Lijst van vragen en antwoorden inzake de beleidsbrief Defensie - Beleidsbrief Defensie

Deze lijst van vragen en antwoorden i is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 32733 - Beleidsbrief Defensie.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Beleidsbrief Defensie; Lijst van vragen en antwoorden; Lijst van vragen en antwoorden inzake de beleidsbrief Defensie
Document date 24-05-2011
Publication date 24-05-2011
Nummer KST327332
Reference 32733, nr. 2
Commission(s)
External link original PDF
Original document in PDF

2.

Text

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2010–2011

32 733

Beleidsbrief Defensie nr. 2

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 mei 2011

De vaste commissie voor Defensie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 8 april 2011 inzake de beleidsbrief van Defensie (Kamerstuk 32 733, nr. 1). De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 19 mei 2011. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van Beek

De adjunct-griffier van de commissie, Lemaier

1 Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), voorzitter, Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Knops, R.W. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Brinkman, H. (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Rouwe, S. de (CDA), ondervoorzitter, Berndsen, M.A. (D66), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Monasch, J.S. (PvdA), Bosman, A. (VVD), El Fassed, A. (GL), Hernandez, M.M. (PVV), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Hachchi, W. (D66) en Grashoff, H.J. (GL).

Plv. leden: Taverne, J. (VVD), Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Smeets, P.E. (PvdA), Wolbert, A.G. (PvdA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Ferrier, K.G. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Wiegmanvan Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Nicolaï, A (VVD), Irrgang, E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Ormel, H.J. (CDA), Schouw, A.G. (D66), Bontes, L. (PVV), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Peters, M. (GL), Roon, R. de (PVV), Haverkamp, M.C. (CDA), Pechtold, A. (D66) en Braakhuis, B.A.M. (GL).

1

Wat zijn de (financiële) gevolgen van de bezuinigingen voor onderzoek

door TNO?

In het licht van de doelstellingen in de beleidsbrief streeft Defensie, ondanks de bezuinigingen op een breed terrein, naar een stabiele financiële basis ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van de defensiespecifieke kennisbasis. De beleidsbrief bevat daarom geen aanvullende bezuinigingen op de defensiebudgetten voor kennis- en technologieontwikkeling, waarmee tevens ten dele wordt tegemoetgekomen aan de motie-Ten Broeke (Kamerstuk 32 500 X, nr. 58). Als gevolg van het amendement-Ten Broeke op de defensiebegroting 2011 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 74) is voorts eenmalig € 6 miljoen vrijgemaakt voor projecten bij TNO. Het streven van Defensie laat onverlet dat de bezuinigingen bij Defensie en bij de rijksoverheid als geheel 2011 ook de defensiespecifieke kennisbasis bij de strategische partners van Defensie niet ongemoeid zullen laten. Om de gevolgen voor de defensiespecifieke kennisbasis zo veel mogelijk te kunnen beperken, zal Defensie in overleg met haar strategische partners, waaronder TNO, en andere ministeries de eventuele effecten hiervan in kaart brengen.

2

In hoeverre sluit u aan bij rijksbrede initiatieven voor kostenbesparingen zoals vastgoed (Rijksgebouwendienst, RGD), ICT, personeelsadministratie en catering?

Onder meer door het specifieke karakter van de operationele commando’s en de aparte arbeidsvoorwaardensector is in het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst vastgelegd dat per business case wordt bezien waar deelneming van Defensie meerwaarde oplevert. In dat kader wordt onder andere de deelneming bekeken aan de volgende projecten: concentratie rijkskantorenlocaties, ICT-infrastructuur, verminderen rijksinkooppunten, één verlener van ondersteunende diensten voor de internationale functie van het Rijk, en vastgoed.

3

Zal er met het Ministerie van Veiligheid en Justitie (V&J) worden samengewerkt op het gebied van cyber security? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?

Door de grote wederzijdse afhankelijkheid van netwerken en systemen en de verregaande verbondenheid tussen publieke en private partijen is intensieve en structurele samenwerking noodzakelijk. Het delen van kennis en informatie over dreigingen, kwetsbaarheden en oplossingen is essentieel om gezamenlijk de weerbaarheid te vergroten. Defensie heeft daarom actief bijgedragen aan de totstandkoming van de Nationale Cyber Security Strategie en zal participeren in de Nationale Cyber Security Raad en het Nationale Cyber Security Centrum, in ieder geval door inzet van de MIVD en het Defensie Computer Emergency Response Team (DefCERT). Ook zal worden onderzocht hoe Defensie binnen de kaders van civiel-militaire samenwerking de nationale strategie kan ondersteunen.

4

Waarom worden niet alle Fennek landmachtvoertuigen geschrapt?

Als een eenheid wordt geschrapt, verdwijnen ook de organieke voertuigen. Zodoende wordt niet per se het hele bestand aan voertuigen geschrapt.

5

Is het waar dat in totaal negen manoeuvrebataljons in stand gehouden

worden?

In totaal worden vier pantserinfanteriebataljons, drie luchtmobiele bataljons en twee mariniersbataljons in stand gehouden.

6

Heeft u overwogen om het vrachttransport te outsourcen? Zo ja, zijn er offertes aangevraagd bij het bedrijfsleven? Zo nee, waarom niet? Waarom heeft u uiteindelijk besloten het vrachttransport niet uit te besteden?

Op termijn zal het goederentransport dat in een lijndienst wordt uitgevoerd in de sourcing agenda worden opgenomen om te onderzoeken of de inschakeling van de markt voor Defensie voordelen biedt. Goederentransport tussen locaties van Defensie dat niet tot de lijndienst behoort, zal zoveel mogelijk worden uitgevoerd met de militaire transportcapaciteit van het Commando landstrijdkrachten. De operationele voertuigen die daarvoor beschikbaar zijn, kunnen zo doelmatig worden ingezet.

7

Zijn er mogelijkheden om de inzet van schepen bij bepaalde missies te verlengen door bemanningen in te vliegen en daarmee te besparen op de transits? Kan een globale schatting worden gegeven hoeveel dit ongeveer op zou kunnen leveren?

Het wisselen van bemanningen is in specifieke gevallen mogelijk om het verblijf van een schip in het operatiegebied te verlengen. De kosteneffectiviteit is afhankelijk van het type schip, de locatie van de operatie, de beschikbaarheid van trainingsfaciliteiten in Nederland, de duur van het opwerken van een schip en de ingevlogen bemanning en de beschikbaarheid van onderhoudsfaciliteiten in het operatiegebied. Ook speelt in de doelmatigheid de tewerkstelling van de afgeloste bemanning een rol. Omdat het intensievere gebruik van een schip leidt tot verkorting van de levensduur, is de levensduur ook een factor van belang. Op basis van deze variabele factoren is het niet mogelijk in generieke zin het gebruik van wisselbemanningen te definiëren. Daarom is het ook niet mogelijk op voorhand een schatting te maken van de besparingen, zo die er al zijn. Wel past het Commando zeestrijdkrachten het gebruik van wisselbeman-ningen in specifieke situaties toe, zoals nu bij de hydrografische opnemingsvaartuigen en in het verleden bij de expeditionaire inzet van mijnenjagers in de Arabisch Golf.

8 en 142

Wanneer worden de eerste financiële baten van de uitbestedingen verwacht? Is het al mogelijk voor sommige uitbestedingen een inschatting te maken van de voordelen? Komen de financiële voordelen die eventueel behaald zullen worden door outsourcing ten goede van de defensiebegroting? Zo nee, waarom niet? Welk bedrag denkt u te besparen met het uitbesteden van activiteiten?

Defensie onderzoekt de mogelijkheden voor uitbesteding. Op dit moment zijn nog geen resultaten beschikbaar. In de nu berekende besparingen is niet vooruitgelopen op mogelijke financiële baten daarvan. Deze zullen ten goede komen aan de defensiebegroting.

9

Met Duitsland zijn verschillende afspraken voor het inkopen van munitie gemaakt die inmiddels zijn vastgelegd in een Memorandum of Understanding (MoU). Het gaat onder andere om de 120mm voor de Leopard

tank. Heeft het afstoten van de Leopard tanks door Nederland (financiële) gevolgen voor deze overeenkomst?

Afstoting van de Leopard-gevechtstank heeft geen logistieke of financiële gevolgen voor het Memorandum of Understanding (MoU) zelf; in het kader van het MoU wordt alleen minder munitie afgenomen dan eerder was voorzien.

10, 149, 150 en 157

Is het waar dat er de afgelopen jaren 220 miljoen euro is geïnvesteerd op Gilze-Rijen voor onder andere het onderhoudsmaterieel van helikopters? Wie hebben er bijgedragen aan deze investeringen? Worden de investeringen overbodig door de afstoot van de Cougar helikopter en de verplaatsing van het onderhoud naar Woensdrecht? Waarom wordt het hoger onderhoud voor de helikopters verplaatst van Gilze-Rijen naar Woensdrecht? Klopt het dat er op Gilze-Rijen aanzienlijke investeringen zijn gedaan in het kader van het hoger onderhoud en dreigt nu kapitaalvernietiging? Welke besparingen denkt u te kunnen realiseren en hoe verhoudt zich dat tot de kosten?

Welke voordelen kunnen worden behaald met het overhevelen van het hoger onderhoud van de helikopters van Gilze-Rijen naar Woensdrecht? Gelden de efficiëncyvoordelen niet vooral voor het componentenon-derhoud, maar juist niet ten aanzien van het overige onderhoud? Wat wordt gedaan met de enorme investeringen in gebouwen en installaties op de vliegbasis Gilze-Rijen? Zijn er ook investeringsplannen voor Woensdrecht? Zo ja, hoe verhouden deze zich tot de faciliteiten op Gilze-Rijen?

Met de investeringen ten behoeve van de verplaatsing van de transporthelikopters van Soesterberg naar Gilze-Rijen, inclusief het onderhoud van de helikopters, was de afgelopen jaren € 232,5 miljoen gemoeid. Deze investeringen zijn gefinancierd uit de begroting van het Commando DienstenCentra (CDC). Na de afstoting van de Cougar-helikopter zal deze infrastructuur onder meer worden aangewend voor de stationering en het onderhoud van de transportversie van de NH-90 op Gilze-Rijen. Tevens zal de Chinook-vloot worden uitgebreid. Hierdoor zal een groot deel van de gebouwen en de installaties op Gilze-Rijen ook na de afstoting van de Cougar nog gebruikt worden.

De concentratie van het hoger onderhoud van de helikopters op het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) leidt tot besparingen. Het betreft kosten op het gebied van infrastructuur, materiële ondersteuning en personeel. Het componentenonderhoud wordt al gedeeltelijk op het LCW uitgevoerd of wordt uitbesteed. De verplaatsing van de fase-inspecties van Gilze-Rijen naar het LCW en een verdere concentratie van het componentenonderhoud op deze locatie leiden tot doelmatigheidsvoor-delen. Overigens strookt de concentratie van hoger onderhoud op het LCW met het in het regeerakkoord opgenomen initiatief Maintenance Valley. De ontwikkeling hiervan is een goed voorbeeld van het positioneren van het Nederlandse bedrijfsleven. Maintenance Valley berust op het programma «Pieken in de Delta» van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en heeft onder meer ten doel in West-Brabant de bedrijvigheid op onderhoudsgebied, bijvoorbeeld van vliegtuigen, te stimuleren. Naast het onderhoud van militaire vliegtuigen in West-Brabant zijn er ook in andere regio’s initiatieven voor samenwerking.

Als gevolg van samenvoeging met de Logistieke Divisie Rhenen zijn investeringen voorzien voor het LCW. Deze investeringen staan los van de faciliteiten op Gilze-Rijen.

11, 68, 167, 181 en 184

Kunt u een inschatting maken hoeveel militairen na gedwongen ontslag aan de slag zouden kunnen gaan in de sector «transport en logistiek»? Heeft Defensie contacten met deze sector om militairen die hier in geïnteresseerd zijn zo spoedig mogelijk aan een baan te helpen? Zijn er ook contacten gelegd met andere sectoren?

Op welke wijze zal Defensie in het kader van het Sociaal Beleidskader militairen die gedwongen worden ontslagen begeleiden naar andere werksectoren? Wanneer komt hier meer duidelijkheid over in de gesprekken met de centrales van overheidspersoneel? Zijn er naast de transportsector en de politie nog afspraken gemaakt met andere sectoren? Is uw beleid erop gericht om werknemers die Defensie moeten verlaten in samenwerking met de (defensie)industrie aan een baan te helpen in het bedrijfsleven? Zo nee, waarom niet en bent u van plan een dergelijk initiatief op te zetten? Zo ja, wat houdt dit beleid in? Op welke wijze zet u in op werk-naar-werk? Naar welke sectoren wordt gekeken in het kader van « werk-naar-werk»?

Hoe ziet het traject van externe herplaatsing en bemiddeling naar werk er grofweg uit?

Alle medewerkers die Defensie zullen moeten verlaten, worden aangemeld bij een centrale regieorganisatie. Deze regieorganisatie zal de medewerkers begeleiden naar ander werk. Hierbij zal ook gebruik worden gemaakt van reeds bestaande afspraken met brancheorganisaties en bedrijven.

Er zijn afspraken gemaakt met brancheorganisaties en bedrijven uit de volgende sectoren: beveiliging, politie, bouw, metaal, transport en logistiek en installatietechniek. De afspraken zijn gericht op de reguliere uitstroom en zullen worden aangepast om ook overtollig personeel te begeleiden van werk naar werk.

Overtollige medewerkers worden, indien noodzakelijk, begeleid bij het vinden van een andere baan buiten Defensie en zullen daartoe worden aangemeld bij een externe gespecialiseerde partij. Deze partij, met een breed netwerk en een modern instrumentarium, zal de feitelijke bemiddeling naar een functie buiten Defensie verzorgen onder verantwoordelijkheid van Defensie. De centrale regieorganisatie stuurt dit proces aan.

In de beleidsbrief heb ik uiteengezet dat ongeveer 6 000 medewerkers in aanmerking komen voor externe bemiddeling.

12, 40, 211, 212, 257, 443 en 463

Wat voor gevolgen heeft het verdwijnen van ruim 200 arbeidsplaatsen bij de Lichamelijke Oefening/Sportorganisatie van het Commando Landstrijdkrachten (CLAS)? Gaat het schrappen van deze arbeidsplaatsen ten koste van de fysieke fitheid en inzetbaarheid van individuele militairen en eenheden?

Wordt er bezuinigd op het Defensie topsportprogramma? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom zijn deze bezuinigingen niet terug te vinden? Klopt het dat er bezuinigd wordt op sport? Zo ja, hoeveel, en hoe wordt de bezuiniging concreet ingevuld?

Betreffen de (mogelijke) bezuinigingen op sport alleen de internationale sporttoernooien, of ook de reguliere sportinstructeurs die er voor zorgen dat militairen het gewenste conditionele niveau moeten behouden? Kunt u uiteenzetten hoeveel er wordt bezuinigd op sportinstructeurs, zowel in aantallen als in geld? Wat is de impact hiervan op de fysieke capaciteit van het personeel, en daarmee op de kwaliteit van te ondernemen missies?

Waarom is ervoor gekozen om een groot deel van de sportinstructeurs weg te bezuinigen? Welke gevolgen heeft dit voor de fysieke inzetbaarheid van militairen?

Welke functies zullen worden gecombineerd? Om hoeveel functies gaat het per krijgsmachtdeel? Welke besparing wordt per krijgsmachtdeel behaald door het combineren van functies?

In het kader van de maatregel «combineren van functies» is bezien in hoeverre hierdoor winst kan worden geboekt. Hierbij zijn twee taakvelden bekeken, te weten de sport- en de chauffeursfuncties. Ten aanzien van de sportfuncties is gebleken dat de sportinstructeurs bij Defensie, naast het ondersteunen van algemene en functiespecifieke fysieke training en sport, in ruime mate worden ingezet voor het ondersteunen van breedtesport (zowel binnen als buiten de reguliere werktijd) en van een groot aantal (militaire) wedstrijdsporten. Voorts worden sportinstructeurs in voorkomend geval ingezet ter ondersteuning van het fysieke re-integratieproces van militairen. De nadruk van de activiteiten van de sportinstructeurs van Defensie ligt bij de ondersteuning van de fysieke gesteldheid van de militair. Deze fysieke basistraining wordt belegd in het opleidings- & trainingsproces en is daarmee de verantwoordelijkheid van de uitvoerende commandant en diens kader. De professionele begeleiding van commandanten en het kader, alsmede de begeleiding van de militaire wedstrijdsport, is de taak van een regionaal georiënteerde organisatie. Het Defensie topsportprogramma wordt reeds gereduceerd als gevolg van eerdere maatregelen die ik heb gemeld in mijn brief van 4 november 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 13).

In het taakveld chauffeurs is een aantal chauffeursfuncties geselecteerd waarvan aan de hand van de functiebenaming en de functieomgeving is vastgesteld dat de desbetreffende chauffeurstaken in beginsel kunnen worden gecombineerd met andere algemene taken. Met inachtneming van een zekere marge zijn 82 functies geïdentificeerd die kunnen worden gecombineerd.

13, 145 en 146

In hoeverre wordt het project SPEER beïnvloed door de bezuinigingen? Wordt er vanwege een krimpende organisatie geld bespaard, of moeten er juist aanpassingen worden gedaan die geld kosten?

Welke gevolgen hebben de bezuinigingen voor de financiële administratie (finad)? Hoeveel extra werknemers zullen er worden ingezet om het systeem aan te passen op de reorganisatie van SPEER ten gevolge van de bezuinigingen? Voor welke periode? Wat zijn hier de kosten van? Welke gevolgen hebben de bezuinigingen voor Materieellogistiek? Hoeveel extra werknemers zullen er worden ingezet om het systeem aan te passen op de reorganisatie van SPEER ten gevolge van de bezuinigingen? Voor welke periode? Wat zijn hier de kosten van?

Zoals gemeld op 13 april 2011 (Kamerstuk 31 460, nr. 19) zal ik u in de volgende voortgangsrapportage SPEER nader informeren over de gevolgen van de beleidsbrief op dit programma, waarvan de financiële en materieellogistieke administratie deel uitmaakt. De gevolgen van de overige bezuinigingen in het materieellogistieke domein staan beschreven in de beleidsbrief.

14

In hoeverre dragen Curaçao, Sint Maarten en Aruba bij aan de specifiek door Defensie gemaakte kosten voor de inzet en ondersteuning aan de kustwacht in het Caribisch gebied?

De financiering en instandhouding van de Kustwacht is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de landen. Nederland, Curacao, Sint Maarten en Aruba dragen volgens een verdeelsleutel ieder een aandeel in de kosten van de Kustwacht, met uitzondering van de kosten voor de inzet van defensiemiddelen. Deze kosten worden gedragen door Nederland.

15

Wat zou het eventuele gevolg kunnen zijn als de personeelsreducties te positief zijn ingeschat? Wat voor consequenties heeft dit voor het budget en hoe zou dit eventueel opgevangen worden?

De reductie op de personele exploitatie is een belangrijk onderdeel van de totale bezuinigingsoperatie. Indien de gevolgen van de personeelsreductie tegenvallen, zijn onder meer aanvullende personele maatregelen onvermijdelijk.

16

Beschikt Defensie over een mechanisme dat een garantie biedt dat de voortgang van deze bezuinigingsoperatie afdoende wordt bewaakt? Worden er, behalve het instellen van de tijdelijke pool van topfunctionarissen nog andere maatregelen getroffen op dit gebied?

De bezuinigingsmaatregelen worden taakstellend opgelegd aan de verschillende defensieonderdelen. Dit betekent dat de lijnmanagers verantwoordelijk zijn voor de realisatie van de bezuinigingsmaatregelen. Hierbij gelden de strakke regels van de budgetdiscipline. Dit houdt onder meer in dat, indien de situatie zich voordoet dat bezuinigingsmaatregelen vertraging oplopen, deze tegenvallers binnen het eigen begrotingsonderdeel moeten worden opgevangen. Dit is een belangrijke impuls om vertragingen te voorkomen. Via de reguliere managementrapportage wordt de voortgang van de bezuinigingsmaatregelen nauwlettend gevolgd en zo nodig bijgestuurd.

17

Hoe verhouden de bezuinigingen en specifiek de bezuinigingen in spoor 3 zich tot de genoemde tekorten in de European Headline Goals 2010? In hoeverre vergroten de bezuinigingen de bekende tekorten binnen Europa? Wat voor gevolgen heeft dit voor de Europese defensieambities?

Bij de bezuinigingen is zoveel mogelijk rekening gehouden met de tekorten die in EU- en Navo-verband zijn geconstateerd en de daarbinnen gehanteerde prioriteiten. Alleen bij de Cougar is er tijdelijk sprake van enige spanning met de internationale agenda.Er is vooral gesneden in de overhead en ondersteunende diensten, juist om de operationele capaciteiten te ontzien. Bij de keuzes in het operationele domein is meegewogen in hoeverre deze middelen ook bij andere landen beschikbaar zijn. Ten slotte is bij de intensiveringen specifiek rekening gehouden met de prioriteiten in Navo-verband, het zogenoemde Lisbon Capability Package. De invloed op de tekorten in Europa en daarmee de gevolgen voor de Europese defensieambities zijn zo beperkt mogelijk gehouden. Nederland blijft zich ervoor inspannen die ambities zoveel mogelijk op peil te houden door de effectiviteit van de nationale defensie-inspanningen te verbeteren en internationale samenwerking te verbreden en te verdiepen.

18, 178 en 208

Hoe draagt Defensie zorg voor het behoud van personeel met de hoogste kwaliteit bij de reductie van haar personeelsbestand? In hoeverre weegt kwaliteit als criterium mee bij de overwegingen voor gedwongen ontslag bij het personeel?

Welke maatregelen neemt u gericht op het behoud van kwalitatief goed

personeel?

Welke ruimte krijgen commandanten om personeel op kwaliteit en

ervaring te selecteren?

Commandanten gebruiken onder meer de criteria «kwaliteit» en «ervaring» bij het functietoewijzingsproces, ook bij de reorganisaties die deel uitmaken van de bezuinigingen.

19

Wanneer is er een aanpassing beschikbaar van het Defensie Strategisch Plan (DSP) naar aanleiding van deze bezuinigingen? Hoe gaat deze er grofweg uitzien?

Sinds de jaren negentig maakt het Defensie Strategisch Plan geen deel meer uit van de besturing van Defensie.

20

Wordt er gemonitord wat de gevolgen van de bezuinigingen zijn op het moraal van het personeel? Zo ja, wanneer en hoe wordt dit gerapporteerd? Zo nee, waarom niet?

Het Dienstencentrum Gedragswetenschappen (DC GW) voert tweejaarlijks een werkbelevingsonderzoek uit onder het defensiepersoneel, waarvan de door medewerkers ervaren kwaliteit van het leidinggeven deel uitmaakt. Ook zal het DC GW de impact van de bezuinigingen op de motivatie van het personeel monitoren. Daarnaast vindt halfjaarlijks een bijeenkomst plaats van de klankbordgroep «sociaal veilige werk- en leefomgeving». In deze werkgroep zijn onder meer de vakbonden en lokale vertrouwenspersonen vertegenwoordigd.

21

Wordt in het kader van «best practices» gekeken naar de wijze waarop de

Finse regering het onderhoud van de krijgsmacht heeft uitbesteed?

