documenten die wij ontvingen van het Ministerie staat dat nog niet vooruitgelopen kan worden op deze ontwikkeling, maar die documenten stammen uit onder meer de jaren 2007 en 2009. Daarom vragen wij graag aan de staatssecretaris een nadere toelichting op de relatie tussen deze wet die nu voorligt en de uitvoering van de AWBZ door de zorgverzekeraars.
Het contracteren van AWBZ zorg kan met deze wetswijziging alleen nog plaatsvinden in Nederland en de andere tot de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte behorende landen. Dat is een goede zaak. Maar daarop is ook weer een aantal uitzonderingen geformuleerd. De VVD fractie vraagt zich af welke typen AWBZ zorg als dusdanig urgent worden beschouwd dat ze binnen dertien weken in het buitenland geregeld moeten kunnen worden als iemand ter plaatse ineens zorg behoeft. Voldoet dan niet de zorgverzekering of is terugkeer naar Nederland dan geen betere optie? Dan is er een uitzonderingsbepaling die stelt dat een AWBZ verzekerde die in het buitenland werkt met zijn of haar gezinsleden recht houdt op vergoeding van zorg ten laste van de AWBZ. Geldt er dan een recht op zorg zoals ter plaatse geregeld? En is dit wereldwijd of ook alleen in de Europese Unie?
Tenslotte voorzitter, lezen wij de bepaling dat er bij ontoereikende zorg in Nederland maximaal een jaar naar het buitenland mag worden uitgeweken. Wij vragen ons af of dit een muizengaatje is in de wet waardoor mogelijk toch een enorm weglekeffect kan ontstaan. In ons land is het recht op zorg wettelijk verankerd en moeten er goede voorzieningen zijn voor ouderenzorg en voor mensen met een beperking. Daarom moet de prikkel aanwezig zijn bij de zorgkantoren om goede zorg in natura voorzieningen te regelen in de eigen regio. Dat is voor de VVD het uitgangspunt.
Voorzitter, de VVD fractie heeft nog enkele vragen over de toegang tot en de reikwijdte van de AWBZ zorg in het buitenland. Wij maken ons zorgen over de indicatiestelling in het wetsvoorstel. Vaak is het de huisarts die in een ander land de toegang tot de zorg regelt maar de VVD is van mening dat een enkelvoudige toegang tot zorg een vereiste is. Wij zouden graag zien dat er gewerkt wordt onder protocol en controle van het CIZ. Hoe ziet de staatssecretaris de in de wettekst omschreven “onafhankelijk arts” voor zich? Ook vernemen wij graag hoe de Inspectie voor de Gezondheidszorg haar rol invult bij het controleren van verleende zorg in het buitenland. En kunnen cliënten hun opmerkingen en klachten ook kwijt bij het meldpunt dat voor 1 juni dit jaar gerealiseerd wordt in Nederland? Gaan de rechten uit de beginselenwet zorginstellingen ook gelden voor mensen die in het buitenland in een AWBZ instelling zitten? Zo ja, hoe zit het dan met het toezicht?
Laat helder zijn voorzitter, dat het niet alleen een kwestie van geld is. Geld dat in Nederland wordt opgebracht voor deze volksverzekering dient in Nederland te worden uitgegeven. Wij gaan onze verzorgingsstaat niet exporteren. Hoewel wij het goed vinden dat de termijn voor AWBZ zorg in het buitenland wordt beperkt, vragen wij ons af of de voorgestelde 13 weken niet nog te ruim zijn. Er wordt aansluiting gezocht bij andere wetgeving in de sociale zekerheid. Echter, als optie staat ook genoemd de WW, met een termijn van vier weken in het buitenland.
De VVD wil daarom graag weten hoe de staatssecretaris staat tegenover een beperking van de termijn voor AWBZ zorg in het buitenland tot vier weken. En hoe gaat het nu als mensen zich hier vestigen?
Wij begrijpen dat er een maand wachttijd geldt voor ieder jaar dat iemand hier niet was met een maximum van een jaar. Graag krijgen wij hierop een toelichting van de staatssecretaris.
Voorzitter, de VVD vindt dat solidariteit in de samenleving voor het uitgeven van publiek geld gebaat is bij heldere spelregels en de duidelijke toepassing ervan. Wat ons betreft zijn die spelregels helder: beperk het recht op AWBZ zorg in het buitenland tot vier weken en tot de EU landen, hanteer dezelfde toegang als in Nederland door indicatiestelling en laat voor mensen die zich hier vestigen of zich hier weer vestigen een ingroeiperiode bestaan. Alleen op die manier kunnen wij in deze tijd van een toenemend beroep op de langdurige zorg het draagvlak behouden.