Rechtstreekse verkiezing: een initiatiefwetsvoorstel - Main contents
Bert van den Braak, wetenschappelijk medewerker PDC Universiteit Leiden
Premier Rutte noemt de wijze van kiezen van de Eerste Kamer bizar en later sprak hij zelfs over 'niet democratisch'. Wijziging van het kiesstelsel heeft voor het kabinet geen prioriteit, maar initiatieven zijn welkom. Welnu: wij bedienen hem graag op zijn wenken.
Hoewel diverse partijen tegen het tweekamerstelsel zijn, beschouwen wij dat stelsel als een gegeven. De vraag ligt dan voor hoe de 'andere' Kamer (de Eerste Kamer) te kiezen. Nu breed wordt erkend dat aan getrapte verkiezing door een relatief klein kiezerskorps (namelijk 566 Statenleden) ernstige bezwaren kleven, ligt rechtstreekse verkiezing als alternatief voor de hand. Daarmee wordt aangesloten bij het advies van de meerderheid van de Staatscommissie-Cals/DonnerĀ i uit 1971.
Invoering van rechtstreekse verkiezing kan echter niet los worden gezien van de bevoegdheden van de Eerste Kamer. Voorkomen moet worden dat Tweede en Eerste Kamer concurrent van elkaar worden en dat bij een tegengesteld oordeel over een wetsvoorstel onzeker is bij welke Kamer de 'eindbeslissing' ligt.
Conflicten zullen zich mogelijk nog vaker voordoen als beide Kamers ongelijktijdig worden gekozen. Er is dan immers kans dat de later gekozen Kamer claimt over een sterker mandaat te beschikken dan de eerder gekozen Kamer. De verkiezingen voor de Eerste Kamer kunnen dan als een tussentijdse opiniepeiling worden gezien over het zittende kabinet. Dat verhoudt zich slecht met het principe van de vierjarige kabinetsperiode. Gelijktijdige verkiezing voorkomt dat.
Ook gelijktijdige verkiezing sluit evenwel niet geheel uit dat 'concurrerende' Kamers worden gekozen. Kiezers zijn immers vrij om bij de verkiezing voor de Tweede Kamer op een andere partij stemmen dan bij de Senaatsverkiezing. Gelijktijdige verkiezing maakt het wel mogelijk dat daarmee bij de vorming van een nieuw kabinet rekening kan worden gehouden. Eerste Kamerleden blijven 'part-time politici'. Bij de verkiezingen kunnen zij betrekkelijk op de achtergrond blijven, omdat de strijd om de Tweede Kamerzetels centraal zal staan.
Om het politieke primaat van de Tweede Kamer duidelijk vast te leggen (nu is dat in het geheel niet het geval), is beperking van de bevoegdheden op wetgevend gebied van de - door rechtstreeks verkiezing sterker gelegitimeerde - Eerste Kamer wenselijk. Het vetorecht van de Eerste Kamer blijft alleen gehandhaafd als een versterkte (tweederde) meerderheid tegen stemt. Daarnaast komt er een 'terugzendrecht'. Indien een gewone meerderheid tegen stemt, vindt een hernieuwde verkorte behandeling plaats. Dan zou de vraag naar voren kunnen komen: wie na die terugzending het laatste woord moet hebben: Tweede of Eerste Kamer?
Als compromis stellen wij voor die beslissing te laten bij de Verenigde Vergadering, waarin immers zowel Tweede als Eerste Kamerleden vertegenwoordigd zijn. Gedacht zou kunnen worden aan voorbereiding van de behandeling van het teruggezonden wetsvoorstel door een commissie met leden uit beide Kamers. Eerste Kamerleden houden een stem bij de behandeling van het 'teruggezonden' voorstel, maar de stem van de Tweede Kamer weegt daarin op basis van het aantal leden het sterkst door. Ook andere EU-landen (Duitsland, Frankrijk) kennen een soortgelijke behandeling van ' geschillen' tussen beide Kamers.
Dit 'initiatiefvoorstel' zal ongetwijfeld noch voorstanders van afschaffing van de Eerste Kamer noch voorstanders van handhaving van de huidige positie van de Eerste Kamer geheel bevredigen. Een voorstel waarvoor uiteindelijk in beide Kamers een tweederde meerderheid kan echter niet anders dan een compromis zijn. Dat vereist uiteraard de bereidheid tot geven en nemen. Zonder die bereidheid, zal er niets veranderen.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo wij in overweging genomen hebben, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot wijziging van de bepalingen over de verkiezing van de Eerste Kamer en tot wijziging van de wetgevende bevoegdheden van de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I.
Er bestaat grond de hierna in de artikelen II tot en met VII omschreven voorstellen tot verandering in de Grondwet in overweging te nemen.
Artikel II.
Artikel 52, tweede lid vervalt
Artikel III.
Aan Artikel 54 wordt als derde lid toegevoegd:
De leden van de Eerste Kamer worden tegelijkertijd met de leden van de Tweede Kamer rechtstreeks gekozen overeenkomstig het bepaalde in de leden 1 en 2.
Artikel IV.
Artikel 55 vervalt
Artikel V.
Artikel 85 komt te luiden als volgt:
Zodra de Tweede Kamer een voorstel van wet heeft aangenomen of tot indiening van een voorstel heeft besloten, zendt zij het aan de Eerste Kamer. De Eerste Kamer overweegt het voorstel zoals het door de Tweede Kamer aan haar is gezonden en beslist daarover. Indien twee derde van de leden van de Eerste Kamer zich er tegen uitspreken, is het voorstel verworpen. Indien een meerderheid bestaande uit minder dan twee derde van de leden tegenstemt, zendt zij het wetsvoorstel aan de Verenigde Vergadering. De Verenigde Vergadering kan het wetsvoorstel wijzigen en vervolgens aannemen of verwerpen.
Artikel VI.
Artikel 64 eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
-
1.De Tweede Kamer kan bij koninklijk besluit worden ontbonden. Ontbinding van de Tweede Kamer heeft ontbinding van de Eerste Kamer tot gevolg.
Artikel VII.
Artikel 64 vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
De Wet stelt de zittingsduur van de na ontbinding optredende Tweede en Eerste Kamer vast; de termijn mag niet langer zijn dan vijf jaren.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Deze bijdrage verscheen in de Hofvijver van 30 mei 2011.