Defensie volgt de ontwikkelingen in het buitenland, waaronder die in Finland. De eerste resultaten van de Finse uitbesteding zijn veelbelovend en wijzen op een kostenbesparing en een verhoogde inzetbaarheid. De Finse defensieorganisatie is echter vooral gericht op nationale taken met onderhoud op het eigen grondgebied. Finland besteedt daarnaast veel onderhoud uit aan staatsbedrijven, waarvan veel onderhoudspersoneel reservist is en in crisissituaties uitgezonden kan worden. De Finse situatie wijkt dus af van de Nederlandse, waardoor met Finland vergelijkbare effecten zich niet vanzelfsprekend zullen voordoen bij uitbesteding in Nederland.

22

Blijft de Defensie Materieel Organisatie (DMO) in ambtelijke zin verantwoordelijk voor projecten die het DMP-proces doorlopen?

Het Defensie Materieel Proces (DMP) kent vijf fasen. Ten aanzien van investeringen in materieel blijft de Commandant der Strijdkrachten (CDS) ambtelijk verantwoordelijk voor de behoeftestellingsfase (A-fase). De Directeur DMO blijft ambtelijk verantwoordelijk voor de voorstudiefase (B-fase), de studiefase (C-fase), de verwervingsvoorbereidingsfase (D-fase) en de projectevaluatie (E-fase).

23, 191 en 220

Geldt uitbesteding ook voor opleidingen? In hoeverre gaat het bedrijfsleven een rol spelen bij opleiding/training van personeel?

In hoeverre gaat het bedrijfsleven een rol spelen bij opleiding en training

van personeel?

In welke specifieke situaties is het uitgangspunt «civiel tenzij» van

toepassing?

Bij opleidingen geldt het principe «civiel tenzij». Samenwerking met civiele partijen heeft in beginsel plaats met erkende onderwijsinstellingen. Deze instellingen maken waar nodig gebruik van het bedrijfsleven.

24

Houdt Defensie capaciteit in stand om hoogwaardige technologie te

ontwikkelen?

Ja. In de reorganisatietrajecten wordt specifiek aandacht gegeven aan het behoud of de overdracht van (technologische) kennis. Defensie blijft, op grond van de kennisprioriteiten in de strategie-, kennis- en innovatieagenda (SKIA), investeren in hoogwaardige technologische kennis bij haar strategische partners, zoals TNO en de Grote Technologische Instituten. Ook het centrale budget voor technologieontwikkeling wordt gehandhaafd.

25

Op welke wijze wordt in de krimpende defensieorganisatie noodzakelijke kennis bewaard zoals kennis die verloren dreigt te gaan door het afstoten van complete onderdelen?

Kennis over het optreden van eenheden en formaties in het operationele domein wordt nationaal en internationaal vastgelegd in doctrines, handboeken en instructies. Waar complete onderdelen en bijbehorende wapensystemen worden afgestoten, wordt de afhankelijkheid van internationale publicaties groter. Er zal een groter beroep moeten worden gedaan op de kennisontwikkeling en -instandhouding door de Navo, de EU en andere partnerlanden. Voor Nederland is het in de toekomst alleen door deelneming aan internationale opleidingen en oefeningen nog mogelijk ervaringen op te doen met dergelijke systemen. De kennis die Nederland nu zelfstandig heeft, zal uit de organisatie verdwijnen.

26, 27 en 74

Is er inmiddels overleg geweest met de NAVO over de bezuinigingen? Zo ja, wat was de reactie van de NAVO op de bezuinigingen en de intensiveringen? Waren de intensiveringen van Defensie volgens de NAVO voldoende om capaciteiten die worden verminderd te compenseren binnen het bondgenootschap? Zo nee, waarom is er nog geen overleg gevoerd?

Is er internationaal overleg geweest over de bezuinigingen? Zijn de bezuinigingen in bepaalde mate afgestemd met de NAVO en/of NAVO-lidstaten, zoals expliciet is gesteld in paragraaf 32 van de Political Guidance van 10 maart 2011? Is er internationaal overleg geweest over de bezuinigingen? Zijn de bezuinigingsplannen in bepaalde mate afgestemd met de NAVO en/of NAVO-lidstaten, zoals expliciet is gesteld in paragraaf 32 van de Political Guidance van 10 maart 2011?

Heeft consultatie met de NAVO plaatsgevonden? Kan de Kamer kennis nemen van de reactie van de NAVO?

Bij de opstelling van de beleidsbrief is nadrukkelijk rekening gehouden met de capaciteiten waaraan de Navo behoefte heeft, zoals het Lisbon Capability Initiative. Zoals in de beleidsbrief staat vermeld, zijn met verschillende landen gesprekken gevoerd om te bezien of er mogelijkheden voor internationale samenwerking bestaan. Genoemde paragraaf 32 van de Political Guidance, die in maart 2011 is vastgesteld toen de beleidsbrief al ver gevorderd was, vraagt bondgenoten om andere landen (en niet de Navo) in te lichten over aanstaande grote veranderingen in de samenstelling van de krijgsmacht. Hieraan is voldaan.

Zodra de beleidsbrief was vastgesteld, is deze beschikbaar gesteld aan de Navo en is een toelichting op de keuzes gegeven. Van de Navo is daarop geen formele reactie ontvangen. In een persoonlijke reactie aan de CDS heeft de voorzitter van het Militair Comité gesteld dat hij erkentelijk is dat Nederland bij de bezuinigingen rekening heeft gehouden met de behoeften en prioriteiten van de Navo. Verder kan uit de brief worden afgeleid dat de Navo elke verkleining van operationele capaciteiten van het bondgenootschap betreurt, maar dat begrip bestaat voor de keuzes die, gegeven de financiële randvoorwaarden, in de beleidsbrief zijn gemaakt.

28, 29, 31, 32, 39, 54, 70, 76, 78 t/m 80, 169, 235, 268, 272, 273 en 460 Welke capaciteiten behoudt de krijgsmacht om in zware conflicten mee te kunnen doen? Kunt u nader uiteenzetten hoe de operationele inzetbaarheid van de Nederlandse krijgsmacht verandert na het doorvoeren van de bezuinigingen?

Wat is het ambitieniveau tot 2014 en hoe verschilt deze van de periode na 2014? Zo nee, welke inzet (soort, lengte, duur) is er tot 2014 mogelijk? Welke missies (soort, hoeveelheid per jaar, lengte) moet de Nederlandse krijgsmacht tot 2014 uit kunnen voeren? Welke missies (soort, hoeveelheid per jaar, lengte) moet de Nederlandse krijgsmacht na 2014 uit kunnen voeren?

Hoe zou u in een aantal zinnen het ambitieniveau voor de krijgsmacht, na doorvoering van de bezuinigingen zoals aangegeven in de beleidsbrief formuleren?

Deelt u de mening dat het ambitieniveau onder druk van de bezuinigingen in feite gelijk wordt aan de beleidsoptie «Kort en krachtig» zoals geformuleerd in het Eindrapport Verkenningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hier aan?

Waarom ontbreekt een formulering van het ambitieniveau? Kunt u dit alsnog uitwerken?

Wat zijn de mogelijkheden tot operationele inzet van deze «kleinere krijgsmacht in goede conditie»? Wordt gedoeld op een bepaald soort missie, gedurende een afgebakende periode?

Welke visie/ambitie hanteert u op de inzet van de krijgsmacht in deze kabinetsperiode, nu u aangeeft dat de ambitie van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht de komende jaren niet haalbaar is?

Kunt u uiteenzetten wat concreet bedoeld wordt met de opmerking dat de krijgsmacht onvermijdelijk aan gevechtskracht inboet, kwalitatief en kwantitatief, en dat de inzetbaarheid zal afnemen? Is de implicatie van deze zin dat de ambities van de krijgsmacht moeten worden bijgesteld? Zo ja, wat zijn dan de gevolgen van zo een bijstelling? Kunt u de genoemde ambitie «gereed voor elke inzet binnen haar mogelijkheden» concretiseren?

Wat is er in de korte periode tussen het verschijnen van het regeerakkoord en het opstellen van deze brief gebeurd waardoor de doelstelling uit het regeerakkoord van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht door u terzijde is geschoven?

Wat zijn de defensieambities die door het personeel waargemaakt moeten worden?

Wat bedoelt u specifiek met de bepaling dat het ambitieniveau van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht niet volledig kan worden waargemaakt? Op welke specifieke terreinen ziet u de meeste problemen om dit ambitieniveau waar te maken?

In hoeverre kan de doelstelling uit het regeerakkoord voor een veelzijdig inzetbare krijgsmacht binnen de nieuwe financiële kaders wél worden

waargemaakt? Welke onderdelen van de doelstelling kunnen worden waargemaakt, en welke onderdelen kunnen niet worden waargemaakt? Gesteld wordt dat met de financiële kaders van het regeerakkoord de doelstelling van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht met het bijbehorende ambitieniveau zoals uitgewerkt in de Verkenningen niet volledig kan worden waargemaakt. Welk deel van het ambitieniveau kan dan wel worden waargemaakt?

Is de zin «Dat betekent bijvoorbeeld dat de krijgsmacht capaciteiten moet behouden om in zware conflicten te kunnen meedoen» niet strijdig met de noodzakelijke verlaging van het ambitieniveau?

Kunt u uiteenzetten wat verstaan moet worden onder «korte, krachtige en hoogwaardige bijdragen»? Om wat voor soort bijdragen gaat het dan?

De in het regeerakkoord vastgelegde wens om te blijven beschikken over een veelzijdig inzetbare krijgsmacht is leidend geweest. Zoals de beleidsbrief echter duidelijk maakt, strookt deze wens niet volledig met de financiële kaders van het regeerakkoord. Moeilijke keuzes waren mede daardoor onvermijdelijk. Ondanks deze maatregelen staat het streven naar een veelzijdig inzetbare krijgsmacht recht overeind. De Nederlandse krijgsmacht moet uiteenlopende militaire bijdragen kunnen blijven leveren in uiteenlopende conflicten, op zee, te land en in de lucht.

De maatregelen in de beleidsbrief hebben op tal van terreinen gevolgen voor de inzetbaarheid en de output van de krijgsmacht. De omvang en de duur van de bijdragen van de krijgsmacht aan internationale missies zullen aan grotere beperkingen onderhevig zijn. Door de opheffing van de tankbataljons, de afstoting van een kwart van alle pantserhouwitsers, een deel van de mortieren 120mm en de vermindering van het aantal jachtvliegtuigen boet de krijgsmacht aan slagkracht in. Als gevolg van de afstoting van alle Cougar-transporthelikopters zijn er minder middelen om eenheden snel binnen een operatiegebied te verplaatsen. De mijnenbe-strijdingscapaciteit op zee wordt beperkt. Er zal telkens een keuze moeten worden gemaakt tussen de uitvoering van structurele taken op de Noordzee en de bijdrage aan internationale operaties en aan de Standing Naval Forces van de Navo. Daardoor kan de bewegingsvrijheid op zee worden ingeperkt. De resterende twee patrouilleschepen worden ingezet in de Caribische regio en voor kustwachttaken in Nederland. De permanente beschikbaarheid van een patrouilleschip voor deze taken kan echter niet langer worden gewaarborgd, waardoor ook andere oppervlakte-schepen hiervoor zullen moeten worden ingezet. De halvering van het aantal patrouilleschepen betekent ook dat er nauwelijks capaciteit in de vorm van patrouilleschepen resteert voor internationale operaties, zoals die ter bescherming van de koopvaardij tegen piraterij, de bewaking van de Europese buitengrenzen en de bestrijding van de illegale immigratie. Voor de logistieke ondersteuning op land en op zee wordt de krijgsmacht afhankelijker van anderen.

Met inachtneming van deze beperkingen hanteert Defensie voor deze kabinetsperiode de onderstaande inzetbaarheidsdoelstellingen. De inzetbaarheidsdoelstellingen brengen tot uitdrukking wat de krijgsmacht, binnen de financiële kaders voor de komende jaren, moet kunnen. Zij komen in de plaats van het ambitieniveau zoals dat sinds begin jaren negentig is gehanteerd. Zij vormen een concreter uitgangspunt voor de operationele gereedstelling en zullen ook worden betrokken bij het overleg met het ministerie van Financiën over een andere indeling en presentatie van de begroting.

Besluiten over de inzet van de krijgsmacht worden, met uitzondering van structurele nationale taken, van geval tot geval genomen. Nederlandse bijdragen zullen in de regel afhankelijk van de missie en van de bijdragen van andere landen worden samengesteld. Er is geen onderscheid tussen nationaal of internationaal inzetbare middelen; het gaat om een geheel van eenheden waaruit kan worden geput voor alle doeleinden.

Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie tot 2015

De krijgsmacht is inzetbaar voor:

  • 1. 
    de bescherming - en zo nodig verdediging - van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen;
  • 2. 
    eenmalige bijdragen aan internationale interventieoperaties met:

een taakgroep van brigadeomvang, inclusief helikopters;

een squadron jachtvliegtuigen;

een batterij Patriot-raketverdediging;

een maritieme taakgroep, inclusief helikopters. Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk;

  • 3. 
    langdurige bijdragen aan stabilisatieoperaties. Het gaat hierbij in het bijzonder om bijdragen:

aan maximaal twee operaties te land met bataljonstaakgroepen;

aan één operatie in de lucht met jachtvliegtuigen, waarbij als uitgangspunt gemiddeld acht toestellen worden ingezet;

met een eenheid bewapende helikopters en een eenheid transporthelikopters;

aan maximaal twee operaties op zee met, afhankelijk van de operationele vereisten, een fregat, een ander groot oppervlakte- schip of een onderzeeboot. De krijgsmacht kan hiermee ook langdurig bijdragen aan de bescherming, in het bijzonder tegen piraterij, van aanvoerlijnen die van belang zijn voor de Nederlandse economie, de handhaving van een embargo of een vliegverbod en de bewaking van de buitengrenzen van de Europese Unie (Frontex). Een combinatie van deze bijdragen of bijdragen met andere eenheden waarover de krijgsmacht beschikt, zijn eveneens mogelijk. Voor de logistieke ondersteuning is de krijgsmacht vooral bij langdurige operaties gedeeltelijk afhankelijk van derden. In het geval van een beroep op de krijgsmacht ten behoeve van een interventieoperatie, kan het nodig zijn bijdragen aan stabilisatieoperaties - tijdelijk - te verminderen of te beëindigen;

  • 4. 
    het optreden als leidinggevende natie (lead nation) op het niveau van een brigade of een maritieme taakgroep en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau. Ook moeten in de domeinen zee, land en lucht staffunctionarissen kunnen worden geleverd aan internationale operationele staven;
  • 5. 
    de uitvoering van speciale operaties in het buitenland ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, met inbegrip van contraterrorisme-operaties en operaties ter evacuatie van Nederlandse staatsburgers;
  • 6. 
    deelneming aan politiemissies, waaronder die van de European Gendarmerie Force (EGF), met functionarissen en eenheden van de Koninklijke marechaussee en aan kleinschalige missies met een civiel-militair karakter;
  • 7. 
    het op voortdurende basis beschikbaar stellen van deskundigen uit de staande organisatie ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen;
  • 8. 
    bijdragen binnen de grenzen van het Koninkrijk aan de veiligheid van onze samenleving, onder civiel gezag. Het gaat hierbij in het bijzonder om:

de uitvoering van structurele nationale taken, zoals de politietaken van de Koninklijke marechaussee (onder meer het grenstoezicht,

de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie), de aansturing en het beheer van de kustwachten in Nederland en in de Caribische delen van het Koninkrijk, de ruiming van explosieven op het land en te water en de bestrijding van het luchtvaartterrorisme (in het bijzonder met behulp van de quick reaction alert taak van jachtvliegtuigen); militaire bijstand bij de handhaving van de openbare orde en veiligheid evenals de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, zoals door middel van de structurele bijdrage aan de bijzondere bijstandseenheden;

militaire bijstand bij de bestrijding van branden, rampen, crises of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, in overeenstemming met de bestuurlijke en, in het geval van het Calamiteitenhospitaal, wettelijke afspraken; 9. het op verzoek van civiele autoriteiten met beschikbare middelen bijdragen aan internationale noodhulpoperaties.

30

Welke afspraken zijn er met welke internationale partners gemaakt ten aanzien van de inzet van Nederlandse onderzeeboten als het gaat om de uitwisseling van inlichtingen en de inzet van de inlichtingencapaciteit?

Over operationele aangelegenheden en samenwerking met partners op het gebied van inlichtingen worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.

31 en 32

Welke missies (soort, hoeveelheid per jaar, lengte) moet de Nederlandse

krijgsmacht tot 2014 uit kunnen voeren? Welke missies (soort,

hoeveelheid per jaar, lengte) moet de Nederlandse krijgsmacht na 2014 uit

kunnen voeren?

Hoe zou u in een aantal zinnen het ambitieniveau voor de krijgsmacht, na

doorvoering van de bezuinigingen zoals aangegeven in de beleidsbrief

formuleren?

Zie het antwoord op vraag 28.

33, 34, 93, 97, 122 en 446

Voor welke materieelsystemen is er een koper gevonden? Voor welke (nog) niet? Wie zijn de kopers van de materieelsystemen? Wat zijn de totale verwachte opbrengsten van de verkoop van de verschillende materieelsystemen? Kunt u in een overzicht per materieelsysteem aangeven wat de verwachte opbrengsten zijn, aan wie het materieel wordt verkocht, en per wanneer de inkomsten hiervan kunnen worden ingeboekt?

Wat gebeurt er wanneer de verkoopopbrengsten de schatting overschrijden?

Kunt u een specificatie maken van de schatting van de verkoopopbrengsten van 120 miljoen euro in de latere jaren van deze kabinetsperiode? En is dit bedrag meegenomen in de ombuigingen? In de brief wordt een bedrag van € 120 miljoen geraamd voor de verkoop van overtollig materieel. Zijn dit alle geraamde opbrengsten, en zo ja, kunnen alle opbrengsten voor intensiveringen bij Defensie worden aangewend?

Welk gedeelte van de verwachte bezuinigingen door het afstoten van defensiematerieel wordt naar verwachting gerealiseerd door middel van de verkoop van overtollig defensiematerieel? Wat is het totaal aan verwachte opbrengsten van de verkoop van overtollig defensiematerieel als onderdeel van de maatregelen uit de beleidsbrief?

Voor het overtollige defensiematerieel is nog geen koper gevonden. Binnen de kaders van het Nederlandse wapenexportbeleid zal de markt proactief worden benaderd. In overeenstemming met de motie-Van den Doel (Kamerstuk 22 054, nr. 24 van 17 december 1996) zal de Kamer over de verkoop van overtollige wapensystemen worden geïnformeerd.

De totale geraamde netto inkomsten uit de verkoop van de verschillende materieelsystemen bedragen tot en met 2020 € 401 miljoen. De genoemde € 120 miljoen betreft de raming van de verkoopopbrengsten in deze kabinetsperiode. De verwachte opbrengsten van de verkoop van overtollige wapensystemen dienen om commerciële redenen vertrouwelijk te blijven. Zie ook het antwoord op vraag 242. De eerste inkomsten zijn voorzien vanaf 2014.

Over de opbrengsten van de verkoop van materieel voor deze kabinetsperiode is afgesproken dat:

deze in beginsel worden gebruikt voor de kosten die zijn gemoeid met een mogelijke afstotingsorganisatie en met het verkoopgereed maken van het materieel;

de netto ontvangsten die dit oplevert door Defensie mogen worden gebruikt voor het opvangen van tegenvallers op de begroting.

Wanneer er geen tegenvallers zijn, mogen de ontvangsten worden gebruikt voor intensiveringen.

Deze afspraken vloeien voort uit de implementatie van de taakstellingen uit het regeerakkoord. De verkoopopbrengsten maken geen deel uit van de taakstellingen uit het regeerakkoord. De opbrengsten uit de verkoop van infrastructuur en gronden zijn nog niet geraamd omdat het Integraal Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie nog niet is vastgesteld.

35

Kunt u in een tabel opnemen welke maatregel naar verwachting welke

bezuiniging oplevert, waarbij in ieder geval wordt meegenomen:

1) opbrengst verkopen materieel, 2) personeel (aantal werknemers), 3)

bezuiniging op arbeidsvoorwaarden, 4) doelmatigheid en sourcing

In de beleidsbrief is in annex A inzicht gegeven in de opbrengsten per maatregel. De verkoopopbrengsten worden om commercieel vertrouwelijke redenen in paragraaf 1 van de beleidsbrief alleen weergegeven als totaalopbrengst ad € 120 miljoen. Ten aanzien van de formatieve reductie betreft het in de respectievelijke sporen:

Spoor 1 (bestuur): circa 1 950 functies.

Spoor 2 (ondersteuning): circa 5 650 functies.

Spoor 3 (operationele domein): circa 4 350 functies.

Er zijn vooralsnog geen bezuinigingen op arbeidsvoorwaarden ingeboekt, omdat deze opbrengsten sterk afhankelijk zijn van het arbeidsvoorwaardenoverleg. De doelmatigheid treedt op in spoor 2 (ondersteuning). Defensie brengt de mogelijkheden voor uitbestedingin kaart. Er is nog niet vooruitgelopen op eventuele baten.

36

Kunt u een analyse geven van de herkomst van de 400 miljoen euro «lijken in de kast» die de huidige regering aantrof bij Defensie? Kunt u deze analyse voorzien van een financieel overzicht waarin de 400 miljoen euro inzichtelijk wordt gemaakt? Zo nee, waarom niet?

Naast de taakstelling van € 636 miljoen moet Defensie € 175 miljoen besparen om de financiële huishouding op orde te brengen. Dit bedrag is nodig voor het onderhoud van wapensystemen en het aanvullen van voorraden. Naast dit bedrag is er behoefte aan enige extra financiële ruimte voor intensiveringen. Daarnaast is rekening gehouden met tijdelijke kosten voor het Sociaal Beleidskader.

37

Op welke wijze wordt gestreefd naar samenwerking, samenvoeging en afstemming tussen de krijgsmachtdelen? Welke concrete voorstellen doet het kabinet hiertoe en welke analyse ligt hier aan ten grondslag?

Verdergaande samenwerking, samenvoeging en afstemming tussen de operationele commando’s is leidend geweest bij de onderzoeken en analyses die de basis vormden voor de maatregelen in de beleidsbrief, zowel in de sporen bestuur en bedrijfsvoering als in het operationele domein. Concrete voorstellen zijn de vorming van een poolsysteem voor alle operationele wielvoertuigen, de invoering van centraal beheer van alle 6000 civiele dienstauto’s, de vergroting van de uitwisselbaarheid tussen Fire Support Teams van het Commando zeestrijdkrachten en het Commando landstrijdkrachten, de oprichting van een joint counter IED-organisatie, de intensivering van de samenwerking bij speciale operaties, de vorming van één Joint IV Commando, de bundeling van P&O-capaciteiten in een nieuwe Directie Personeel & Organisatie, de bundeling van luchtverdedigingsmiddelen en mortieren 120mm en de concentratie van role 2 geneeskundige elementen onder single service management bij het Commando landstrijdkrachten.

38, 43, 72 en 77

Welke veiligheidsanalyse ligt aan deze bezuinigingen ten grondslag? Op

welke rapporten heeft u zich voor het maken van deze veiligheidsanalyse

gebaseerd? Kunnen de door u gemaakte veiligheidsanalyse en de

achterliggende rapporten naar de Kamer worden gestuurd? Zo nee,

waarom niet?

Kunt u de Kamer schriftelijk informeren over uw omgang met, en de

verwerking van, de informatie uit het Eindrapport Verkenningen in de in

dit rapport voorgestelde bezuinigingsmaatregelen?

Welke beleidsoptie uit het rapport Verkenningen vindt u van toepassing

op de krijgsmacht, nu u zelf aangeeft dat de in het regeerakkoord

genoemde optie «Veelzijdig inzetbaar» niet haalbaar is?

Waarom ontbreekt een analyse op de veiligheidssituatie in de wereld, die

ten grondslag zou moeten liggen aan de beleidskeuzes, maar wordt

slechts gesteld «Het kabinet onderschrijft de grondige analyse die in het

kader van de Verkenningen is uitgevoerd.»? Waarom wordt bijvoorbeeld

geen antwoord gegeven op de vijf strategische vragen voor de politiek

voor besluitvorming over de toekomst van de krijgsmacht, die op blz. 299

van de Verkenningen geformuleerd staan?

Zoals de beleidsbrief duidelijk maakt, onderschrijft het kabinet de grondige analyse die in het kader van het interdepartementale project Verkenningen uit 2010 is uitgevoerd. Bij de besluiten die in de beleidsbrief zijn vervat is dan ook van deze analyse uitgegaan. Met de keuze in het regeerakkoord voor een veelzijdig inzetbare krijgsmacht en de uitwerking daarvan in de beleidsbrief is impliciet antwoord gegeven op de strategische vragen waarmee het Verkenningen-rapport afsluit. Een belangrijk deel van de in- en extensiveringsmaatregelen in het operationele domein strookt voorts met de uitwerking van de beleidsoptie «Veelzijdig inzetbaar» in het rapport Verkenningen.

Zoals de beleidsbrief ook duidelijk maakt, kan met de financiële kaders van het regeerakkoord de doelstelling van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht niet volledig worden waargemaakt. De veranderlijkheid van de internationale veiligheidssituatie en de eisen die zij aan de krijgsmacht stelt, laten de wenselijkheid van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht niettemin onverlet. Om in de toekomst werkelijk van een dergelijke krijgsmacht te kunnen spreken, is aanpassing van het defensiebudget nodig. Deze afweging is aan het volgende kabinet, ook tegen de achtergrond van de dan geldende staat van de openbare financiën.

39

Deelt u de mening dat het ambitieniveau onder druk van de bezuinigingen in feite gelijk wordt aan de beleidsoptie «Kort en krachtig» zoals geformuleerd in het Eindrapport Verkenningen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke conclusies verbindt u hier aan?

Zie het antwoord op vraag 28.

40

Wordt er bezuinigd op het Defensie topsportprogramma? Zo nee, waarom

niet? Zo ja, waarom zijn deze bezuinigingen niet terug te vinden?

Zie het antwoord op vraag 12.

41

Zal de functie van Inspecteur-generaal der Krijgsmacht (IGK) komen te vervallen? Zo ja, wat levert deze bezuiniging op qua kosten voor stafcapaciteit en het defensiecomplex De Zwaluwenberg? Zo nee, waarom niet en wat zou deze bezuiniging hebben opgeleverd?

De functie van Inspecteur-generaal der Krijgsmacht komt niet te vervallen omdat de onafhankelijke inspectierol van belang blijft. Opheffing van de functie en het bijbehorende apparaat zou resulteren in een besparing van € 1,8 miljoen.

42

Op welke wijze werken de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) momenteel samen? Wordt deze samenwerking geïntensiveerd om kosten te besparen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Het doel van de samenwerking tussen beide diensten is het vergroten van de synergie en efficiency. De MIVD en de AIVD werken samen in twee gemeenschappelijke teams, te weten het Team Caribisch Gebied en de Unit Contra Proliferatie. Beide teams werken voor beide diensten en treden op als een eenheid. Dit leidt tot een doeltreffende taakuitvoering, zonder doublures in de werkzaamheden. Nauwe samenwerking en afstemming hebben ook plaats op terreinen als het Aanwijzingsbesluit Buitenland, Veiligheidsonderzoeken en Open Source Intelligence. Ten slotte werken de MIVD en de AIVD al langere tijd samen in de Nationale Sigint Organisatie, die zich onder andere richt op het onderscheppen van gegevens uit draadloze telecommunicatie.

43

Kunt u de Kamer schriftelijk informeren over uw omgang met, en de verwerking van, de informatie uit het Eindrapport Verkenningen in de in dit rapport voorgestelde bezuinigingsmaatregelen?

Zie het antwoord op vraag 38.

44

In hoeverre houdt u rekening met de aangenomen motie Heijnen en De

Pater-Van der Meer over het bijdragen van reorganisaties van de

rijksoverheid aan de economische structuur van krimpgebieden (32 123 VII, 35)?

Zoals eerder gemeld bij de beantwoording van vragen van het lid Wolbert over de gevolgen van de bezuinigingen voor de Johan Willem Friso kazerne in Assen (Handelingen TK 2010–2011, aanhangsel 715 van 7 december 2010) en over het bericht dat Assen de Johan Willem Friso kazerne gaat verliezen (Handelingen TK 2010–2011, aanhangsel 1972 van 25 maart 2011) liggen defensieterreinen vooral in de gebieden waarop deze motie betrekking heeft. Defensie kan deze gebieden daarom niet per definitie uitsluiten van bezuinigingen. Ik verwacht op 1 juli a.s. een Integraal Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie vast te stellen, waarna de herziening van de belegging van het vastgoed kan worden bekendgemaakt.

45

Heeft u overwogen om over te gaan tot de oprichting van een «Nationaal Helikopter Commando», waarbinnen alle helikopters van de Rijksoverheid (KLPD, ANWB) belegd worden? Welke schaal- en andere efficiencyvoor-delen, alsmede operationele winst, zouden hiermee bereikt kunnen worden?

In het kader van de brede heroverwegingen (rapport 15 – Veiligheid & Terrorisme van april 2010) is reeds onderzocht of verdergaande samenwerking op dit gebied mogelijk is. Er zijn toen geen mogelijkheden naar voren gekomen die tot een bezuiniging zullen leiden.

46

Waarom is enerzijds besloten om het derde luchtmobiele bataljon te behouden, in afwijking van de zogenoemde «min-variant» van de Verkenningen, maar tegelijkertijd besloten om alle Cougars af te stoten, een belangrijke luchttransportcapaciteit voor luchtmobiele eenheden? Hoe verklaart u deze onbalans?

Voor het scheiden en gescheiden houden van strijdende partijen, het beschermen van de bevolking en voor het creëren van randvoorwaarden voor duurzame vrede en stabiliteit zijn infanteristen onontbeerlijk. Zij vormen de kern van het landoptreden, de «boots on the ground». De inzet van (luchtmobiele) infanterie-eenheden was van groot belang voor het succes van de operaties in Bosnië, Kosovo, Irak en Afghanistan. Ook voor nationale inzet is deze lichte infanteriecapaciteit veelzijdig en flexibel inzetbaar. Inzet is niet per definitie gebonden aan helikopters maar is ook mogelijk met voertuigen en te voet. Een vermindering van deze essentiële en kwalitatief hoogstaande infanteriecapaciteit is daarom niet gewenst.

De afstoting van de Cougar-helikopters zal van invloed zijn op de beschikbaarheid van helikopters voor het luchtmobiele optreden. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat het aantal Chinook-helikopters wordt uitgebreid en dat de NH-90 instroomt. De thans voorziene capaciteit aan Chinooks en NH-90 zal pas in 2018 volledig beschikbaar zijn.

47

Bent u van mening dat voor een project als Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS) waar geen discussie rondom de aanschaf over bestaat, zo spoedig mogelijk dient te worden overgegaan tot de eindfase van het Defensie Materieelproces (DMP)? Bent u bereid om hiervoor de optimale kaders te stellen om dit proces te begeleiden?

Ik onderschrijf het belang van het project VOSS volledig. Het project bevindt zich thans in de DMP C-fase. In deze fase is de overeenkomst over de samenwerking met België en Luxemburg getekend. Hierover en over andere resultaten van de C-fase zal ik u aan de hand van de C-brief informeren. Binnen de kaders van het DMP-proces zal ik overgaan tot een zo spoedig mogelijke instroom. De instroom zal gefaseerd over verschillende jaren plaatshebben.

48 en 151

Hoe «hard» zijn de bezuinigingen in spoor 1 en 2, in vergelijking met spoor 3? Waarom zijn de opbrengsten van spoor 1 en 2 bewust terughoudend geraamd en zijn de baten van «sourcen» en infrastructuur nog niet meegenomen? Ontstaat hiermee niet het risico dat er «regret-beslissingen» vallen bij de operationele capaciteiten, terwijl tegelijkertijd de prikkel om de volledige taakstelling in spoor 1 en 2 te halen wordt gereduceerd?

Uiteengezet wordt dat de opbrengsten terughoudend zijn geraamd en de opbrengsten van sourcing en het opheffen van locaties nog niet zijn meegenomen. Hoe wordt voorkomen dat er onnodig veel bezuinigd wordt in spoor 3, zeker als het gaat om onderdelen waarvoor geen weg terug is na het doorvoeren van de voorgestelde bezuinigingen, zoals het opheffen van de tankbataljons?

De bezuinigingen in alle drie de sporen vinden hun weerslag in de komende begroting en worden daarmee taakstellend. Eerst zijn de maatregelen uitgewerkt in spoor 1 (bestuur) en spoor 2 (ondersteuning) om te voorkomen dat onnodig wordt gekort in spoor 3 (operationele domein). Ingrijpen in het operationele domein bleek echter onvermijdelijk om de taakstelling uit het regeerakkoord op te brengen. Risico’s voor het gehele pakket aan maatregelen zijn afgedekt in een algemene risicovoorziening om de tegenvallers in de uitvoering te kunnen opvangen en de opbrengsten zeker te stellen. Zo wordt voorkomen dat voor elke tegenvaller in de uitvoering aanvullende maatregelen nodig zijn.

De baten voortvloeiend uit uitbestedingen infrastructuur zijn bewust niet in de opbrengsten meegenomen vanwege het onzekere karakter. Defensie brengt de mogelijkheden voor uitbesteding in kaart. In de nu berekende besparingen is niet vooruitgelopen op financiële baten. Eventuele baten van uitbestedingkomen ten goede aan de defensiebegroting. Voor de herbelegging van de infrastructuur wordt eerst een Integraal Herbeleg-gingsplan Vastgoed Defensie opgesteld. Er is niet vooruitgelopen op mogelijke opbrengsten als gevolg van de afstoting van locaties.

49 en 275

Waarom heeft u geen voorbeeld genomen aan de wijze waarop het Verenigd Koninkrijk bezuinigingen doorvoert, namelijk het vooralsnog tijdelijk nemen van maatregelen uit financiële noodzaak, het tijdelijk deactiveren van operationele eenheden, met het oogmerk die later weer te activeren, zodra de overheidsfinanciën dit toelaten? De Engelse regering heeft ervoor gekozen om tijdelijk een aantal operationele eenheden te deactiveren, om zo op korte termijn de noodzakelijke bezuinigingen te realiseren. Zodra de overheidsfinanciën dit toelaten kunnen deze onderdelen weer worden geactiveerd. Heeft u dit overwogen? Waarom is hier niet voor gekozen, zeker gelet op de verantwoordelijkheid die het huidige kabinet legt bij een volgend kabinet?

Anders dan in het Verenigd Koninkrijk staan de financiële kaders van het regeerakkoord niet toe dat de maatregelen in de beleidsbrief vooruitlopen op een verhoging van de defensiebegroting. Deze afweging is aan het volgende kabinet, ook tegen de achtergrond van de dan geldende staat van de openbare financiën.

50, 82 en 439

Waarom wordt in het bezuinigingsproces begonnen met maatregelen in spoor 3, terwijl in de beleidsbrief nadrukkelijk begonnen wordt met spoor 1 en 2? Kunt u aangeven waarom u deze werkwijze in de uitvoering niet volgt?

In de beleidsbrief wordt gesteld dat gepoogd is zoveel mogelijk bezuinigingen te vinden in bestuur en bedrijfsvoering, en dat pas in laatste instantie de blik op bestaande operationele capaciteiten is gericht. Hoe wordt gegarandeerd dat niet alleen in de voorbereiding maar ook in de uitvoering deze volgorde wordt gehanteerd? Is de nu al zeer concrete uitwerking van spoor drie, en de onvolledige uitwerking van spoor één en twee daarmee niet in strijd?

Kunt u uitleggen waarom er in 2012 nog geen bezuiniging mogelijk is op bestuur (spoor 1)? Wanneer zijn de nadere plannen uitgewerkt om de beoogde bezuinigingen op het bestuur en de bedrijfsvoering te realiseren?

De bezuinigingen beslaan een pakket aan maatregelen. De uitvoering van deze maatregelen start gelijktijdig. De implementatietrajecten hebben echter een verschillend tijdschema. De eerste opbrengsten doen zich voor in spoor 3. Bij het stilzetten van operationele onderdelen of capaciteiten vervalt namelijk direct een deel van de materiële exploitatie. Ook is bij bezuinigingsmaatregelen in spoor 3 meteen duidelijk welke functies direct bij de ingreep betrokken zijn. In de sporen 1 en 2 moeten eerst complexere reorganisatietrajecten worden doorlopen om de nieuwe organisatie vast te stellen. Een deel van de opbrengsten wordt in de aanloopperiode teniet gedaan door de kosten van het Sociaal Beleidskader. De samenhangende bezuinigingen op de personele exploitatie (vrijval) kunnen daarom pas later worden ingeboekt. Een voorbeeld zijn de bezuinigingen op bestuur. De reorganisatietrajecten beginnen in augustus a.s. en zullen in 2012 nog niet volledig zijn voltooid.

51

Waarom worden het Korps Mariniers en de Luchtmobiele Brigade nog steeds gescheiden naast elkaar intact gehouden, ieder met eigen scholen en staven en wordt alleen in de gevechtssteun en gevechtsondersteuning beperkte samenwerking gezocht? Welke mogelijkheden ziet u om de teeth-to-tail ratio voor deze vijf lichte infanteriebataljons te verbeteren, door de gevechtskracht intact te houden maar de staven, de opleidingscapaciteit en de gehele gevechtssteun en logistieke ondersteuning samen te voegen? Welke besparingen zijn op zo’n manier mogelijk?

Het Korps mariniers en de Luchtmobiele brigade hebben ieder hun eigen specifieke functionaliteit van amfibisch respectievelijk air assault optreden tot in de hoogste geweldsniveaus. Amfibische en air assault operaties zijn complex, waarbij het vooral gaat om een goede synchronisatie van een groot aantal activiteiten. De Luchtmobiele brigade onderhoudt een nauwe samenwerking met het Defensie Helikopter Commando en het Korps mariniers met de vloot en Britse partners. Deze specifieke operaties kennen eigen doctrines en als afgeleide daarvan een eigen opleidings- en trainingsprogramma. Samenvoeging en het verbreken van de huidige verbanden zal de operationele effectiviteit nadelig beïnvloeden.

Evenals de gevechtssteun en de logistieke ondersteuning maken de desbetreffende staven rechtstreeks deel uit van de operationele capaciteit en daarmee van de «teeth». In de beleidsbrief zijn maatregelen aangekondigd om de ondersteuning efficiënter te regelen. Zo wordt als maatregel de draagbare Stinger-capaciteit van het Korps mariniers samen met dezelfde capaciteit van de Luchtmobiele brigade belegd bij de (mobiele) Stinger-pelotons van het Commando grondgebonden luchtver- dediging. De mortieren 120mm van het Korps mariniers en die van de Luchtmobiele brigade worden belegd in één joint afdeling veldartillerie onder single service management bij het Commando landstrijdkrachten.

52

Welke consequenties heeft de reductie van staven voor de capaciteit om Provincial Reconstruction Teams (PRT’s) en trainingsteams zoals Police Operational Mentor and Liaison Teams (POMLT’s) uit te zenden?

Personeel uit compagnies- en bataljonsstaven is door opleiding en ervaring vaak geschikt voor inzet in PRT’s en POMLT’s. Door de opheffing van de tankbataljons, de samenvoeging van twee afdelingen artillerie en de reorganisatie van de CIS-bataljons en de herstelcompagnieën neemt de capaciteit om deze taken te vervullen af. Ook de verkleining van de hogere staven brengt een vermindering van beschikbare kandidaten met zich mee. De reductie van staven die belast zijn met de voorbereiding en uitzending van operationele eenheden zal zo beperkt mogelijk zijn.

53 en 331

Wordt op enigerlei wijze de capaciteit in het kader van de 3-D benadering (Defence, Development & Diplomacy) getroffen door de bezuinigingen? Voorgesteld wordt om de pantsergeniecapaciteit te verminderen. Wat is de impact daarvan op de diplomacy component van de internationaal zo geroemde 3-D aanpak door Nederland? Wordt bij missies niet juist door deze specialisten de brug geslagen richting de lokale bevolking?

Om uitvoering te geven aan de 3D-benadering wordt per missie bezien welke capaciteiten hiervoor het geschiktst zijn en op welke wijze deze optimaal kunnen samenwerken. Daarbij wordt zowel capaciteit van Defensie als van andere organisaties binnen en buiten de rijksoverheid ingezet. Hoewel niet specifiek wordt gekort op capaciteit voor de uitvoering van de 3-D benadering heeft de vermindering van de operationele capaciteit in het algemeen tot gevolg dat de defensiecapaciteit voor internationale missies wordt beperkt. Dat geldt ook voor missies waarbij de 3D-benadering leidend is. Afhankelijk van de missie en de situatie in het operatiegebied kan de effectiviteit van de inzet hierdoor worden verminderd.

Contact maken met de bevolking in een operatiegebied is niet voorbehouden aan pantsergenie-eenheden. Wel kan pantsergenie onder meer van belang zijn voor de bewegingsvrijheid van de militairen en de burgermedewerkers in het operatiegebied. Dat was bijvoorbeeld het geval in Uruzgan gezien de dreiging van Improvised Explosive Devices (IED’s). Om deze dreiging ook in toekomstige operaties te kunnen tegengaan wordt een permanente counter IED-organisatie opgericht.

54

Waarom ontbreekt een formulering van het ambitieniveau? Kunt u dit

alsnog uitwerken?

Zie het antwoord op vraag 28.

55 en 92

Welke consequenties heeft de ingrijpende verkleining van het investeringsvolume in met name 2012 en 2013? Wanneer wordt herstel tot boven de 20% voorzien?

Wat zijn de gevolgen van de verdere daling van de investeringsquote voor de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht?

De verkleining van het investeringsbudget voor de jaren 2012 en 2013 heeft tot gevolg dat een groot aantal investeringsprojecten is vertraagd, in omvang aangepast of geschrapt. In annex B van de beleidsbrief is een overzicht opgenomen van de desbetreffende projecten en de consequenties daarvoor. Naar verwachting zal het investeringspercentage omstreeks het einde van de begrotingsperiode weer rondom de 20 uitkomen.

56 en 197

Hoe wordt gewaarborgd dat de noodzakelijke verjonging van de organisatie niet stuit op externe hindernissen? Wat vindt u van het idee om iedereen opnieuw te laten solliciteren, zodat echt het beste personeel overblijft?

Welke maatregelen worden er getroffen om te zorgen voor een meer jonge leeftijdsopbouw van de Defensieorganisatie? Hoe verhouden de verminderde instroom voor de komende jaren en de numerus fixus zich tot elkaar?

In de beleidsbrief is uiteengezet dat Defensie streeft naar een verjonging van het militaire personeelsbestand. Daarom wordt de instroom van jong (militair) personeel zo veel als mogelijk in stand gehouden. Voorts wil ik de personeelsopbouw actief reguleren via de numerus fixus. Ook dit zal bijdragen tot de verjonging. Bij de reorganisaties worden de bestaande regels voor functietoewijzing gehanteerd. Indien een onderdeel niet wordt gereorganiseerd, is er geen reden om functionarissen opnieuw te laten solliciteren. Alleen indien er sprake is van nieuwe functies of als er minder van dezelfde functies overblijven, wordt gebruikgemaakt van een sollicitatieprocedure.

57

Ongeveer 12 000 functies komen te vervallen. In de media is bericht over een stijging van het aantal werknemers dat vrijwillig Defensie verlaat. Om hoeveel personen gaat het hierbij tot nog toe? Welke rang hebben zij of in welke schaal zitten zij? Leidt dit tot tekorten in bepaalde sectoren en/of onderdelen? Zo ja, welke?

In de eerste vier maanden van 2011 hebben 971 personeelsleden Defensie verlaten. Dit is een stijging van 19 procent ten opzichte van dezelfde periode in 2010. Het is niet bekend of deze ontslagen verband houden met de berichtgeving over de reducties bij Defensie. De toename is het grootst bij het militaire personeel van het Commando zeestrijdkrachten. Bij de overige onderdelen is sprake van vergelijkbare cijfers of een kleine stijging ten opzichte van 2010.

58, 60, 61, 100 en 120

Welk beleid wordt er ten aanzien van het snijden in de bestuursstaven

gevoerd? Op welke plaatsen in de organisatie komen de meeste functies

binnen de bestuursstaven te vervallen? Welke onderdelen van de

organisatie worden hierbij ontzien?

Geldt de inkrimping van de staven met dertig procent ook voor de

operationele commando’s? Krijgen alle onderdelen te maken met een

gelijke reductie?

Wordt er in de staven van het Commando DienstenCentra (CDC) en de

Defensie Materieel Organisatie (DMO) relatief meer gesneden dan in de

staven van de operationele commando’s? Zo ja, hoe veel meer? Zo nee,

waarom niet?

Wat wordt exact onder «staven» verstaan die vallen onder de reductie van

dertig procent? Welke organisatie-elementen betreft het?

Kunt u een uitwerking geven van de bezuinigingsplannen onder spoor 1 (bestuur)? Zijn deze plannen gebaseerd op opgedane ervaringen tijdens eerdere bezuinigingsrondes?

Als regel geldt voor de inkrimping van de bestuursstaf en de staven van de commandanten van de andere defensieonderdelen het motto «je gaat erover of niet». Met een vereenvoudiging van de bestuurlijke relaties en processen leidt dit tot heldere verhoudingen zonder doublures tussen de organisatiedelen. De bestuursstaf voert met enkele sleutelfunctionarissen de regie op hoofdlijnen, zodat de andere defensieonderdelen zich kunnen concentreren op de uitvoering. Dit geldt zowel voor de operationele commando’s als voor de ondersteunende defensieonderdelen CDC en DMO. De ervaringen van de laatste jaren hebben vanzelfsprekend een rol gespeeld bij dit voornemen van de voorgenomen herinrichting van het bestuur.

Uitgangspunt is dat deze maatregel een reductie oplevert van 30 procent van de functies, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen de bestuursstaf, de operationele commando’s en de dienstverleningsorganisaties. Pas na vaststelling van de reorganisatieplannen is te zeggen waar de reducties precies vallen.

59 en 234

Kunt u een overzicht geven van de aantallen mensen die gedwongen de organisatie verlaten, per krijgsmachtdeel, gespecificeerd naar salarisschaal, categorie burger/militair, leeftijdscategorie, verdeling man/vrouw? Kunt u dit doen voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016? Wanneer verwacht u dat de eerste gedwongen ontslagen zullen vallen? Hoe snel kunt u zekerheid geven aan het personeel of zij bij deze groep zullen horen?

Door de bezuinigingen bij Defensie komen 12 000 arbeidsplaatsen te vervallen en zullen 6000 medewerkers overtollig worden. De reorganisaties moeten nog beginnen, waardoor het niet mogelijk is een overzicht te geven van de verdeling over de gedwongen uitstroom in de komende jaren. De reorganisatietrajecten beginnen in augustus a.s. en zullen in 2012 nog niet volledig zijn voltooid. Defensie streeft er echter wel naar individuele medewerkers in 2012 meer duidelijkheid te geven.

60

Geldt de inkrimping van de staven met dertig procent ook voor de operationele commando’s? Krijgen alle onderdelen te maken met een gelijke reductie?

Zie het antwoord op vraag 58.

61

Wordt er in de staven van het Commando DienstenCentra (CDC) en de Defensie Materieel Organisatie (DMO) relatief meer gesneden dan in de staven van de operationele commando’s? Zo ja, hoe veel meer? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 58.

62 en 190

Kunt u in een overzicht voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 per krijgsmachtdeel uiteenzetten hoeveel VTE militair-, burger en extern personeel gewenst is voor het optimaal functioneren van het krijgsmachtdeel? Kunt u in ditzelfde overzicht weergeven hoeveel VTE er in de gevraagde categorieën en jaren naar verwachting beschikbaar zal zijn?

Hoeveel medewerkers heeft de Defensieorganisatie in de verschillende rangen/standen en burgerschalen nodig om te kunnen voldoen aan het ambitieniveau van dit kabinet?

De reorganisaties die in de beleidsbrief zijn aangekondigd, moeten nog beginnen. Hierdoor is het niet mogelijk een overzicht te geven van het aantal functies per operationeel commando, verdeeld over de jaren. In de beleidsbrief is het totaal aantal burger- en militaire werknemers genoemd. Defensie streeft naar een volledig gevulde organisatie in 2014. De defensieorganisatie, exclusief agentschappen, zal in 2016 naar verwachting bestaan uit ongeveer 52 000 vte’n. Pas na vaststelling van de reorganisatieplannen is te zeggen hoe de verhouding burger- en militair personeel er precies gaat uitzien. Bij vraag 201 wordt nader ingegaan op de omvang van de agentschappen.

63

Kunt u in een overzicht weergeven hoe de verschillende bestuursstaven, inclusief die van de operationele commando’s, zullen krimpen in de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016? Kunt u in ditzelfde overzicht aangeven wat de geschatte besparing van deze inkrimping per jaar is?

In de beleidsbrief heb ik uiteengezet dat de bestuursstaf en de staven bij de andere defensieonderdelen met 30 procent worden ingekrompen. Dit zal resulteren in een bezuiniging van € 151 miljoen. De studies naar de vereenvoudiging van het bestuur moeten nog worden voltooid. In annex A van de beleidsbrief staan de besparingen per jaar vermeld. Pas na vaststelling van de reorganisatieplannen is te zeggen waar de reducties precies vallen.

64, 75 en 86

Kunt u een overzicht geven van de som van de uitbetaalde salarissen per maand door Defensie voor het jaar 2011? Kunt u in ditzelfde overzicht de geschatte som van uitbetaalde salarissen per maand weergeven voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Hoeveel geld heeft u begroot voor de voorzieningen die u moet treffen voor het personeel dat de organisatie verlaat/moet verlaten? Welk bedrag wordt door defensie momenteel uitgegeven aan wachtgelden en pensioenen? Hoe hoog zal dit bedrag zijn in 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Onderstaande tabel geeft de gerealiseerde dan wel de verwachte uitgaven weer voor de formatie per maand in 2011 (x 1 000 €). Een schatting per maand voor 2012 en verder is nu nog niet te maken.

 

Jan

231 357

Juli

226 457

Feb

230 696

Aug

224 982

Maart

234 630

Sept

226 918

April

245 490

Okt

223 904

Mei

395 552

Nov

310 454

Juni

235 729

Dec

229 492

De meerjarenramingen voor pensioenen en uitkeringen, en wachtgelden en inactiviteitswedden op begrotingsartikel 90 (algemeen) bedragen:

 

x miljoen €

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Salaris

Pensioenen en uitkeringen

3 016. 1 143

2 709 1 168

2 593 1 157

2 413 1 167

2 353 1 180

2 351 1 190

x miljoen €

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Wachtgelden en Inactiviteits-wedden

126

111

100

84

73

57

Over het totale pakket van voorzieningen voor personeel dat Defensie gaat verlaten, moet nog worden onderhandeld met de centrales van overheidspersoneel. Zodra hierover overeenstemming bestaat, wordt dit opgenomen in de meerjarenramingen.

65 en 66

Kunt u uiteenzetten wat het leidende motief is geweest voor de maatregelen zoals aangekondigd in de beleidsbrief? Is de constatering juist dat «de toestand van de rijksbegroting» de doorslag gaf en niet de «toestand in de wereld»?

Hoe rijmt u het begin en einde van de beleidsbrief met elkaar als enerzijds gesproken wordt over de «de toestand van de rijksbegroting» die het kabinet dwingt tot deze ingrijpende maatregelen en anderzijds beschreven wordt hoe Nederland ertoe doet in de wereld en «als lid van de NAVO en de EU niet aan de zijlijn kan blijven staan»; «stormachtige ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten duidelijk maken hoe onverwacht veranderingen zich kunnen aandienen» en we de krijgsmacht «hard nodig hebben om onze welvaart en ons welzijn op lange termijn te beschermen en te behouden». Bovenstaande zou toch juist moeten leiden tot een versterking van de krijgsmacht?

De bezuinigingen op Defensie zijn ingegeven door de financiële situatie en de keuze van het kabinet in het regeerakkoord voor de beleidsoptie veelzijdig inzetbaar. Zoals het eindrapport van het interdepartementale project Verkenningen duidelijk heeft gemaakt, geeft de analyse van de mondiale, Europese en nationale veiligheidssituatie geen aanleiding tot een vermindering van de defensie-inspanning. Nederland zal zijn verantwoordelijkheden blijven nemen en, met een kleinere krijgsmacht, militaire bijdragen blijven leveren aan internationale missies.

67 en 117

Hoe wordt voorkomen dat, gelet op de concrete uitwerking van spoor 3 en

de daarbij behorende personele gevolgen «onder aan de trap», de trap

van onder naar boven wordt schoongeveegd in plaats van van boven naar

beneden?

Hoe draagt u er zorg voor dat er daadwerkelijk een reductie van 30% van

de staven plaatsvindt? Wordt er gebruik gemaakt van een nulmeting? Hoe

wordt voorkomen dat na het stilzetten van het materieel de noodzaak van

de reductie van de staf op de achtergrond raakt?

De maatregelen in de drie sporen zijn taakstellend neergelegd in de begroting en zullen onder andere via reorganisatietrajecten worden gerealiseerd. Het totale pakket aan maatregelen is nodig om de benodigde bezuinigen te realiseren. De uitvoering van de maatregelen start gelijktijdig in augustus a.s. maar de implementatietrajecten lopen uiteen en kennen verschillende tijdschema’s. Het stilzetten van materieel staat los van de reductiemaatregel op de staven. Over de voortgang van de realisatie zal worden gerapporteerd.De maatregel bestuur is gekoppeld aan een grondslag (nulmeting) op basis waarvan de reductie van 30 procent moet worden behaald. Deze grondslag heeft geen overlap met het personeel dat bij de uitwerking van de maatregelen in spoor 3 is betrokken. In die zin zijn spoor 1 en spoor 3 beide noodzakelijke treden van de trap die tot de nodige opbrengsten leidt. Zonder reductie van staven kan Defensie niet voldoen aan de bezuinigingstaakstelling, maar ook niet zonder de maatregelen in spoor 3. De voortgang van de realisatie van de maatregelen is onderdeel van de managementrapportages en indien nodig zal hierop worden gestuurd.

68

Op welke wijze zal Defensie in het kader van het Sociaal Beleidskader militairen die gedwongen worden ontslagen begeleiden naar andere werksectoren? Wanneer komt hier meer duidelijkheid over in de gesprekken met de centrales van overheidspersoneel? Zijn er naast de transportsector en de politie nog afspraken gemaakt met andere sectoren?

Zie het antwoord op vraag 11.

69 en 436

In 2014 moeten alle achterstanden zijn opgeruimd. Betekent dit dat in de

periode tot 2013 er nog een structureel tekort is aan voorraden en dat er

nog niet volledig geoefend kan worden? Hoe worden deze problemen

tijdelijk opgevangen?

Kan nader ingegaan worden op het streven dat de krijgsmacht in de loop

van 2014 weer geheel op orde is? Betekent dit dat op dat moment alle

achterstanden op het gebied van onderhoud, opleidingen, geoefendheid,

munitie, reservedelen, en ondervulling van het personeelsbestand

weggenomen zijn?

Defensie gaat ervan uit dat eind 2014 de tekorten aan reservedelen en andere voorraden zijn ingelopen. Dit impliceert dat er tot in 2014 nog tekorten zijn aan bepaalde voorraden en dat deze de komende jaren geleidelijk teruglopen. Om problemen met beschikbaarheid te verminderen zal bij het voorraadherstel prioriteit worden gegeven aan de voorraden die essentieel zijn voor de inzet van de krijgsmacht. Hierbij wordt aangetekend dat de eenheden die door de reorganisatie opnieuw moeten worden samengesteld, tijd nodig hebben om het gewenste niveau te bereiken. Dat kan pas worden voltooid nadat de reorganisatie van de desbetreffende eenheid is voltooid.

Aanpassingen in de oefenprogramma’s als gevolg van de bezuinigingsmaatregelen moeten worden verwerkt in de bedrijfsplannen. De tijd die nodig is om de bedrijfsplannen aan te passen, is gemiddeld één tot anderhalf jaar en hiermee kan worden gestart als de plannen voor de reorganisatie zijn goedgekeurd. Als gevolg hiervan kan in 2013 weer een volledig oefenprogramma worden uitgevoerd.

De beperkingen van de operationele inzetbaarheid worden op dit moment voornamelijk veroorzaakt door het materieel. In 2012 daalt de vulling van het huidige organieke functiebestand. Dit is een stap op weg naar de nieuwe organisatie die minder functies gaat omvatten. Hierbij is het streven de operationele eenheden met prioriteit te vullen. In 2014 is het streven de nieuwe, kleinere organisatie maximaal gevuld te hebben.

In de beleidsbrief is geschetst dat Defensie afhankelijk is van externe (markt)factoren. Zo is Defensie voor de aanschaf van long lead items afhankelijk van de leveranciers van deze reservedelen. Het betreft hier vooral reservedelen en munitiesoorten met een levertijd van twee of drie jaar. Om de achterstanden voor eind 2014 te kunnen oplossen, zullen deze bestellingen zo vroeg mogelijk worden geplaatst. Naar verwachting zullen met de in de beleidsbrief geïnventariseerde bedragen eind 2014 de structurele problemen in de materiële exploitatie zijn opgelost en de onderhoudsachterstanden zijn weggewerkt.

70

Wat zijn de mogelijkheden tot operationele inzet van deze «kleinere krijgsmacht in goede conditie»? Wordt gedoeld op een bepaald soort missie, gedurende een afgebakende periode?

Zie het antwoord op vraag 28.

71

Op welke wijze heeft u zich georiënteerd op visies van bondgenoten? Om welke bondgenoten gaat het? Wat waren de uitkomsten van het overleg met deze bondgenoten en welke afspraken zijn er gemaakt?

De visies van vooral Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten worden standaard meegenomen in de ontwikkeling van het Nederlandse defensiebeleid. In dit geval zijn ze ook specifiek betrokken bij het eindrapport Verkenningen. Er zijn vooraf geen afspraken gemaakt met bondgenoten over de keuzes in de beleidsbrief, behoudens uiteraard de voornemens op het gebied van internationale samenwerking.

72

Welke beleidsoptie uit het rapport Verkenningen vindt u van toepassing op de krijgsmacht, nu u zelf aangeeft dat de in het regeerakkoord genoemde optie «Veelzijdig inzetbaar» niet haalbaar is?

Zie het antwoord op vraag 38.

73

Wat was de inbreng van de medewerkers ten aanzien van het project Vervanging F-16? Op welke wijze wordt recht gedaan aan de inbreng van medewerkers ten aanzien van dit project?

De inbreng van de medewerkers ten aanzien van het project Vervanging F-16 betrof vooral de aantallen aan te schaffen toestellen en de keuze voor alternatieve typen. Alle ideeën zijn betrokken bij de ontwikkeling van de maatregelen.

74

Heeft consultatie met de NAVO plaatsgevonden? Kan de Kamer kennis

nemen van de reactie van de NAVO?

Zie het antwoord op vraag 26.

75

Hoeveel geld heeft u begroot voor de voorzieningen die u moet treffen

voor het personeel dat de organisatie verlaat/moet verlaten?

Zie het antwoord op vraag 64.

76

Welke visie/ambitie hanteert u op de inzet van de krijgsmacht in deze kabinetsperiode, nu u aangeeft dat de ambitie van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht de komende jaren niet haalbaar is?

Zie het antwoord op vraag 28.

77

Waarom ontbreekt een analyse op de veiligheidssituatie in de wereld, die ten grondslag zou moeten liggen aan de beleidskeuzes, maar wordt slechts gesteld «Het kabinet onderschrijft de grondige analyse die in het kader van de Verkenningen is uitgevoerd.»? Waarom wordt bijvoorbeeld

geen antwoord gegeven op de vijf strategische vragen voor de politiek voor besluitvorming over de toekomst van de krijgsmacht, die op blz. 299 van de Verkenningen geformuleerd staan?

Zie het antwoord op vraag 38.

78 t/m 80

Kunt u uiteenzetten wat concreet bedoeld wordt met de opmerking dat de

krijgsmacht onvermijdelijk aan gevechtskracht inboet, kwalitatief en

kwantitatief, en dat de inzetbaarheid zal afnemen? Is de implicatie van

deze zin dat de ambities van de krijgsmacht moeten worden bijgesteld?

Zo ja, wat zijn dan de gevolgen van zo een bijstelling?

Kunt u de genoemde ambitie «gereed voor elke inzet binnen haar

mogelijkheden» concretiseren?

Wat is er in de korte periode tussen het verschijnen van het regeerakkoord

en het opstellen van deze brief gebeurd waardoor de doelstelling uit het

regeerakkoord van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht door u terzijde is

geschoven?

Zie het antwoord op vraag 28.

81

In de beleidsbrief wordt uiteengezet dat al jaren een zware wissel op het defensiepersoneel wordt getrokken, dat de uitzenddruk hoog is, en dat reorganisaties en bezuinigingen elkaar opvolgen. Dit wetende en erkennende, waarom kiest u er dan toch voor om een bezuiniging voor te stellen met een omvang die nog niet eerder gekend is bij Defensie?

De toestand van de rijksbegroting dwingt het kabinet tot ingrijpende maatregelen. Defensie is daarvan niet uitgezonderd. Bovenop de € 635 miljoen die Defensie binnen enkele jaren structureel dient te bezuinigen als taakstelling uit het regeerakkoord moet de komende jaren € 175 miljoen worden bezuinigd om de financiële huishouding van de krijgsmacht op orde te brengen.

82

In de beleidsbrief wordt gesteld dat gepoogd is zoveel mogelijk bezuinigingen te vinden in bestuur en bedrijfsvoering, en dat pas in laatste instantie de blik op bestaande operationele capaciteiten is gericht. Hoe wordt gegarandeerd dat niet alleen in de voorbereiding maar ook in de uitvoering deze volgorde wordt gehanteerd? Is de nu al zeer concrete uitwerking van spoor drie, en de onvolledige uitwerking van spoor één en twee daarmee niet in strijd?

Zie het antwoord op vraag 50.

83

Het is de stellige inzet van deze regering om de krijgsmacht «zo spoedig mogelijk weer geheel op orde te brengen». Wat verstaat u daaronder? Betekent dit voornemen dat er geen onomkeerbare stappen gezet worden met betrekking tot de inrichting van de Nederlandse krijgsmacht, zoals bijvoorbeeld het opheffen van beide tankbataljons?

Het zo spoedig mogelijk weer geheel op orde brengen van de krijgsmacht betreft de materiële situatie, het personeel en de organisatie en de geoefendheid van de krijgsmacht na de transformatie naar een nieuwe defensieorganisatie. In 2013 zullen de operationele eenheden weer volledig gevuld raken en in 2014 de overige eenheden. Tegen het einde van de kabinetsperiode moeten alle achterstanden zijn opgeruimd en moeten de financiën weer op orde zijn. Nederland beschikt dan over een kleinere krijgsmacht in goede conditie, met het benodigde personeel om taken uit te voeren, met voorraden die op peil zijn en met eenheden die naar behoren kunnen oefenen.

84

Waar komt het structurele tekort, de «herschikking», van € 175 miljoen vandaan? Hoe is dit ontstaan? Kunt u hier een precieze weergave van geven door middel van een overzicht van de betreffende begrotingsposten die overschreden zijn de afgelopen jaren? Worden de structurele problemen daadwerkelijk opgelost?

Zoals weergegeven in het overzicht «Taakstelling en structurele Problematiek» op pagina 4 van de beleidsbrief betreft het de post «interne problematiek en voorraden». Het gaat om een bedrag van € 173 miljoen in 2012 en € 135 miljoen euro structureel. Van het bedrag van € 173 miljoen in 2012 heeft € 45 miljoen betrekking op incidentele voorraad- en onderhoudsachterstanden. Zoals in de afgelopen jaren is gemeld, onder meer in achtereenvolgende jaarverslagen, heeft Defensie getracht de aanhoudende tekorten telkens weer binnen de defensiebegroting op te lossen door te compenseren vanuit de investeringen en de personele exploitatiebegroting. Ook is ingeteerd op voorraden en onderhoud. Ook het eindrapport Verkenningen maakt melding van een structureel tekort van € 150 miljoen per jaar.

Het is de verwachting dat het genoemde bedrag toereikend is om de structurele problemen op te lossen. In de beleidsbrief is een overzicht opgenomen waarin per assortiment (brandstof, kleding en uitrusting, reservedelen en munitie) wordt vermeld wanneer de structurele tekorten aan voorraden naar verwachting zijn opgelost en de achterstanden zijn ingelopen.

85

Een deel van de opbrengsten wordt behaald door fors te snijden in het budget voor kleinere projecten waarover de defensieonderdelen zelf kunnen beslissen. Hoeveel geld wordt hiermee bespaard? Wat betekent dit voor de handelingsvrijheid van commandanten? Kan een gevolg zijn dat zij minder flexibel kunnen zijn?

De defensieonderdelen beschikken over een budget waarmee ze kleinere investeringsprojecten kunnen financieren. Op deze budgetten wordt voor alle defensieonderdelen gezamenlijk ongeveer € 115 miljoen bezuinigd, evenredig verdeeld over de jaren 2012, 2013 en 2014. Door de vermindering van dit budget zullen commandanten vaker prioriteiten moeten stellen en neemt hun flexibiliteit af.

86

Welk bedrag wordt door defensie momenteel uitgegeven aan wachtgelden en pensioenen? Hoe hoog zal dit bedrag zijn in 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Zie het antwoord op vraag 64.

87

Bent u bereid om de nieuwe verhouding tussen investeringen en exploitatie per wapensysteem vast te leggen voor de periode 2012, 2013, 2014, 2015, 2016?

Nee. De verhouding tussen investeringen en exploitatie is genormeerd op het niveau van de defensiebegroting. Op het niveau van wapensystemen bestaan er grote verschillen en jaarlijkse variaties.

88

Hoe komt het dat de Bos- en Van Geel-gelden ontoereikend zijn gebleken

voor het compenseren van de slijtage aan materieel in Afghanistan? Kunt

u uiteenzetten hoe groot dit gat is? Wanneer kan de Kamer de evaluatie

van de Bos- en Van Geel-gelden tegemoet zien? Heeft Defensie een te

rooskleurig plaatje geschetst en daarom niet genoeg compensatiegelden

gekregen?

De operaties in Afghanistan hebben hun tol geëist van mens en materieel. De evaluatie van de Van Geel-gelden wordt meegenomen in de eindevaluatie ISAF die later dit jaar aan de Kamer wordt aangeboden. Daarin zullen onder meer deze vragen aan bod komen. De evaluatie van de Bos-gelden maakt geen deel uit van de eindevaluatie ISAF, want de besteding hiervan loopt nog door tot en met 2011. De Kamer zal hierover in 2012 worden geïnformeerd.

89, 94 en 447

Door de financiële crisis heeft Defensie te maken met tegenvallers bij de verkoop van materiaal. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de opbrengstramingen van het materiaal dat als gevolg van deze bezuiniging verkocht zal worden? Is bij de raming van de opbrengst tevens rekening gehouden met een overschot van materiaal op de markt, aangezien Nederland niet het enige land is dat materiaal in verkoop heeft?

De taakstelling van de verkoop van materieel is in het verleden vaak niet gehaald. Is daarmee rekening gehouden bij de inschatting van 120 miljoen euro opbrengsten van de verkoop van af te stoten materieel? Op basis waarvan zijn de verwachte opbrengsten van de verkoop van overtollig defensiematerieel berekend?

De verkoopopbrengsten worden, zoals gebruikelijk, conservatief geraamd. De ramingen berusten op 60 procent van de geschatte verkoopwaarde. Gelet op de marktomstandigheden zijn de verwachte inkomsten een jaar later dan gebruikelijk ingeboekt. De onderrealisatie in het verleden was mede het gevolg van een opgelegde taakstelling uit een eerder regeerakkoord. De verkoopopbrengsten maken geen deel uit van de taakstelling, maar mogen worden aangewend voor tegenvallers op de begroting. Wanneer deze zich niet voordoen, kunnen de middelen worden gebruikt voor intensiveringen. De uiteindelijke verkoopprijs is het resultaat van commerciële onderhandelingen met de koper.

90

Personeelskosten liepen hoger op door gebrekkige doorstroming vanwege ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Is de situatie op de arbeidsmarkt zodanig veranderd dat doorstroming geen probleem meer vormt, en zijn de personeelsplannen dusdanig realistisch dat Defensie niet weer achteraf geconfronteerd wordt met hogere personeelskosten?

In de aflopen periode was het voor de individuele medewerker die uit eigen beweging Defensie wenste te verlaten moeilijk een baan buiten Defensie te vinden. De mogelijkheden op de arbeidsmarkt waren beperkt. Hierdoor was er sprake van een gebrekkige doorstroom naar de arbeidsmarkt. In de komende jaren zullen de mogelijkheden op de arbeidsmarkt naar verwachting verbeteren. Bovendien gaat Defensie haar medewerkers actief begeleiden bij het vinden van een baan buiten Defensie.

91 en 95

Wat zijn de directe en indirecte gevolgen van de verdere daling van het Defensie-aandeel van het bruto nationaal product en het hiermee niet voldoen aan de NAVO-norm voor Nederland op het internationale toneel?

Welke uitgavennormen zijn met de NAVO afgesproken?

De Navo-norm om twee procent van het BNP aan Defensie uit te geven is een streven, maar geen bindende voorwaarde. Er zijn slechts vier landen die op dit moment voldoen aan deze norm, te weten Albanië, Griekenland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Vanwege de crisis is bij bijna alle bondgenoten vanaf 2009 een daling zichtbaar. Nederland gaf in 2009 1,48 procent van het BNP uit aan Defensie. In 2011 is dit percentage gedaald naar 1,38 en in 2015 zal het verder dalen naar 1,01. Deze daling is een direct gevolg van de bezuinigingen, en wordt versterkt door de stijgende lijn in de BNP-raming voor de komende jaren.

92

Wat zijn de gevolgen van de verdere daling van de investeringsquote voor

de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht?

Zie het antwoord op vraag 55.

93

Wat gebeurt er wanneer de verkoopopbrengsten de schatting

overschrijden?

Zie het antwoord op vraag 33.

94

De taakstelling van de verkoop van materieel is in het verleden vaak niet gehaald. Is daarmee rekening gehouden bij de inschatting van 120 miljoen euro opbrengsten van de verkoop van af te stoten materieel?

Zie het antwoord op vraag 89.

95

Welke uitgavennormen zijn met de NAVO afgesproken?

Zie het antwoord op vraag 91.

96, 98 en 102

Leidt de vereenvoudiging van de bestuurlijke relaties en processen in de gehele organisatie tot aanpassing van het besturingsmodel? En zo ja, hoe gaat dit eruit zien?

Welke specifieke functies en afdelingen bij de bestuursstaf worden geschrapt?

Waarom ontbreekt een analyse van het functioneren van het besturingsmodel de afgelopen jaren? In hoeverre heeft het besturingsmodel bijgedragen aan de financiële problematiek bij Defensie?

Zoals uiteengezet in de beleidsbrief zal het besturingsmodel worden aangepast. Het functioneren van het besturingsmodel wordt periodiek bezien en de bevindingen zijn meegenomen in de besluiten in de beleidsbrief. De besturing van Defensie is mede bepalend voor de kwaliteit van de bedrijfsvoering en daarmee dus ook voor het realiseren van de begroting. Mede daarom zijn de voorgestelde verbeteringen van groot belang. Het is nog niet exact te zeggen welke specifieke functies en afdelingen worden geschrapt. Dit zal duidelijk zijn na vaststelling van de reorganisatieplannen.

97

Kunt u een specificatie maken van de schatting van de verkoopopbrengsten van 120 miljoen euro in de latere jaren van deze kabinetsperiode? En is dit bedrag meegenomen in de ombuigingen?

Zie het antwoord op vraag 33.

98

Welke specifieke functies en afdelingen bij de bestuursstaf worden

geschrapt?

Zie het antwoord op vraag 96.

99

Is de taakstelling «personeel en materieel van het Rijk» de generieke taakstelling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?

Deze taakstelling betreft de in het regeerakkoord opgenomen besparing Rijk, ZBO’s en agentschappen. Alle departementen (inclusief baten-lastendiensten en uitvoerende ZBO’s) krijgen een taakstelling van afgerond 1,5 procent netto per jaar in de periode 2013–2015, oplopend tot afgerond 4,5 procent netto in 2015 op personeel en materieel. Daarnaast zijn in het regeerakkoord kortingen opgenomen die een vermindering van taken dan wel versoberingen vergen. Deze korting is ook opgenomen in de taakstelling «personeel en materieel van het Rijk».

100

Wat wordt exact onder «staven» verstaan die vallen onder de reductie van

dertig procent? Welke organisatie-elementen betreft het?

Zie het antwoord op vraag 58.

101

Worden de staven en de overtollige functies van op te heffen eenheden ook toegerekend aan de reductie van dertig procent van de staven? Zo ja, worden opbrengsten van sporen 1, 2 en 3 dan niet dubbel ingeboekt?

Nee, de reductie van 30 procent van de staven betreft alleen de bestuursstaf en de staven van de commandanten van de defensieonderdelen.

102

Waarom ontbreekt een analyse van het functioneren van het besturingsmodel de afgelopen jaren? In hoeverre heeft het besturingsmodel bijgedragen aan de financiële problematiek bij Defensie?

Zie het antwoord op vraag 96.

103

Hoe verhoudt zich enerzijds het uitbreiden van de regelruimte van de operationele commando’s voor het gereedstellingsproces met de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van hun eenheden, tot anderzijds het beperken van die ruimte door de centralisatie van het financieel beheer en de concentratie van de personeelslogistiek?

De CDS stelt zowel de gereedstellingsopdrachten vast voor de operationele commandanten als de daarmee samenhangende opdrachten aan de DMO en het CDC. Na voltooiing van de huidige bestuurshervormingen zal hij tevens de bijbehorende budgetten verdelen, binnen het kader van de begroting die leidend is. Verdelingsvraagstukken die de gereedstelling en geld betreffen, worden dan opgelost door de CDS en de operationele commandanten. Parallel hieraan wordt de financiële en ontvangstenadministratie gecentraliseerd. De beoogde doelmatigheidswinst, kwaliteitsverbeteringen en eenvormigheid van financiële processen leiden geenszins automatisch tot verminderde mogelijkheden bij de operationele commandanten.

Capaciteit voor operationele personeelsondersteuning, P&O-advies en loopbaanbegeleiding ter ondersteuning van commandanten blijft op het uitvoerende niveau belegd, in de nabijheid van eenheden. De bundeling van capaciteiten in één centrale directie leidt echter tot defensiebreed inzicht in de planning, bezetting en formatie van de gehele organisatie. De bundeling levert verder een beperking van doublures op en versterkt de uniformiteit in de uitvoering van beleid en regelgeving van alle personeelsaspecten. Bovendien kan één Directie Personeel & Organisatie Defensie de arbeidsmarktontwikkelingen goed volgen. Ook deze verbeteringen leiden niet automatisch tot beperking van de ruimte voor de operationele commandanten.

104, 105 en 107

Deelt u de opvatting dat in organisatie en bedrijfsvoering «perverse prikkels» zitten omdat budgetten tegen het einde van het jaar hoe dan ook opgemaakt moeten worden, omdat men de onderuitputting anders «kwijt» is? Hoe wil u in het nieuwe besturingsmodel dergelijke negatieve prikkels wegnemen?

Komt er in het nieuwe besturingsmodel ruimte voor een gezonde balans van het financieel belonen en aanmoedigen van goed gedrag en straffen van slecht gedrag in de organisatie? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren? Hoe gaat concreet invulling gegeven worden aan het motto «je gaat erover of niet»? Hoe verhoudt zich dit motto tot de voorgenomen centralisatie op het gebied van financiën bij de Hoofddirectie Financiën & Control (HDFC)?

De in de beleidsbrief voorgestelde verbeteringen hebben tot doel het inzicht te vergroten in de kosten en de normering van activiteiten en de daarvoor benodigde middelen in de planfase. Hierbij is het uitgangspunt dat besluitvorming over activiteiten en budgetten synchroon verloopt. In het uitvoeringsjaar kan de (achterblijvende) budgetrealisatie dan ook direct worden gerelateerd aan de (niet) gedane activiteiten en (niet) behaalde doelstellingen. Het verbeterde inzicht tussen doelstellingen, activiteiten en middelen resulteert in een betere planning. Door hierop beter te sturen zal aan het eind van het uitvoeringsjaar veel minder sprake zijn van onderuitputting.

Verder gelden voor Defensie als geheel en voor de afzonderlijke budgethouders binnen Defensie de regels van de budgetdiscipline. Deze regels houden onder meer in dat gedurende het uitvoeringsjaar tegenvallers binnen de eigen begroting, of een onderdeel van de begroting, moeten worden opgevangen. Dit is een belangrijke impuls om de financiële huishouding op orde te krijgen en te houden.

De Hoofddirectie Financiën en Control (HDFC) is onder meer belast met de taken en verantwoordelijkheden zoals beschreven in de Comptabiliteitswet 2001 en het Besluit Taak FEZ. Dit houdt onder meer in dat de HDFC de controllers van Defensie functionele aanwijzingen en richtlijnen geeft. Dit houdt niet per definitie in dat ook alle controllers hiërarchisch onder de HDFC vallen. Centralisatie is wenselijk wanneer dat leidt tot doelmatigheid, meer kwaliteit en een vermindering van fouten. Mede om de risico’s in het financieel beheer te verminderen is ervoor gekozen bepaalde financiële processen (van behoeftestelling tot en met betaling en voor het beheer daarvan) centraal te beleggen in één (financieel) administratie- en beheerkantoor.

106, 108, 111 en 124

Waarom is bij het nieuwe besturingsmodel niet gekozen voor de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie Franssen? Wat was uw overweging bij het versterken van de rol van de Commandant der Strijdkrachten (CDS)?

De rol van de CDS wordt vergroot. Is de rol van de Secretaris-generaal (SG) en van de Hoofddirectie Beleid (HDB) na en tijdens de bezuinigingsoperatie ook vergroot of hebben zij netto minder taken en bevoegdheden dan voor de bezuinigingen?

Wat is het verschil met de huidige bevoegdheden, verantwoordelijkheid en budgetverantwoordelijkheid van de CDS?

De huidige besturing en organisatie van Defensie berusten mede op de aanbevelingen uit het rapport van de commissie Opperbevelhebberschap (2002). Sindsdien hebben zich uiteenlopende ontwikkelingen voorgedaan en zijn er nieuwe ideeën opgedaan betreffende de besturing van grote organisaties. Samen hebben zij geleid tot de verbetering zoals voorgesteld in de beleidsbrief. Defensie streeft naar een duurzaam evenwicht tussen de doelstellingen, de activiteiten en de benodigde middelen. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt belegd bij één functionaris, te weten de CDS. De bijbehorende bevoegdheden betreffen niet alleen de operationele commando’s, maar ook de andere defensieonderdelen. Daarmee is de rol van de CDS ontegenzeggelijk versterkt. De rol van de Secretaris-Generaal is vastgelegd in een Koninklijk Besluit en verandert niet. Bij de Hoofddirectie Beleid worden alle beleidstaken ondergebracht die op dit moment verspreid in de bestuursstaf zijn belegd. Ook deze aanpassing behelst een versterking van de rol. Het beleid bepaalt immers de kaders waarbinnen ook de CDS functioneert.

107

Hoe gaat concreet invulling gegeven worden aan het motto «je gaat erover of niet»? Hoe verhoudt zich dit motto tot de voorgenomen centralisatie op het gebied van financiën bij de Hoofddirectie Financiën & Control (HDFC)?

Zie het antwoord op vraag 104.

108

Wat was uw overweging bij het versterken van de rol van de

Commandant der Strijdkrachten (CDS)?

Zie het antwoord op vraag 106.

109, 110 en 115

Er komt een tijdelijke pool van tien topfunctionarissen om de overgangsperiode te overbruggen. Hoe lang zullen deze nog in dienst moeten blijven?

Hoeveel levert het verminderen van het aantal topfunctionarissen op jaarbasis op?

Komen de tien topfunctionarissen in de tijdelijke pool uit het totale aantal topfunctionarissen van 119? Verdwijnen deze functionarissen zodra hun taak erop zit uit de organisatie? Uit welke tien topfunctionarissen zal de tijdelijke pool bestaan?

In de beleidsbrief heb ik gemeld dat het bestand topfunctionarissen bij Defensie zal afnemen tot 80. Naast dit bestand zal er een tijdelijke pool van tien topfunctionarissen zijn die, gelet op de omvang en complexiteit van de veranderingen bij Defensie, op projectbasis zullen worden ingezet voor de uitvoering van reorganisaties. Na het voltooien van hun werkzaamheden verlaten deze functionarissen Defensie of zullen zij een andere functie gaan vervullen. Het totaalbestand aan topfunctionarissen zal bestaan uit 80 functies. De besparing van het aantal topfunctionarissen van 119 naar 80 levert op jaarbasis ongeveer € 4,8 miljoen op.

111

De rol van de CDS wordt vergroot. Is de rol van de Secretaris-generaal (SG) en van de Hoofddirectie Beleid (HDB) na en tijdens de bezuinigingsoperatie ook vergroot of hebben zij netto minder taken en bevoegdheden dan voor de bezuinigingen?

Zie het antwoord op vraag 106.

112

Welke concrete voornemens bestaan er op het gebied van de uitbesteding van diensten, internationale samenwerking en de afstoting van materieel? Om welke diensten, welke samenwerking, op welk niveau gaat het? Kunt u dit specificeren per krijgsmachtdeel?

In de beleidsbrief is uiteengezet welke onderzoeken op dit moment op de sourcing agenda staan. Tevens is een doorkijk gegeven naar de onderzoeken die binnenkort op de agenda worden geplaatst. De sourcing toetsen die nu op de kalender staan, zijn gericht op de dienstverlening die het CDC en de DMO leveren.

Met Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en in Benelux-verband zijn afspraken gemaakt om de mogelijkheden tot verdieping van de samenwerking te onderzoeken. Hiervoor bestaat de politieke bereidheid. Het is echter op dit moment niet mogelijk de in de beleidsbrief geschetste mogelijkheden nader te concretiseren, aangezien Defensie hierover nog in gesprek is met de partners. De regering zal de Kamer in elk geval in de begroting informeren over de voortgang op dit gebied.

Af te stoten materieel wordt bij voorkeur zo snel mogelijk stilgezet. Voor het materieel dat als gevolg van de beleidsbrief wordt afgestoten, is dat onlangs gebeurd. Er zal actief naar kopers worden gezocht.

113

Welk percentage van de 16.5% investeringsquote is voorzien voor

infrastructuur en bestuurlijke informatietechnologie?

Van het percentage van 16,5 voor de investeringsquote is 2,1 voorzien voor infrastructuur en 1,1 voor informatievoorziening.

114

Kunt u in een organigram weergeven hoe de bestuursstaf er uit komt te

zien na instelling van het compact comité?

Nee, dit wordt momenteel nog uitgewerkt. Voor 6 juni zal dit zijn voltooid.

115

Komen de tien topfunctionarissen in de tijdelijke pool uit het totale aantal topfunctionarissen van 119? Verdwijnen deze functionarissen zodra hun taak erop zit uit de organisatie? Uit welke tien topfunctionarissen zal de tijdelijke pool bestaan?

Zie het antwoord op vraag 109.

116

Wat wordt verstaan onder beheer van bestuursstaf, DMO en CDC? Bij wie

ligt de budgetverantwoordelijkheid van bestuursstaf, DMO en CDC?

Onder verantwoordelijkheid van de Secretaris-Generaal (SG) voert de plaatsvervangend Secretaris-Generaal (PSG) nu reeds het beheer over de bestuursstaf en is de PSG binnen de begrotingskaders budgetverantwoordelijk. Deze taak wordt aangevuld. Voortaan rapporteren de commandanten van het CDC en de DMO aan de PSG. Zij blijven echter budgetverantwoordelijk binnen de begrotingskaders.

117

Hoe draagt u er zorg voor dat er daadwerkelijk een reductie van 30% van de staven plaatsvindt? Wordt er gebruik gemaakt van een nulmeting? Hoe wordt voorkomen dat na het stilzetten van het materieel de noodzaak van de reductie van de staf op de achtergrond raakt?

Zie het antwoord op vraag 67.

118

In hoeverre bestaat het risico dat als de financiën op het hoogste niveau

worden vastgehouden bij de HDFC, niemand meer zicht en controle heeft

over de uitgaven en verplichtingen die op lagere niveaus worden gedaan?

Waarom kiest u niet voor het toekennen van budgetten aan alle relevante

(onder)commandanten?

De CDS wordt verantwoordelijk voor de allocatie van middelen voor de zeven verschillende defensieonderdelen. De budgetten worden vervolgens op basis van deze allocatiebeslissing in de organisatie belegd. Momenteel wordt onderzocht waar de budgetten het beste kunnen worden belegd. Het centraal beleggen van de budgetten is hierbij geen optie. In ieder geval bepalen de operationele commandanten binnen de kaders van de gereedstellingsopdracht en het beschikbare budget welke diensten zij bij DMO en CDC afnemen.

119

Burgers zullen worden gestimuleerd om tenminste eens per vijf jaar van functie te wisselen. Hoe zal deze gewenste mobiliteit van burgers bevorderd worden?

In het huidige loopbaanbeleid voor burgerpersoneel bestaat de mogelijkheid voor het maken van loopbaanafspraken die ertoe leiden dat personeel uiterlijk na vijf jaar van functie wisselt. In de praktijk wordt hiervan weinig gebruik gemaakt. Defensie neemt het stimuleren van de mobiliteit van burgers nu met kracht ter hand en zal de randvoorwaarden hiervoor verbeteren.

120

Kunt u een uitwerking geven van de bezuinigingsplannen onder spoor 1 (bestuur)? Zijn deze plannen gebaseerd op opgedane ervaringen tijdens eerdere bezuinigingsrondes?

Zie het antwoord op vraag 58.

121

In de afgelopen decennia zijn veel ondersteunende taken ondergebracht in het zogenaamde CDC. Is dit achteraf gezien een goede keus geweest? Zijn hierdoor niet juist grote nieuwe organisaties ontstaan met eigen staven en veel hogere functies? Is het Single Service Management voor ondersteunende taken (bijv. werving en selectie, HRM, Materieel, Onderhoud, Vervoer ) aan de gehele krijgsmacht niet goedkoper en minstens net zo goed uit te voeren door een operationeel commando?

De samenvoeging van ondersteunende taken in het CDC en de uitvoering door het CDC hebben tot doelmatigheidswinst geleid. De structurele taakstellingen van Defensie zijn mede behaald door de oprichting van het CDC. Hierbij zijn ondersteunende taken overgeheveld van de defensieonderdelen naar het CDC, waardoor hun staven kleiner werden.

122

In de brief wordt een bedrag van € 120 miljoen geraamd voor de verkoop

van overtollig materieel. Zijn dit alle geraamde opbrengsten, en zo ja,

kunnen alle opbrengsten voor intensiveringen bij Defensie worden

aangewend?

Zie het antwoord op vraag 33.

123

In de beleidsbrief wordt internationale samenwerking gerelateerd aan besparingen. Brengt internationale samenwerking niet eerst meer kosten met zich mee dan dat het geld oplevert?

Internationale samenwerking is geen doel op zichzelf, maar beoogt de verbetering van de effectiviteit van de deelnemende partners en kan tevens concrete besparingen opleveren. Naast besparingen leidt internationale samenwerking ook tot grotere interoperabiliteit en het beschikbaar komen van capaciteiten die landen zich niet alleen kunnen veroorloven. Het kan zijn dat de kost voor de baat uitgaat, maar elk initiatief zal berusten op concrete voordelen voor de Nederlandse krijgsmacht.

124

Wat is het verschil met de huidige bevoegdheden, verantwoordelijkheid

en budgetverantwoordelijkheid van de CDS?

Zie het antwoord op vraag 106.

125

Wat heeft het nieuwe voornemen om «van de plank» te kopen voor een

gevolgen voor bestaande materieelprojecten?

Dit voornemen is van toepassing op materieelprojecten waarvoor nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan, dan wel (internationale) afspraken zijn gemaakt waaruit verplichtingen voortvloeien.

126 en 138

Is er gekeken naar de mogelijke outsourcing van informatievoorziening en

IT? Zijn hiervoor offertes aangevraagd bij het bedrijfsleven? Wat waren de

overwegingen om de informatievoorziening en IT niet uit te besteden,

maar om IVENT en C4I (Command, Control, Communication, Computers

& Information) samen te voegen? Levert dit laatste een grotere besparing

op dan het uitbesteden van het werk?

Welke ideeën bestaan er over het sourcen van ICT?

Op dit moment worden vijf sourcing toetsen uitgevoerd in het domein van informatievoorziening (IV) en ICT-dienstverlening. Bij deze toetsen wordt het bedrijfsleven geconsulteerd. De toetsen bevinden zich momenteel in verschillende fases van onderzoek en besluitvorming. Voor één toets is een aanbestedingstraject begonnen. Met deze vijf onderzoeken wordt een omvangrijk deel van de IV- en ICT-dienstverlening binnen Defensie onderzocht.

Met de oprichting van het Joint IV Commando wordt onder meer beoogd de vraag naar en het aanbod van IV- en ICT-dienstverlening beter met elkaar in overeenstemming te brengen. Dit staat uitbesteding van (delen van) de dienstverlening niet in de weg, maar ondersteunt juist een goede aansturing van zowel interne (bij inbesteding) als externe leveranciers (bij uitbesteding of in een al dan niet strategisch samenwerkingsverband). De oprichting van het JointIV Commando strookt met het uitgangspunt zoveel mogelijk marktconforme producten en diensten van de markt te betrekken.

127

De commandanten van de Operationele Commando’s (opco’s) worden verantwoordelijk voor het onderhoud van hun systemen. Kunnen zij, als zij daar behoefte aan hebben, het onderhoud laten uitbesteden? Zo nee, wie dan wel? Kan uitbesteding worden opgelegd?

Het onderhoud wordt geoptimaliseerd in de wapensysteemmanagement-driehoek van onderhouder, gebruiker en normsteller. Uitbesteding kan leiden tot verbeteringen. Met de overgang van de instandhoudingsbe-drijven krijgen de operationele commando’s de rol van gebruiker én onderhouder. Hiermee krijgen zij meer invloed in de driehoek en daarmee ook op uitbestedingsvraagstukken. Waar mogelijk en zinvol zal uitbesteding van het onderhoud worden aangemoedigd. De operationele commandanten blijven gebonden aan de financiële kaders van de begroting en de kwaliteitseisen van de normsteller en van de sourcing agenda die door de bestuursstaf wordt opgesteld.

128

Blijven het CDC en de DMO naast elkaar bestaan? Zo nee, op welke wijze

worden zij geïntegreerd, en op welke onderdelen? Zo ja, waarom?

Ja, het CDC en de DMO blijven als organisaties bestaan. Er zal echter wel worden gestreefd naar optimalisatie per dienstencentrum, zowel door herschikking van onderdelen als door middel van uitbesteding. Op termijn is de samenvoeging van de resterende onderdelen denkbaar.

129

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de Bedrijfsgroep Facility Services van het CDC? Wat zijn de huidige taken van de Bedrijfsgroep Facility Services en hoe verandert de taakstelling ten gevolge van de bezuinigingen? Hoe verandert de leeftijdsopbouw van deze bedrijfsgroep?

De Bedrijfsgroep Facility Services is een dienstverlenende organisatie die met het kleiner worden van de krijgsmacht in omvang zal afnemen. Dit effect is indirect meegenomen (financieel) bij de besparingsmaatregelen. De exacte consequenties zullen in de verdere reorganisatietrajecten worden uitgewerkt, evenals de gevolgen voor de leeftijdsopbouw. Het huidige takenpakket is een palet aan facilitaire diensten, zoals inkoop & contracten, assortimentsmanagement, internationale sport en internationale ondersteuning, het financieel dienstencentrum en diverse facilitaire bedrijven zoals het Haags facilitair bedrijf. Het pakket zal niet drastisch wijzigen, maar mogelijk wel de wijze waarop de diensten worden geleverd om zo een grotere doelmatigheid te bereiken. Het is op dit moment nog onduidelijk welke effecten de reorganisatie heeft op de leeftijdsopbouw. In algemene zin blijft Defensie streven naar een verjonging van het personeelsbestand.

130

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de Bedrijfsgroep IVENT

van het CDC? Wat zijn de huidige taken van de Bedrijfsgroep IVENT en

welke taakstelling krijgt IVENT ten gevolge van de bezuinigingen? Hoe verandert de leeftijdsopbouw van deze bedrijfsgroep?

In de beleidsbrief is gemeld dat een Joint IV Commando wordt opgericht waarin de bedrijfsgroep IVENT zal opgaan (zie ook het antwoord op vraag 126). Daarnaast zullen de sourcing activiteiten effect hebben op de IV-organisatie. De Bedrijfsgroep IVENT draagt er zorg voor dat de door Defensie gewenste IV- en ICT-ondersteuning bij de uitvoering van de taken te allen tijde en onder alle omstandigheden tijdig, effectief en efficiënt kan worden geleverd. Ook levert de bedrijfsgroep hoogwaardige ICT- en IV-diensten aan de ketenpartners in de rijksoverheid op het gebied van de openbare orde en veiligheid. De taakstelling voor de gehele informatievoorziening in spoor 2 bedraagt € 52 miljoen (zie annex A van de beleidsbrief). De exacte consequenties voor de Bedrijfsgroep IVENT zullen in de verdere reorganisatietrajecten worden uitgewerkt. Ook is op dit moment nog onduidelijk welke effecten de reorganisatie heeft op de leeftijdsopbouw.

131

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de Bedrijfsgroep Vastgoed en Beveiliging van het CDC? Wat zijn de huidige taken van de Bedrijfsgroep Vastgoed en Beveiliging en hoe verandert de taakstelling ten gevolge van de bezuinigingen? Hoe verandert de leeftijdsopbouw van deze bedrijfsgroep?

Vastgoed, beveiliging en infrastructurele dienstverlening, zoals projectmanagement, het ontwerpen van ontwikkelplannen, beleggingsplannen en andere uitvoerende activiteiten, worden belegd bij deze bedrijfsgroep. Delen hiervan zullen op de mogelijkheid tot outsourcen worden bezien. Dat kan leiden tot een kleinere vaste organisatie. De behoefte aan personeel zal daarnaast ook kleiner worden met de afname van het vastgoedbestand en de vermindering van bouwactiviteiten voor infrastructuur. Het is op dit moment nog onduidelijk welke effecten de reorganisatie heeft op de leeftijdsopbouw.

132, 202, 209 en 418

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de Bedrijfsgroep Personele Diensten van het CDC? Wat zijn de huidige taken van de Bedrijfsgroep Personele Diensten en hoe verandert de taakstelling ten gevolge van de bezuinigingen? Hoe verandert de leeftijdsopbouw van deze bedrijfsgroep?

Waarom is niet eerder voor deze samenvoeging/bundeling van capaciteiten gekozen en hoeveel VTE’n levert deze herindeling personeelslo-gistiek op?

In hoeverre betekent de voorgenomen verdergaande centralisatie van de personeelslogistiek een verdere bureaucratisering en een toename van de afstand tussen personeelsbeheerders en het personeel? In hoeverre blijft maatwerk mogelijk?

Blijft de huidige capaciteit voor operationele personeelsondersteuning, P&O-advies en loopbaanbegeleiding voor commandanten op het uitvoerende niveau ongemoeid?

De herinrichting van het gehele P&O-functiegebied zal ook bij de bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten (DPD) tot reducties leiden. De toekomstige P&O-organisatie is een logische doorontwikkeling van de bijna voltooide reorganisaties van de afgelopen jaren. Defensie wil met deze voorgenomen reorganisatie in het P&O-functiegebied verdergaande centralisatie doorvoeren, de afstand tussen beleid en uitvoering verkleinen en het aantal coördinatiemomenten verminderen. Een uitgangspunt is verder door beleidsvereenvoudiging de administratieve werklast te verminderen. Voorwaarde daarbij is wel dat maatwerk mogelijk moet zijn. P&O-advies en loopbaanbegeleiding blijven bij de eenheden. Op termijn zal wel op basis van de inrichting van de defensieorganisatie de omvang en inrichting van deze capaciteit nader worden bezien. De totale reductie in de personeelslogistieke keten bedraagt in de periode tot en met 2015 ongeveer 500 vte’n. Het is op dit moment nog onduidelijk welke effecten de reorganisatie heeft op de leeftijdsopbouw.

133, 409 en 444

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de Bedrijfsgroep

Gezondheidszorg van het CDC? Wat zijn de huidige taken van de

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg en hoe verandert de taakstelling ten

gevolge van de bezuinigingen? Hoe verandert de leeftijdsopbouw van

deze bedrijfsgroep?

Welke herziening van het aantal gezondheidscentra en de personele

bezetting zal worden gedaan? Hoe wordt de capaciteit aangepast? Welke

besparingen levert dit op?

Waaruit bestaan de bezuinigingen in de gezondheidszorg die worden

doorgevoerd?

De militaire gezondheidszorg is opgebouwd uit drie geneeskundige diensten bij de operationele commando’s, de Bedrijfsgroep Gezondheidszorg bij het CDC en de Directie Militaire Gezondheidszorg bij de Hoofddirectie Personeel (HDP). In het kader van de bezuinigingen is het hele veld integraal beschouwd. In totaal zal ongeveer 23 procent op de omvang van de gezondheidszorg worden bezuinigd en zal een aanmerkelijke taakherschikking plaatshebben. De koers die daarbij wordt gevolgd is dat operationeel geneeskundige eenheden in kleinere omvang bij de operationele commando’s ingedeeld blijven, terwijl alle overige elementen, waaronder deskundigheid, sturing en beheersing van kwaliteit en patiëntveiligheid, bij een ondersteunend gezondheidszorgbedrijf worden belegd. Hierin gaan de huidige taken van de Bedrijfsgroep Gezondheidszorg op en worden de gezondheidscentra in een eerstelijns zorgorganisatie ondergebracht. Eén tandheelkundige dienst met regionale centra maakt daarvan eveneens deel uit.

De totale reductie van ongeveer 23 procent wordt bereikt door een reductie van stafelementen, een reductie in aantal en omvang van operationele gezondheidszorgeenheden, de halvering van het aantal gezondheidscentra, samenvoeging van diverse expertise-elementen en een verdere clustering van gelijksoortige uitvoeringstaken. De vulling van de gezondheidscentra wordt met 35 procent verlaagd. Deze deelmaatregel bespaart ongeveer € 14 miljoen op de personele exploitatie. In totaal wordt een besparing van ongeveer € 45 miljoen voorzien. Het is op dit moment nog onduidelijk welke effecten de reorganisatie heeft op de leeftijdsopbouw.

134

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de Bedrijfsgroep Transport van het CDC? Wat zijn de huidige taken van de Bedrijfsgroep Transport en hoe verandert de taakstelling ten gevolge van de bezuinigingen? Hoe verandert de leeftijdsopbouw van deze bedrijfsgroep?

De Bedrijfsgroep Transport zal sterk worden verkleind en een deel van de taken wordt overgeheveld naar de Directie Operaties van de Defensiestaf (regie en planning van transport) en het Operationeel Ondersteuningscommando Land (planning en uitvoering van wegvervoer). Alleen de rol van broker (inhuur op de markt) blijft belegd bij de Bedrijfsgroep Transport. Ook het niet-operationele personenvervoer (VIP- en busvervoer) blijft belegd bij de Bedrijfsgroep Transport.

Daarnaast worden de volgende taken/producten ingekrompen:

het niveau van dienstverlening van de militaire postbezorging wordt verlaagd van 24 uur naar 48 uur bezorgtijd;

de taxikaart Haagse regio wordt afgeschaft;

de capaciteit van de pool VIP-vervoer wordt met € 0,75 miljoen per jaar verlaagd.

Het is op dit moment nog onduidelijk welke effecten de reorganisatie heeft op de leeftijdsopbouw.

135, 215 en 221

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de Nederlandse Defensie Academie van het CDC? Wat zijn de huidige taken van de Nederlandse Defensie Academie en hoe verandert de taakstelling ten gevolge van de bezuinigingen? Hoe verandert de leeftijdsbouw van dit onderdeel van CDC?

Welke studierichtingen bij de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) zullen worden geschrapt?

Heeft het ontstaan van grotere klassen bij de NLDA gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs en wat betekent het dat de Leergang Topmanagement Defensie verdwijnt?

De Nederlandse Defensie Academie (NLDA) verzorgt voor Defensie de initiële officiersopleidingen, het hoger loopbaanonderwijs en cursussen. Voorts levert de NLDA een belangrijke bijdrage aan professioneel leiderschap en verricht ze wetenschappelijk onderzoek. Door de aangekondigde bezuinigingen worden de taken van de NLDA niet aangepast. Wel wordt het aantal studierichtingen teruggebracht naar drie: Krijgswe-tenschappen, Militaire Bedrijfswetenschappen en Militaire Systemen & Technologie. De studierichtingen Civiele Techniek en Commandovoe-rings-, Informatie- & Communicatiesystemen verdwijnen als zelfstandige studierichtingen en worden onderdeel van de richting Militaire Systemen & Technologie. Hierdoor zullen de klassen groter worden en is een efficiënter gebruik van de onderwijscapaciteit mogelijk zonder de kwaliteit van het onderwijs negatief te beïnvloeden. De Leergang Topmanagement Defensie zal geen deel meer uitmaken van het opleidingscurriculum voor hogere officieren. Er is niet specifiek voor deze maatregel te melden wat de invloed is op de leeftijdsopbouw.

136

Is het advies van de DMO en het CDC bij bestedingsbeslissingen een bindend advies? Welke personen binnen de DMO en het CDC krijgen de adviserende rol toebedeeld bij bestedingsbeslissingen? Wie heeft de eindverantwoordelijkheid bij bestedingsbeslissingen?

De kleinere bestuursstaf moet nog nader worden uitgewerkt. Daarbij zal ook worden bezien hoe de adviesrol van DMO en CDC er uit zal komen te zien. Zie ook het antwoord op vraag 114.

137

Om hoeveel VTE’n gaat het bij de beleidsmatige functies DMO?

De omvang van de huidige beleidsdirectie van de DMO betreft ongeveer honderd vte’n. De directie wordt opgeheven en beleid wordt geconcentreerd in de Hoofddirectie Beleid in de bestuursstaf.

138

Welke ideeën bestaan er over het sourcen van ICT?

Zie het antwoord op vraag 126.

139 en 166

Hoe gaat u om met de spanning tussen enerzijds minder staf en anderzijds de bestaande rapportageverplichtingen?

Betekent het automatiseren van in- en externe rapportages dat operationele commandanten minder tijd bezig zullen zijn met het schrijven van rapportages of zullen zij dit nog meer tijd achter hun computer doorbrengen in plaats van leidinggeven aan de eenheid?

Er wordt bekeken welke interne rapportages kunnen worden verminderd of kunnen vervallen. Het doel daarvan is het terugdringen van de administratieve last. Zowel operationele commandanten als staven profiteren hiervan.Rapportages worden meer gericht op de essentiële informatie en het totstandkomingsproces zal verder worden geautomatiseerd.

140

Wat is de overweging om nog niet te besluiten tot het sluiten of afstoten

van vastgoedlocaties?

De opbrengsten als resultaat van de herbelegging van eenheden is nagenoeg volledig afhankelijk van de omvang, samenstelling en bedrijfsvoering van de toekomstige krijgsmacht. Pas nadat er duidelijkheid was over de te nemen maatregelen, kon worden gestart met het Integraal Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie. Op basis van dit plan zal duidelijk worden hoeveel en welke objecten niet meer nodig zijn, alsmede de financiële omvang en fasering van de herbeleggingen.

Infrastructurele herbeleggingen vergen veel tijd in verband met een veelheid aan wet- en (bouw)regelgeving, politiek-bestuurlijke dynamiek, het verkrijgen of aanpassen van vergunningen en de eventueel benodigde infrastructurele aanpassingen ter ondersteuning van een veranderende bedrijfsvoering.

141

Is er inmiddels een begin gemaakt met het uitbesteden van activiteiten aan het bedrijfsleven? Zo nee, wanneer wordt hiermee begonnen? Zo ja, welke activiteiten?

Defensie besteedt sinds lange tijd diensten uit aan het bedrijfsleven. Voorbeelden daarvan zijn het onderhoud aan wissellaadsystemen, de Bushmaster, vliegtuig- en helikoptermotoren en de KDC-10. Ook op het gebied van HRM, juridische zaken, transport en bouwactiviteiten besteedt Defensie diensten uit. Verder wordt bezien of het efficiënter is de markt in te schakelen voor bijvoorbeeld het onderhoud aan (nieuwe) wielvoertuigen. Zie tevens het antwoord op vraag 156.

142

Welk bedrag denkt u te besparen met het uitbesteden van activiteiten?

Zie het antwoord op vraag 8.

143

Er is een structurele bezuiniging van 53,4 miljoen euro ingeboekt op

infrastructuur, terwijl het strategisch vastgoedplan nog niet gereed is.

Hoeveel van de 53,4 miljoen wordt bezuinigd op vastgoed? Gaat dit om

een schatting of is het een vaststaand bedrag? Wat zouden de eventuele

gevolgen zijn in de operationele sfeer als dit bedrag niet zou worden

gehaald?

Van de € 54,3 miljoen die wordt genoemd in de beleidsbrief wordt ongeveer € 47 miljoen bezuinigd op vastgoed. Dit wordt behaald door de introductie van het Nieuwe Werken op kantoorlocaties, een strakkere handhaving van de normen voor legering en opslag, evenals een vermindering van het aantal (onderhouds)werkplaatsen. De rest van de bezuiniging wordt behaald in de organisatie van het vastgoedbeheer en de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO). Het bedrag is taakstellend aan de defensieonderdelen opgelegd. Er is een algemene risicovoorziening getroffen om eventuele tegenvallers bij de uitvoering van de maatregelen te kunnen opvangen. De uitwerking van de maatregelen is onderdeel van het Integraal Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie.

144 en 148

Welk deel van de besparingen in het materieellogistieke domein wordt aangemerkt als opbrengsten voor het programma SPEER? Waar in het materieellogistieke domein worden deze besparingen behaald? Om welk bedrag gaat het?

Wat bedoelt u met de opmerking dat een deel van de besparingen in het materieellogistieke domein wordt aangemerkt als opbrengsten voor het programma SPEER?

Een deel van de opbrengsten van het programma SPEER valt samen met besparingsmogelijkheden die in de beleidsbrief zijn vastgesteld. Het betreft € 14 miljoen voor besparingen van meer dan 300 vte’n in de formatie. Om dubbeltellingen met de reeds ingeboekte SPEERopbrengsten te voorkomen is dit deel van de opbrengsten in het materi-eellogistieke domein aangemerkt als opbrengst voor het programma SPEER.

145 en 146

Welke gevolgen hebben de bezuinigingen voor de financiële administratie (finad)? Hoeveel extra werknemers zullen er worden ingezet om het systeem aan te passen op de reorganisatie van SPEER ten gevolge van de bezuinigingen? Voor welke periode? Wat zijn hier de kosten van? Welke gevolgen hebben de bezuinigingen voor Materieellogistiek? Hoeveel extra werknemers zullen er worden ingezet om het systeem aan te passen op de reorganisatie van SPEER ten gevolge van de bezuinigingen? Voor welke periode? Wat zijn hier de kosten van?

Zie het antwoord op vraag 13.

147

Kunt u aangeven wat de normen van het Nieuwe Werken precies

inhouden en hoe de Kromhoutkazerne hier actief bij wordt betrokken?

Defensie onderzoekt momenteel de toepassing van het Nieuwe Werken in een proefomgeving op de Kromhoutkazerne. Nu beschikt vrijwel elke kantoormedewerker over ten minste één eigen werkplek, die soms niet is bezet vanwege onder meer vergaderingen, dienstreizen en verlof. De bevindingen in de proefomgeving van de Kromhoutkazerne moeten volgend jaar leiden tot een verlaging van de ruimtenormen voor defensiekantoren naar een situatie waarin er minder kantoorwerkplekken zijn dan functionarissen.

148

Wat bedoelt u met de opmerking dat een deel van de besparingen in het materieellogistieke domein wordt aangemerkt als opbrengsten voor het programma SPEER?

Zie het antwoord op vraag 144.

149 en 150

Waarom wordt het hoger onderhoud voor de helikopters verplaatst van Gilze-Rijen naar Woensdrecht? Klopt het dat er op Gilze-Rijen aanzienlijke investeringen zijn gedaan in het kader van het hoger onderhoud en dreigt nu kapitaalvernietiging? Welke besparingen denkt u te kunnen realiseren en hoe verhoudt zich dat tot de kosten?

Welke voordelen kunnen worden behaald met het overhevelen van het hoger onderhoud van de helikopters van Gilze-Rijen naar Woensdrecht? Gelden de efficiëncyvoordelen niet vooral voor het componentenon-derhoud, maar juist niet ten aanzien van het overige onderhoud?

Zie het antwoord op vraag 10.

151

Uiteengezet wordt dat de opbrengsten terughoudend zijn geraamd en de opbrengsten van sourcing en het opheffen van locaties nog niet zijn meegenomen. Hoe wordt voorkomen dat er onnodig veel bezuinigd wordt in spoor 3, zeker als het gaat om onderdelen waarvoor geen weg terug is na het doorvoeren van de voorgestelde bezuinigingen, zoals het opheffen van de tankbataljons?

Zie het antwoord op vraag 48.

152

Op welke wijze gaat u een effectieve vraag/aanbod organisatie inrichten/ organiseren om succesvolle kaders te creëren voor de sourcing/pps-trajecten?

Op dit moment wordt de laatste hand gelegd aan een leidraad voor de inrichting van de vraag-/aanbodorganisatie. Kern van deze organisatie is dat ze vraag en aanbod op elkaar afstemt en in staat is zowel interne als externe leveranciers aan te sturen.

153

Welke maatregelen gaat u treffen om de genoemde sourcing/pps-trajecten tot een succesvol einde te brengen binnen de gestelde termijnen. Gaat u hierbij gebruik maken van de «lessons learned» van recente (mislukte) sourcing/pps trajecten?

Een eerder dit jaar opgerichte hoogambtelijke stuurgroep, waarin het ministerie van Financiën is vertegenwoordigd, voert de regie over de uitvoering van de sourcing toetsen. Een programmabureau sourcing in de bestuursstaf ondersteunt de stuurgroep. Daarnaast bundelt dit bureau de kennis over sourcing en ondersteunt het de uitvoerders van de sourcing toetsen, onder meer door de lessons learned van eerdere onderzoeken aan te reiken.

154

In de beleidsbrief wordt uiteengezet dat voortaan als regel materiaal van de plank gekocht zal worden. Is dat niet in strijd met de ambitie van een inzetbare krijgsmacht gericht op vernieuwing en de wens ruimte te scheppen voor nieuwe ideeën, technologieën en processen? Is er een inschatting gemaakt van de te verwachten gevolgen van het van de plank kopen voor het innovatievermogen van Defensie en de spin off daarvan? Zo nee, waarom niet. Zo ja, wat zijn de te verwachten gevolgen?

Het innovatieve vermogen van de krijgsmacht zal meer dan voorheen vooral gestalte moeten krijgen door van de plank verworven materieel zo slim mogelijk te integreren en te gebruiken (smart user) en nieuwe technologieën snel binnen de krijgsmacht toe te passen (early adopter). Voorts kan Defensie in uitzonderingsgevallen als smart specifier en smart developer betrokken zijn bij de ontwikkeling van defensiemiddelen. In deze uitzonderingsgevallen moet in DMP-documenten, op grond van een strikt toetsingskader, overtuigend zijn aangetoond dat het benodigde materieel alleen of aanzienlijk goedkoper kan worden verkregen door te deel te nemen aan een ontwikkeling of door de systeemontwikkeling en -integratie gedeeltelijk in eigen beheer uit te voeren.

De mogelijkheden van Defensie om als launching customer op te treden worden voorts verruimd door de oprichting van de Commissie Defensie Materieel Ontwikkeling (Kamerstuk 32 500 X, nr. 42). Met het begrip launching customer wordt bedoeld dat de overheid als belangrijke eerste afnemer een stimulerende rol speelt bij de toepassing van nieuwe technieken in de ontwikkeling van innovatieve producten. Het budget dat Defensie hiervoor beschikbaar heeft, bedraagt in totaal € 5 miljoen voor de jaren 2010 tot en met 2012. Met dit instrument geeft Defensie gevolg aan de motie van de leden Eijsink, Knops en Voordewind (Kamerstuk 32 123 X, nr. 76).

155 en 161

Is Defensie van plan de gehele catering uit te besteden? Zo nee, waarom niet?

Wat zijn specifiek de gevolgen voor Paresto als het voornemen van uitbesteding van de catering in gang wordt gezet? Hoeveel besparingen kunnen hiermee worden gehaald?

Het voornemen bestaat de zelfstandige organisatie-eenheid Paresto op te heffen. De regiefunctie (vraag- en aanbodmanagement en contractmanagement) en de operationele cateringdienstverlening worden elders in de defensieorganisatie belegd. Uit het Eindrapport sourcing toets Paresto van maart 2010 blijkt dat over een periode van tien jaar een besparing te verwachten is van ongeveer € 36 miljoen. De situatie ten opzichte van de uitgangspunten van het rapport is aanzienlijk gewijzigd. De doelmatigheid is verbeterd en er is sprake geweest van vraagdemping en versobering van het aanbod. Daarom wordt de business case eerst herijkt en de potentiële besparing opnieuw vastgesteld voordat delen van de catering inderdaad worden uitbesteed.

156 en 163

Wanneer worden de eerste onderzoeksresultaten verwacht voor samenwerking of uitbesteding aan defensiegerelateerde industrie? Welke onderhoudsactiviteiten worden precies uitbesteed? Aan wie? Gaat het om innovatieve diensten of maatwerk dat gepaard gaat met beheerskosten? Kunt u dit inzichtelijk maken? Hoe worden de contracten met derden gemonitord? Is hier voldoende capaciteit voor?

164

Komen er pilots in het kader van het uitbesteden van onderhoud?

Er is een sourcing agenda. Daarin staan onderwerpen uit de hele organisatie, waaronder materieellogistiek. Uit sourcing toetsen moet blijken of Defensie bepaalde activiteiten geheel zelf zal uitvoeren, of dat zij kan samenwerken binnen de rijksoverheid, met andere krijgsmachten of met het bedrijfsleven. Ook kan blijken dat activiteiten beter geheel kunnen worden uitbesteed. Het uitgangspunt is dat niet-strategische onderhouds-activiteiten zoveel mogelijk worden uitbesteed. Dat zijn doorgaans geen innovatieve diensten. Bij strategische onderhoudsactiviteiten die rechtstreeks samenhangen met de inzet van de krijgsmacht wordt gestreefd naar meer samenwerking met het bedrijfsleven. De verwer-vingsinstanties van de desbetreffende defensieonderdelen monitoren de uitvoering en naleving van gesloten contracten.

In het plan van aanpak voor de instandhouding van defensiematerieel (Kamerstuk 27 830, nr. 88 van 3 november 2010) is een overzicht opgenomen van de belangrijkste projecten voor de instandhouding van materieelsystemen waarbij Defensie reeds samenwerkt met marktpartijen. Defensie onderzoekt momenteel op basis van quick-scans de mogelijkheden voor sourcing van de volgende onderhoudsactiviteiten:

calibratie-, meet- en testapparatuur;

onderhoud van kleine vaartuigen;

onderhoud van luchtverkeersbeveiligingssystemen.

Tevens wordt een extern onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van sourcing bij de systeemlogistieke bedrijven van de DMO. De eerste resultaten daarvan worden nog deze zomer verwacht.

157

Wat wordt gedaan met de enorme investeringen in gebouwen en

installaties op de vliegbasis Gilze-Rijen? Zijn er ook investeringsplannen

voor Woensdrecht? Zo ja, hoe verhouden deze zich tot de faciliteiten op

Gilze-Rijen?

Zie het antwoord op vraag 10.

158

Welke investeringen zijn dit jaar voorzien op het gebied van gebouwen en terreinen? Welke investeringen zijn voorzien op het gebied van gebouwen en terreinen voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

De onderstaande tabel bevat de investeringsbudgetten voor vastgoed, inclusief leningen en honorarium engineering (bedragen in € miljoen):

 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

171

158

193

136

160

159

159

Verstrekt het Ministerie van Financiën leningen bij bouwprojecten? Zo ja,

onder welke voorwaarden en wat is het voordeel voor Defensie?

Leningen voor infrastructuur (bouwprojecten) worden door het ministerie van Financiën verstrekt aan de Defensie Vastgoed Dienst binnen de regels voor baten-lastendiensten van het Rijk.

160

Wat houdt de «omgekeerde benadering» precies in? Welke partijen vallen in de categorie tweeden? Welke partijen vallen in de categorie derden? Welke diensten kan Defensie aan tweeden en derden gaan leveren en aan welke partijen binnen en buiten de rijksoverheid wordt gedacht?

Defensie kan diensten aan interne defensieafnemers ook leveren aan afnemers buiten Defensie. Defensie zal in voorkomend geval, in het verlengde van haar kerntaken, dienstverlening leveren aan partners in de openbare orde en veiligheidssector. Als Defensie besluit (delen van) dienstverlening zelf te blijven uitvoeren en er bij deze diensten sprake is van een overcapaciteit aan kostbare kapitaalgoederen, kan de benuttings-graad van deze goederen worden verhoogd door diensten te verlenen aan tweeden (rijksoverheid) of derden (buiten de rijksoverheid). Met de «omgekeerde benadering» wordt dus bedoeld dat Defensie niet uitbesteedt, maar werk aantrekt om de kosten voor Defensie te verlagen.

161

Wat zijn specifiek de gevolgen voor Paresto als het voornemen van uitbesteding van de catering in gang wordt gezet? Hoeveel besparingen kunnen hiermee worden gehaald?

Zie het antwoord op vraag 155.

162

Wanneer wordt de strategie-, kennis- en innovatieagenda (SKIA)

verwacht?

De SKIA ontvangt u gelijktijdig met deze antwoorden toe (defensie-nummer BS2011012911).

163 en 164

Welke onderhoudsactiviteiten worden precies uitbesteed? Aan wie? Gaat het om innovatieve diensten of maatwerk dat gepaard gaat met beheerskosten? Kunt u dit inzichtelijk maken? Hoe worden de contracten met derden gemonitord? Is hier voldoende capaciteit voor? Komen er pilots in het kader van het uitbesteden van onderhoud?

Zie het antwoord op vraag 156.

165

Hoe gaat de samenstelling van het administratie- en beheerkantoor eruit

zien en wat is het huidige verschil met de Auditdienst Defensie en HDFC?

Het administratie- en beheerkantoor voert de financieel-administratieve handelingen uit in de keten van behoeftestelling tot betaling. Daarnaast wordt het beheer gevoerd over verplichtingen, vorderingen, voorschotten en financiële rekeningen. Deze taken worden nu verspreid over tientallen locaties uitgevoerd. Met de centralisatie wordt uniformiteit en standaardisering van processen en procedures bereikt en wordt kennis en kunde geclusterd. Naast een kwalitatieve impuls voor het financieel beheer kan hiermee het proces doelmatiger worden uitgevoerd.

Het administratie- en beheerkantoor wordt gecombineerd met het al bestaande Financieel Dienstencentrum waar momenteel alle betalingen van Defensie worden gedaan, de vorderingen- en voorschottenadminis-tratie wordt gevoerd en dienstverlening op het gebied van fiscale en douaneactiviteiten wordt verricht.

Het administratie- en beheerkantoor is als ondersteunende shared service eenheid belast met de uitvoering van de administratieve en beheerhande-lingen van alle financiële stromen binnen Defensie. Vanuit het Besluit Taak FEZ is de HDFC verantwoordelijk voor het toezicht op de ordelijkheid van de departementale administraties, de rechtmatige besteding van middelen, de inning van ontvangsten en de beheersing van budgetten binnen geautoriseerde totalen. In die hoedanigheid stelt HDFC de beleidskaders vast voor het administratie- en beheerkantoor. De Audit-dienst heeft de controletaak inzake de financiële verantwoording van Defensie.

166

Betekent het automatiseren van in- en externe rapportages dat operationele commandanten minder tijd bezig zullen zijn met het schrijven van

rapportages of zullen zij dit nog meer tijd achter hun computer doorbrengen in plaats van leidinggeven aan de eenheid?

Zie het antwoord op vraag 139.

167

Is uw beleid erop gericht om werknemers die Defensie moeten verlaten in samenwerking met de (defensie)industrie aan een baan te helpen in het bedrijfsleven? Zo nee, waarom niet en bent u van plan een dergelijk initiatief op te zetten? Zo ja, wat houdt dit beleid in?

Zie het antwoord op vraag 11.

168

Betekent het uitvoeren van risicoanalyses dat nu niet helder is hoe een en

ander moet lopen qua financiën?

Nee. Risicoanalyses dienen ertoe om snel maatregelen te nemen om een mogelijke verlaging van de kwaliteit van beheer te beperken. Zoals gemeld in de beleidsbrief is een tijdelijke verlaging van de kwaliteit van het beheer onvermijdelijk gezien de overgangsperiode waarin de reorganisaties hun beslag krijgen.

169

Wat zijn de defensieambities die door het personeel waargemaakt moeten

worden?

Zie het antwoord op vraag 28.

170

Welke ideeën heeft u voor de herziening en harmonisering van het

bezoldigingsbeleid en de toelagesystematiek voor militair personeel?

Bij de herziening en harmonisering van het bezoldigingsstelsel staan modernisering, uniformering en vereenvoudiging centraal. Daarbij bestaat onder meer het voornemen de nu nog twee verschillende rangstelsels, alsmede de verschillende bezoldigingsstelsels, te harmoniseren. Ook worden de mogelijkheden bestudeerd voor de totstandkoming van een flexibeler bezoldigingsstelsel en – in combinatie daarmee – een vereenvoudiging van het toelagestelsel. Het gaat om een complex traject waarbij in eerste instantie op basis van een scenarioanalyse de mogelijkheden zullen worden verkend. Besluitvorming over het vervolgtraject heeft daarna plaats.

171

Komt er naar aanleiding van de aangenomen motie Hernandez een onderzoek naar de systematiek van promoties bij vlag- en opperoffi-cieren? Zo nee, waarom niet?

Defensie hanteert voor de vulling van de militaire topfuncties een systeem van management development (MD). Dit systeem is onder meer gericht op het in kaart brengen van de kandidaten op kolonelsniveau en hoger die over de kwaliteiten beschikken om functies op het topniveau te vervullen. Bij het proces van functietoewijzing voor een vlag- en opperofficier wordt een afgewogen keuze gemaakt om de functie aan de meest geschikte kandidaat toe te wijzen, dan wel om de functie toe te wijzen aan een kandidaat waarbij de functievervulling past bij diens (door de organisatie) wenselijk geachte verdere ontwikkeling. Er is op dit moment geen aanleiding om deze systematiek te heroverwegen en een onderzoek te doen naar alternatieven.

172

Wat wordt verstaan onder een flankerend en activerend sociaal beleid?

Hieronder wordt verstaan het sociaal beleid dat Defensie de komende jaren nodig heeft om de personeelsreducties zorgvuldig en voortvarend te laten verlopen. Met «activerend» wordt bedoeld dat de procedures en het instrumentarium van het flankerend sociaal beleid de overgang van werk naar werk optimaal moeten ondersteunen.

173

Wat betekent die herverdeling van taken tussen functioneringsniveaus?

Betekent het minder taken of zwaardere taken?

Om de gewenste, evenwichtige en structureel betaalbare rang- en schaalopbouw binnen Defensie te bereiken, zal een herverdeling van taken moeten worden gemaakt. Bij deze herverdeling wordt ernaar gestreefd de taken zodanig te verdelen dat deze passen binnen de nagestreefde rang- en schaalopbouw die wordt bepaald in de numerus fixus. Dit kan een concentratie of deconcentratie van taken tot gevolg hebben. Of dit leidt tot een taakvermindering of taakverzwaring is nog niet te zeggen.

174

U schrijft dat personeelsleden zo snel en zo goed mogelijk geïnformeerd zullen worden over de gevolgen van de besluiten in deze beleidsbrief. Is dat gebeurd, en zo ja hoe?

Op 8 april jl. is gestart met het informeren van het defensiepersoneel. Het informeren van het personeel is een continu proces. Naast de eerste informatiesessie van 8 april jl., hebben de afgelopen tijd diverse voorlichtingsbijeenkomsten over de bezuinigingen plaatsgehad, onder meer bij de onderdelen die op 9 mei jl. zijn stilgezet. Er is in de lijn gecommuniceerd en ondersteunende communicatie is gebeurd door de inzet van verschillende defensiemedia zoals intranet en de Defensiekrant. Ook in de komende periode heeft het informeren van personeel grote aandacht.

175 en 177

Hoe gaat u de overtolligheid van het burgerpersoneel afbouwen? Hoe wordt gekeken naar de opbouw van de burgerfuncties? Hoeveel burgers worden gedwongen ontslagen? Wat is het top- en lager segment voor burgers?

De overtolligheid van burgerpersoneel wordt onder meer verkleind door natuurlijk verloop. Ook wordt de vacaturestop voor burgerpersoneel gehandhaafd. De resterende reductie wordt bereikt door de komende reorganisaties. Zoals uiteengezet in de beleidsbrief wordt bij de inrichting van de nieuwe defensieorganisatie gestreefd naar een evenwichtige schaalopbouw binnen het burgerbestand. Het is nog onbekend hoeveel burgers er gedwongen worden ontslagen.

176, 183 en 203

Welke rangen vallen onder het topsegment van onderofficieren en officieren?

Welke militaire rangen vallen in het «lage» segment en welke vallen in het «hoge» segment? Hoe verhoudt dit zich tot burgerfuncties? Kunt u duidelijker aangeven vanaf welke rangen er gesproken kan worden van het lage segment en het hoge segment in het militaire personeelsbestand?

Het topsegment onderofficieren bestaat uit sergeant-majoors en adjudanten. Voor officieren betreft het hoge segment de rangen van majoor en hoger. Het hoge segment voor burgerfuncties beslaat salarisschaal 11 IBBAD en hoger.

177

Hoe wordt gekeken naar de opbouw van de burgerfuncties? Hoeveel burgers worden gedwongen ontslagen? Wat is het top- en lager segment voor burgers?

Zie het antwoord op vraag 175.

178

Welke maatregelen neemt u gericht op het behoud van kwalitatief goed

personeel?

Zie het antwoord op vraag 18.

179 en 276

Wat gebeurt er met de cadetten en aspirant-onderofficieren die voor de

cavalerie zijn opgekomen?

Op 9 mei 2011 worden operationele eenheden die worden opgeheven al

stilgezet. Hoe ziet de nabije toekomst voor betrokken personeelsleden

eruit? Hoe wordt voorkomen dat zij de komende maanden in grote

onzekerheid en zonder werkelijk te kunnen werken door moeten brengen?

Personeel van eenheden die op 9 mei jl. zijn stilgezet heeft nog een arbeidsplaats en wordt niet direct herplaatsingskandidaat. De arbeidsplaatsen vervallen pas na voltooiing van het reorganisatietraject. Personeel dat bij de eenheid nodig is om overblijvende activiteiten uit te voeren, blijft daar werkzaam. Naast deze basisbezetting komt ook personeel beschikbaar voor het vervullen van een functie bij de nog op te richten afstotingsorganisatie. Personeel waarvoor geen alternatieve werkzaamheden zijn, zoals het eventueel versterken van projectorganisaties of het ondersteunen van andere eenheden, kan tijdelijk «vrij van dienst» worden gegeven. Het streven is de eenheden die niet opgeheven worden, zo spoedig mogelijk volledig te vullen binnen de toegestane personele vullingskaders. Voor alle militairen van de op te heffen eenheden geldt dat zij direct beschikbaar zijn voor het functietoewijzings-proces. Het burgerpersoneel is in de gelegenheid om direct naar andere functies te solliciteren. Ook wordt het personeel van de op te heffen eenheden in staat gesteld individuele trainingen en opleidingen te blijven volgen. Personeel dat nog in opleiding is voor een op te heffen eenheid wordt zo mogelijk herbestemd voor een andere functie.

180

Welke gevolgen hebben de bezuinigingen voor de verhouding

tooth-to-tail?

Op de stafcapaciteit wordt verhoudingsgewijs meer bezuinigd dan op de operationele capaciteit. Dit heeft een positief effect op de teeth-to-tail ratio.

181

Op welke wijze zet u in op werk-naar-werk? Naar welke sectoren wordt

gekeken in het kader van «werk-naar-werk»?

Zie het antwoord op vraag 11.

182 en 217

Wat is de stand van zaken van de onderhandelingen met de vakbonden? Welke aanknopingspunten voor een constructieve gedachtewisseling met de partners wordt bedoeld? Op welke termijn? Met welke partners?

De centrales van overheidspersoneel hebben de onderhandelingen opgeschort en aangekondigd op 26 mei een landelijke actiedag te houden. Ik wil de onderhandelingen snel daarna hervatten om helderheid te bieden aan het personeel over het sociaal beleid dat wordt gehanteerd bij de aangekondigde reducties. Dit sociaal beleid maakt deel uit van de onderhandelingen. Het huidige Sociaal Beleidskader loopt af op 1 januari 2013.

183

Welke militaire rangen vallen in het «lage» segment en welke vallen in het

«hoge» segment? Hoe verhoudt dit zich tot burgerfuncties?

Zie het antwoord op vraag 176.

184

Hoe ziet het traject van externe herplaatsing en bemiddeling naar werk er

grofweg uit?

Zie het antwoord op vraag 11.

185

Wordt er bij de numerus fixus per rang onderscheid gemaakt op basis van

rang of juist ook van wapen/dienstvak?

Bij de numerus fixus wordt onderscheid gemaakt naar rang c.q. schaal en krijgsmachtdeel.

186

Waarom wordt bij de inrichting van de staven (bijvoorbeeld de

bestuursstaf) niet gekozen voor geschiktheid in plaats van kleur van het

uniform?

In de beleidsbrief heb ik uiteengezet dat ik de personeelsopbouw van Defensie wil reguleren door onder meer gebruik te maken van de numerus fixus. Binnen deze numerus fixus wordt onderscheid gemaakt naar rang, schaal en krijgsmachtdeel. De numerus fixus is ook van toepassing op de functies bij de staven. Zoals bij elke functietoewijzing zijn kwaliteit en geschiktheid belangrijke criteria voor toewijzing van de functie.

187

Kan aangaande de 119 generaals in een overzicht worden weergegeven hoe hun rangsniveau zich in de afgelopen 10 jaar heeft ontwikkeld (welke functies bekleedden zij met welke rang tien jaar geleden en welke functie en rang nu)?

Ik ga niet in op de carrièreontwikkeling van individuele militairen.

188

Hoeveel zorgcoördinatoren zijn er momenteel werkzaam bij de Defensieorganisatie? Hoeveel zorgcoördinatoren zullen er na doorvoering van de bezuinigingen werkzaam zijn bij de Defensieorganisatie, in de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Bij de defensieorganisatie zijn acht case coördinatoren (zorgcoördina-toren) werkzaam. Voorts wordt een aantal taken van de case coördinatoren ook uitgevoerd door personeelsfunctionarissen en zijn bij de brigades van het Commando landstrijdkrachten vijf zogenoemde Brigade Sociaal Coördinatoren werkzaam. In de beleidsbrief is uiteengezet dat Defensie toezeggingen op het gebied van nazorg gestand doet.

189

Hoeveel geestelijk verzorgers zijn er momenteel werkzaam bij de Defensieorganisatie? Hoeveel geestelijk verzorgers zullen er na doorvoering van de bezuinigingen werkzaam zijn bij de Defensieorganisatie, in de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Op dit moment zijn 150 vte’n gereserveerd voor geestelijk verzorgers (GV). Met de zendende instanties is afgesproken dat er een onderzoek zal worden uitgevoerd naar de consequenties die de bezuinigingen hebben voor het benodigde aantal GV’ers.

190

Hoeveel medewerkers heeft de Defensieorganisatie in de verschillende rangen/standen en burgerschalen nodig om te kunnen voldoen aan het ambitieniveau van dit kabinet?

Zie het antwoord op vraag 62.

191

In hoeverre gaat het bedrijfsleven een rol spelen bij opleiding en training

van personeel?

Zie het antwoord op vraag 23.

192 en 193

Welke hindernissen gelden er bij de overgang van personeel van Defensie

naar het bedrijfsleven? Hoe worden deze hindernissen weggenomen door

Defensie?

Op welke wijze kan zorg worden gedragen voor een soepele overgang van

personeel naar het bedrijfsleven? Zijn er fondsen om mensen van werk

naar werk te begeleiden?

Er zijn geen hindernissen, anders dan de opzegtermijn van drie maanden waar in de huidige situatie met beider instemming van kan worden afgeweken. Voor een soepele overgang van personeel is het activerend sociaal beleid van belang. Hierover zal met de centrales van overheidspersoneel overeenstemming moeten worden bereikt. Het budget voor sociaal beleid zal op basis van de met de centrales van overheidspersoneel te maken afspraken binnen de defensiebegroting worden vrijgemaakt.

194 en 213

Wat zijn de effecten van de bezuinigingen op de samenwerking met de verschillende ROC’s? Zal met een kleiner aantal ROC’s worden samengewerkt? Zo ja, welke ROC’s vallen af? Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor het ROC-programma?

De bezuinigingen hebben geen invloed op de samenwerking met de Regionale Opleidingscentra (ROC’s). Het aantal ROC’s waarmee Defensie samenwerkt is sinds 2010 uitgebreid.

195

Worden de behoeften aan instroom per schooljaar vanuit de ROC’s bijgesteld? Zo ja, met welke getallen voor de jaren 2011/2012, 2012/2013, 2013/2014, 2014/2015, 2015/2016? Zo nee, waarom niet?

In de beleidsbrief heb ik uiteengezet dat Defensie ernaar streeft het personeelsbestand te verjongen. De instroom van leerlingen van de Veiligheid en Vakmanschapopleiding (VeVa) is hierbij van belang. Het huidige geplande aantal blijft gehandhaafd en het wordt jaarlijks geactualiseerd. De voortgang en het rendement van de VeVa-opleidingen worden nauwkeurig gemonitord. Dit biedt Defensie de mogelijkheid in te spelen op fluctuaties in de instroom van VeVa-leerlingen.

196

Kunnen de ruim 400 personen voor wie de opkomstdatum is verschoven van 2010 naar 2011 nog rekenen op een baan bij Defensie? Zo nee, hoeveel van deze personen krijgen geen baan bij Defensie en hoe worden zij gecompenseerd?

Ja, deze personen kunnen rekenen op een baan bij Defensie.

197

Welke maatregelen worden er getroffen om te zorgen voor een meer jonge leeftijdsopbouw van de Defensieorganisatie? Hoe verhouden de verminderde instroom voor de komende jaren en de numerus fixus zich tot elkaar?

Zie het antwoord op vraag 56.

198

Hoe zal de leeftijdsopbouw van de Defensieorganisatie naar verwachting veranderen in de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016? In welk jaar heeft de organisatie de gewenste leeftijdsopbouw? Welke verhouding tussen leeftijdscategorieën heeft de organisatie op dat moment?

De gemiddelde leeftijd van burgers is 46 jaar en van militairen 33 jaar. Omdat de nadruk bij de personele reducties van de hogere functies wordt gelegd, zal de gemiddelde leeftijd in 2016 naar verwachting met één of twee jaar zijn gedaald. Dit geldt vooral voor het militaire personeel, waarbij de relatie tussen rang en leeftijd sterker aanwezig is. Omdat de reorganisaties nog moeten worden uitgevoerd, is geen exacte planning te geven.

199

Kunt u uiteenzetten hoe groot de operationele inzetbaarheid van de verschillende krijgsmachtdelen op dit moment is in relatie tot de vulling van het personeelsbestand? Kunt u tevens uiteenzetten hoe u verwacht dat deze vulling verandert voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

De operationele inzetbaarheid wordt op dit moment nauwelijks negatief beïnvloed door de vulling van het personeelsbestand, maar wordt vooral bepaald door factoren van materiële aard. De gewenste vulling van het totale personeelsbestand voor 2011 bedraagt 91,2 procent ten opzichte van de planningsnorm. De feitelijke vulling van het personeelsbestand per 1 mei 2011 varieert van 82 tot 95,5 procent en bedraagt defensiebreed 89,9 procent. Gelet op de te doorlopen reorganisatieprocessen bij de defensieonderdelen en staven en de vast te stellen numerus fixus is het nu nog niet mogelijk om een verwachting uit te spreken over de exacte vullingspercentages in de periode 2012–2016. Het streven is dat de operationele eenheden weer volledig gevuld raken in 2013 en de overige eenheden in 2014.

200

Kunt u per krijgsmachtdeel in een overzicht voor de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016 aangeven hoeveel VTE militair-, burger en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen functioneren en hoeveel VTE militair-, burger en extern personeel in de genoemde jaren naar verwachting beschikbaar zal zijn?

In de komende maanden zullen de reorganisatieprocessen bij de defensieonderdelen en de staven moeten beginnen om de organisatie, de nieuwe materieelsituatie en de personeelsopbouw weer met elkaar in evenwicht te brengen. Daarbij speelt de numerus fixus een belangrijke rol. Het is niet mogelijk nu al te schetsen hoe de optimale functieverdeling per krijgsmachtdeel en per eenheid eruit zal gaan zien. De beschikbaarheid van toekomstig personeel zal afhankelijk zijn van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en van de wijze waarop Defensie zich als werkgever profileert.

201

Kunt u een overzicht geven van het aantal mensen dat werkzaam is bij agentschappen (per agentschap ingedeeld) in de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Bij de agentschappen werken 4132 personen, terwijl was gepland dat er in 2011 maximaal 4734 personen werkzaam zouden zijn. Voor 2012 is de organisatieomvang gepland op maximaal 4602 vte’n. Een eerste schatting is dat in de periode 2013–2016 de personele omvang daalt naar 4473 vte’n, onder andere als gevolg van doelmatigheid. De omvang van de agentschappen zal waarschijnlijk kleiner worden als de vraag naar diensten afneemt door een de krimpende organisatie en als gevolg van uitbesteding.

202

Waarom is niet eerder voor deze samenvoeging/bundeling van capaciteiten gekozen en hoeveel VTE’n levert deze herindeling personeelslo-gistiek op?

Zie het antwoord op vraag 132.

203

Kunt u duidelijker aangeven vanaf welke rangen er gesproken kan worden van het lage segment en het hoge segment in het militaire personeelsbestand?

Zie het antwoord op vraag 176.

204

Is de verhouding tussen het lage en hoge segment van de beoogde nieuwe bestandsopbouw van militair personeel vergelijkbaar met landen als België en Duitsland (specifiek de ratio tussen generaals en kolonels op het totaal aantal militairen)?

Onderstaande tabel geeft de verhouding weer tussen de verschillende rangen in België en Duitsland.

Militairen (totaal)                            Kolonels                       Generaals

België                                                            35 473                                    229                                     37

Duitsland                                                    252 000                                 1 335                                   200

Eerder is gebleken dat het vergelijken van alleen militaire topfuncties een vertekend beeld oplevert, onder meer omdat in Nederland bestuurlijke topfuncties ook vervuld worden door militairen en in Duitsland voornamelijk door burgers. Het aantal functies is niet alleen afhankelijk van de omvang van de krijgsmacht. Ook kent men in België bij de nationale functies het niveau van brigadegeneraal niet en slaat een kolonel bij bevordering die rang over. Voorts vervullen Nederlandse militairen relatief veel functies bij internationale staven.

205

Hoe groot wordt de controletoren en hoe verhoudt de Planning &

Controlcyclus zich tot de verkleining van de staven?

De controletoren maakt deel uit van de staven die een taakstelling kennen van 30 procent. Pas na vaststelling van de reorganisatieplannen is te zeggen hoe groot de reductie in de controletoren uitvalt. De planning- en controlcyclus zal worden geoptimaliseerd. Centraal zal staan een beter inzicht in de kosten en in het normeren van activiteiten en de daarvoor benodigde middelen, inclusief die voor ondersteunende diensten. Dit is ook een voorwaarde om stapsgewijs weer een structureel evenwicht tussen doelstellingen, activiteiten en middelen te bewerkstelligen.

206

Welke beperkende maatregelen zijn of gaan genomen worden in de sfeer

van de leefomstandigheden?

Er zijn geen beperkende maatregelen genomen. Het is wel mogelijk dat de planning van infrastructurele projecten wordt aangepast, zoals ook gemeld in annex B van de beleidsbrief.

207 en 210

Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het bepalen van de

numerus fixus?

Hoe wordt voorkomen dat met de numerus fixus de organisatie wordt

«dichtgetimmerd»? Hoe wordt er voor gezorgd dat voldoende flexibiliteit

en mogelijkheden voor maatwerk behouden blijven?

De doorslaggevende overweging om de personeelsopbouw door middel van de numerus fixus te reguleren is de behoefte om de defensieorganisatie op langere termijn structureel betaalbaar te maken en te houden. Met de numerus fixus wordt de scheefgroei in de personeelopbouw gecorrigeerd. Er resteert echter voldoende flexibiliteit om rekening te houden met de specifieke inrichtingseisen van de defensieonderdelen.

208

Welke ruimte krijgen commandanten om personeel op kwaliteit en

ervaring te selecteren?

Zie het antwoord op vraag 18.

209

In hoeverre betekent de voorgenomen verdergaande centralisatie van de

personeelslogistiek een verdere bureaucratisering en een toename van de

afstand tussen personeelsbeheerders en het personeel? In hoeverre blijft maatwerk mogelijk?

Zie het antwoord op vraag 132.

210

Hoe wordt voorkomen dat met de numerus fixus de organisatie wordt «dichtgetimmerd»? Hoe wordt er voor gezorgd dat voldoende flexibiliteit en mogelijkheden voor maatwerk behouden blijven?

Zie het antwoord op vraag 207.

211

Klopt het dat er bezuinigd wordt op sport? Zo ja, hoeveel, en hoe wordt de

bezuiniging concreet ingevuld?

Zie het antwoord op vraag 12.

212

Betreffen de (mogelijke) bezuinigingen op sport alleen de internationale sporttoernooien, of ook de reguliere sportinstructeurs die er voor zorgen dat militairen het gewenste conditionele niveau moeten behouden?

Zie het antwoord op vraag 12.

213

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor het ROC-programma?

Zie het antwoord op vraag 194.

214, 222, 226, 246, 289, 290, 296 en 445

Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen voor de rol die reservisten gaan spelen in de krijgsmacht?

Zijn er veranderingen gekomen in de rol van de reservisten in vergelijking met hun rol vóór het verschijnen van deze beleidsbrief? Welke gevolgen hebben de bezuinigingen op de hoeveelheid reservisten en de taken? Hoe wordt de structurele bezuiniging van 6 miljoen euro op de reservisten ingevuld?

Op welke wijze wordt het reservistenbeleid van Defensie aangepast op de nieuwe krijgsmacht?

Met hoe veel personen zal het reservistenbestand naar verwachting toenemen in de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016? Is rekening gehouden met een toename van het aantal reservisten als gevolg van de bezuinigingen? Zo ja, hoe is het beleid hier op aangepast? Zo nee, waarom niet?

Erkent u dat een uitbreiding van het bestand aan reservisten, wat mogelijk is ten gevolge van de uitstroom door de bezuinigingen, waardevol kan zijn voor de Defensieorganisatie? Zo ja, hoe wordt het reservistenbeleid aangepast? Zo nee, waarom niet?

Hoe verhoudt zich de structurele bezuiniging op reservisten van € 6 miljoen tot de motie Bruins Slot (Kamerstuknummer 32 500 X, nr. 18) waarin de regering verzocht wordt bij de totstandkoming van de beleidsbrief de mogelijkheid van een verdere vergroting van het reservisten te betrekken, voor zowel frontfill- als backfilltaken, en daarbij tevens te overwegen om reservisteneenheden op te richten van nationale taken? Op welke wijze heeft u invulling aan deze motie gegeven?

De inzet en de rol van reservisten blijven waardevol voor Defensie. Hierin komt door de beleidsbrief geen verandering. Een groei van het reservistenbestand is op dit moment niet voorzien. De bezuiniging wordt vooral bereikt door burgermedewerkers in de toekomst in te zetten als reservist. Verder zal een deel van de bezuiniging worden behaald door de inzet van reservisten te verminderen.

215

Welke studierichtingen bij de Nederlandse Defensie Academie (NLDA)

zullen worden geschrapt?

Zie het antwoord op vraag 135.

216

De functieduur voor militair personeel wordt verlengd. Hoe lang wordt de functieduur van militair personeel verlengd? Hoe lang wordt de nieuwe functieduur voor militair personeel? Wat voor gevolgen heeft dit op lange termijn voor de leeftijdsopbouw bij Defensie?

Het Algemeen Militair Ambtenarenreglement biedt de mogelijkheid voor een functievervulling van maximaal vijf jaar, waarvan de laatste twee jaar met instemming van de militair. Voor specifieke functiegroepen kan een functieduurvervulling van maximaal zeven jaar worden vastgesteld.

217

Welke aanknopingspunten voor een constructieve gedachtewisseling met

de partners wordt bedoeld? Op welke termijn? Met welke partners?

Zie het antwoord op vraag 182.

218

Welke rol is er belegd voor medezeggenschap binnen de Defensieorganisatie? Hoe wordt de medezeggenschap georganiseerd?

Defensie is momenteel in overleg met de medezeggenschap over de gevolgen van de beleidsbrief voor de organisatie en de bedrijfsvoering. Bij het overleg met de medezeggenschap worden de bestaande kaders gehanteerd, zoals opgenomen in het Besluit medezeggenschap Defensie 2008 (BMD), de Regeling overlegprocedure bij reorganisaties (ROR) en de Aanwijzing SG Uitvoering Reorganisaties Defensie (URD).

219

Competentiegericht onderwijs wordt in de onderwijswereld teruggedraaid. Waarom gaat Defensie hiermee door?

De meeste functies en opleidingen bij Defensie zijn op MBO-niveau. De ontwikkelingen in het MBO-onderwijs zijn dan ook van wezenlijk belang voor Defensie, omdat Defensie ervoor wil zorgen dat het personeel een goede aansluiting vindt op de civiele arbeids- en opleidingsmarkt bij het verlaten van de organisatie. Onlangs heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangekondigd de competentiegerichte kwalificatiestructuur van het MBO-onderwijs te willen vereenvoudigen, waarbij kwalificaties en opleidingen worden gebundeld. Deze maatregelen zijn erop gericht de doelmatigheid van het onderwijs te vergroten en niet in de eerste plaats het competentiegericht onderwijs terug te draaien.

220

In welke specifieke situaties is het uitgangspunt «civiel tenzij» van

toepassing?

Zie het antwoord op vraag 23.

221

Heeft het ontstaan van grotere klassen bij de NLDA gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs en wat betekent het dat de Leergang Topmanagement Defensie verdwijnt?

Zie het antwoord op vraag 135.

222

Zijn er veranderingen gekomen in de rol van de reservisten in vergelijking

met hun rol vóór het verschijnen van deze beleidsbrief?

Zie het antwoord op vraag 214.

223

Hebben de maatregelen tot gevolg dat soldaten alleen nog via de module

«Veiligheid en vakmanschap» kunnen instromen?

Nee, er blijft een beperkte directe instroom bestaan. Instroom via de VeVa-opleidingen bij de ROC’s vormt echter de hoofdstroom en bij fluctuaties van de instroombehoefte zal de directe instroom daarop worden aangepast.

224 en 245

Hoe zit het met de wedde van de initiële onderofficiersopleiding?

Wat is het fiscale voordeel van het geven van zakgeld in plaats van wedde

aan leerlingen bij de initiële officiersopleiding?

Met het voornemen voor een zakgeldregeling voor initiële officiersopleidingen wordt uitvoering gegeven aan de motie-Hernandez/Bosman (Kamerstuk 32 500 X, nr. 64). Deelnemers aan initiële onderofficiersopleidingen houden aanspraak op bezoldiging. Omdat zakgeld en wedde normaal worden belast, is er geen fiscaal voordeel voorzien.

225

Wat wordt verstaan onder een gemeenschappelijk referentiemodel?

Het gemeenschappelijke referentiemodel is een krijgsmachtbrede norm voor de inrichting van het opleidingsveld, waarbij opleiders, trainers en kenniswerkers bij elk operationeel commando worden ondergebracht in één organisatie. Hierbij worden onder meer ook de verhouding instructeur–leerling en de verhouding tussen de «direct bij het onderwijs betrokkenen» en de «overhead» genormeerd en krijgsmachtbreed toegepast.

226

Welke gevolgen hebben de bezuinigingen op de hoeveelheid reservisten en de taken? Hoe wordt de structurele bezuiniging van 6 miljoen euro op de reservisten ingevuld?

Zie het antwoord op vraag 214.

227

Hoe denkt u de wervingskracht voor verjonging van het personeelsbestand van Defensie te behouden als uitstekende prestaties van de krijgsmacht in bijvoorbeeld Uruzgan gevolgd worden door ongekende bezuinigingen met grote gevolgen voor het personeel dat die prestatie heeft neergezet?

Een verjongde krijgsmacht met goede arbeidsvoorwaarden, loopbaanmo-gelijkheden, modern materieel en een gerede kans op operationele inzet, zal ook in de toekomst voldoende wervingskracht bieden.

228 en 229

Verjonging van het militaire personeelsbestand is essentieel, en personeel dat ervoor kiest langer bij Defensie te blijven en ervaring opbouwt blijft van grote waarde, zo schrijft u. Is deze ambitie en gewenste opbouw van het personeelsbestand te realiseren als er slechts voor één op de drie militairen perspectief is om door te stromen, wetende dat er een maximum is van acht jaar dienen per rang? Is er een inschatting gemaakt van de wervingskracht van Defensie en mogelijkheden om ervaren personeel te behouden binnen dit voornemen?

Is er niet een heel groot risico dat, gelet op demografische ontwikkelingen en de personeelspiramide bij Defensie, in 2014/2015 de organisatie met erg veel vacatures te maken gaat krijgen die moeilijk te vervullen zijn? Hoe reëel zijn ingeboekte besparingen op de personele exploitatie? Hoe wordt voorkomen dat net, zoals eerder, Defensie erg veel moeite zal moeten doen om in een aantrekkende arbeidsmarkt aan voldoende gekwalificeerd personeel te komen en mensen aan te moeten stellen met hogere salarissen en hoge premies en bindingspremies ingezet moeten worden om personeel binnen te houden?

Het personeelssysteem voorziet erin het juiste aantal militairen te kunnen laten doorstromen, om zo de beoogde verhouding in het personeelsbestand te bewerkstelligen. Daarvoor worden de sturingsinstrumenten «maximum looptijd in rang» en «maximum aantal militairen per rang» gebruikt. Militairen krijgen de gelegenheid zich te ontwikkelen en zich te kwalificeren voor hogere functieniveaus. Doorstroming hangt af van de ambitie van de militair, zijn capaciteiten en het aantal beschikbare plaatsen in de verschillende rangen. Een deel van de militairen zal na een aantal jaren op eigen initiatief de organisatie verlaten en de loopbaan voortzetten buiten Defensie, zoals ook nu het geval is. Door de ontwikkelings- en opleidingsmogelijkheden die Defensie biedt, vinden militairen doorgaans goede aansluiting bij de civiele arbeidsmarkt.

De verwachting is dat van het nieuwe personeelssysteem voldoende wervingskracht zal uitgaan. De maximum looptijden in rang zullen over het algemeen perspectief bieden op een langer verblijf als militair dan de aanstellingen voor bepaalde tijd die in het verleden werden aangeboden. Door militairen tijdig duidelijkheid te bieden over doorstroommogelijkheden, kan voldoende gekwalificeerd personeel worden behouden voor de hogere functieniveaus.

230

Is temporisering van afbouw van personeel niet goedkoper dan nu zo snel mogelijk mensen ontslaan, gezien de verwachte demografische ontwikkeling en de personeelspiramide bij Defensie?

In de afgelopen periode heeft Defensie beleid ingezet om de personeelssamenstelling te verjongen en de scheefgroei in de kwalitatieve rang-en schaalopbouw op te heffen. Met de huidige regelgeving is dit een langdurig traject. De aanstaande herstructurering biedt de mogelijkheid dit traject te verkorten. De kosten van de herstructurering zullen inderdaad op de korte termijn hoger zijn, maar op langere termijn ontstaat een goedkopere en structureel betaalbare defensieorganisatie met een jonger personeelsbestand en een evenwichtige rang- en schaalopbouw.

231

Is het mogelijk om het personeel goed en snel te informeren zodat zij duidelijkheid hebben over hun baan en toekomst als enerzijds een beleidsbrief verschijnt met concrete, met name operationele, bezuinigingsvoorstellen terwijl er anderzijds nog erg veel onduidelijkheid is over de uitwerking daarvan en dus onduidelijkheid over personele gevolgen? Waarom is er niet gewacht met het uitbrengen van de voorstellen totdat deze meer in detail uitgewerkt waren, zoals ook de toekomst van de verschillende defensielocaties pas later bekend zal worden?

Defensie heeft ervoor gekozen het personeel zo snel mogelijk inzicht te geven in de gevolgen van de beleidsbrief. Dat daarmee nog niet voor iedere medewerker duidelijkheid is over zijn of haar toekomst, is onvermijdelijk. Ook een verdere uitwerking van de plannen zou geen soelaas bieden, omdat meer duidelijkheid pas zal ontstaan als gevolg van de afzonderlijke reorganisaties.

232

«Het huidige Sociaal Beleidskader loopt op 1 januari 2013 af. Op korte termijn echter moet worden gesproken over flankerend sociaal beleid bij de nu aangekondigde, omvangrijke bezuinigingsmaatregelen, waarvan sommige spoedig ingaan.» Welke maatregelen gaan al spoedig in? Betekent het aanvangen van het gesprek over flankerend sociaal beleid dat het huidige Sociaal Beleidskader vervangen wordt?

Met de bezuinigingsmaatregelen die al spoedig ingaan, wordt gedoeld op de operationele eenheden die per 9 mei jl. zijn stilgezet en waarvan het de bedoeling is dat deze na het doorlopen van het reorganisatietraject worden opgeheven. Het streven is deze reorganisatietrajecten op een zorgvuldige maar ook voortvarende wijze te doorlopen, zodanig dat het betrokken personeel mogelijk nog dit jaar duidelijkheid kan worden gegeven. Met de aanvang van het gesprek over nieuw flankerend beleid wordt inderdaad bedoeld dat Defensie beoogt dat het huidige Sociaal Beleidskader wordt vervangen. Defensie streeft een activering na, met als doel het stimuleren van de overgang van werk naar werk en een gelijke behandeling van iedereen tijdens de reductieoperatie.

233

Hoeveel extra geld krijgt de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID)? Waar gaat dit geld aan besteed worden? Wat voor kosten worden er verder gemaakt bij de professionalisering van de integriteitszorg?

Het budget voor de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) wordt verhoogd met € 0,2 miljoen structureel. Dit budget wordt besteed aan uitbreiding van de onderzoekscapaciteit.

234

Wanneer verwacht u dat de eerste gedwongen ontslagen zullen vallen? Hoe snel kunt u zekerheid geven aan het personeel of zij bij deze groep zullen horen?

Zie het antwoord op vraag 59.

235

Wat bedoelt u specifiek met de bepaling dat het ambitieniveau van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht niet volledig kan worden waargemaakt? Op welke specifieke terreinen ziet u de meeste problemen om dit ambitieniveau waar te maken?

Zie het antwoord op vraag 28.

236

Wat gebeurt er met de tradities van eenheden die worden opgeheven?

De traditieraden zullen bezien of, en zo ja, welke eenheid de tradities van de op te heffen eenheden kan voortzetten.

237 t/m 241, 452, 283 en 287

Wat zijn de operationele verschillen tussen een Oceangoing Patrol Vessel (OPV) en een M-fregat?

Kunt u een vergelijking maken van de inzetbaarheid van M-fregatten en OPV’s tijdens missies ter bestrijding van drugshandel en piraterij, en grensbewaking?

Wat zijn de jaarlijkse exploitatiekosten van een OPV? Kunt een vergelijking geven van de exploitatiekosten van een OPV met de grotere oppervlakte-schepen?

Wat zijn de operationele overwegingen om twee OPV’s na aflevering te verkopen?Wat zijn de gevolgen van het schrappen van twee OPV’s voor de Nederlandse deelnames aan internationale missies in het kader van drugs- en piraterijbestrijding en grensbewaking? Waarom is besloten tot het behoud van de M-fregatten? Wat kost het per jaar om een M-fregat in de vaart te houden? Waarom is er voor gekozen om twee patrouilleschepen af te stoten? Wat zijn de gevolgen van de afstoting van twee patrouilleschepen voor de mogelijkheden van Nederland om in de toekomst bij te kunnen dragen aan anti-piraterij missies?

Waarom is er voor gekozen om twee van de vier patrouilleschepen af te stoten, terwijl deze veel taken kunnen uitvoeren die grotere eenheden nu doen (counterdrugs, embargo-operaties, non-combattant-evacuations, piraterijbestrijding, etcetera) en tegen lagere exploitatiekosten? Welke bezuiniging levert dit op?

Defensie hecht veel belang aan de mogelijkheden van een omvangrijke en flexibele inzet van de zeestrijdkrachten, op alle geweldsniveaus. Ook na de voorgenomen vermindering van het totale aantal platforms blijft dit haalbaar door het behoud van twee Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) en zes fregatten.

Door twee van de vier OPV’s niet in dienst te stellen zal de maritieme capaciteit voor drugs- en piraterijbestrijding en grensbewaking kleiner zijn dan in de Marinestudie 2005 was voorzien, maar nog altijd groter dan de huidige capaciteit. Met de beide OPV’s kan de derde hoofdtaak van Defensie, de ondersteuning van civiele autoriteiten, voldoende worden uitgevoerd. Wel zullen in de toekomst voor deze taken ook andere scheepsklassen moeten worden ingezet.

OPV’S zijn, zoals gesteld in de Marinestudie 2005, vooral bedoeld en toegerust voor handhavingstaken en search and rescue op de Noordzee en in de West. OPV’s zijn met hun sensoren en wapensystemen uitsluitend geschikt voor missies met lage geweldsniveaus, terwijl M-fregatten zijn uitgerust met sensoren en wapens voor operaties met hogere geweldsniveaus. Fregatten kunnen ook worden ingezet voor taken waarvoor OPV’s geschikt zijn, maar omgekeerd geldt dat niet; OPV’S kunnen niet worden ingezet in operaties waar met geweldsescalatie rekening moet worden gehouden. Voor de eerste twee hoofdtaken – de bescherming van de territoriale belangen en van de internationale rechtsorde – zijn dus multifunctionele capaciteiten nodig. Met de M-fregatten als zwaardere capaciteit kan een operatie ook bij een escalatie van een conflict worden voortgezet.

De jaarlijkse exploitatiekosten van een OPV bedragen € 7,7 miljoen en die van een M-fregat € 17,7 miljoen. De maatregel levert € 15,4 miljoen op. Een M-fregat heeft een grotere bemanning en complexere techniek dan een OPV en vergt meer ondersteuning door de walorganisatie van het Commando zeestrijdkrachten, de DMO en het CDC. De M-fregatten worden overigens met België gezamenlijk geëxploiteerd.

242, 292, 295, 314, 315, 339, 340, 359, 360 en 389 Heeft u al zicht op mogelijke verkoop van tanks? Wat schat u dat de verkoop van de tanks zal opleveren?

Wie zal de vier mijnenjagers kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)? Wie zal de twee patrouilleschepen kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)? Wie zal de Nederlandse tanks kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)? Wie zal de pantserhouwitsers kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)? Wie zal de Stinger-luchtverdediginssystemen kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Wie zal de 80 Medium Range Anti Tank wapensystemen kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Wie zal de 19 overtollige F-16 toestellen kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)? Wie zal de Cougar-helikopters kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)? Wie zal de DC-10 kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

De opbrengsten van de verkoop van overtollig defensiematerieel zijn altijd het resultaat van commercieel vertrouwelijke onderhandelingen. Hierbij speelt de restwaarde van het materieel een rol, evenals de omstandigheden op de markt voor defensiematerieel. Bijkomende kosten zijn onder meer afhankelijk van de afspraken die worden vastgelegd in het verkoopcontract. Zie tevens het antwoord op vraag 33.

243, 251, 261, 262, 311, 323 en 330

Hoe zal het verlies van de tankcapaciteit worden opgevangen? Waarom is niet overwogen om een deel van de cavalerie onderdeel uit te laten maken van de infanteriecompagnieën?

Waarom is er niet voor gekozen om dertig tanks operationeel te houden, onder te brengen bij de pantserinfanteriebetaljons, en daarmee de staven en stafeskadrons bij de tanks op heffen en alle materieellogistieke en facilitaire ondersteuning onder te brengen bij Duitsland, alsmede de opleidingen in samenwerking met Duitsland te verzorgen? Waarom bent u met het afstoten van alle gevechtstanks verder gegaan dan de zogenoemde «min-variant» van de Verkenningen? Neemt u daarmee niet een «regret-beslissing» met als gevolg dat de krijgsmacht niet langer veelzijdig inzetbaar is?

Waarom worden beide tankbataljons opgeheven? Welke totale bezuiniging (inclusief ten aanzien van personeel, onderhoudsbedrijven etc.) levert dit op?

Het opheffen van beide tankbataljons is een gevoelig verlies voor de slagkracht van de krijgsmacht, zo schrijft u. Wat zijn de redenen waarom dan toch gekozen is voor het opheffen van beide bataljons? Zijn er alternatieven onderzocht, zoals bijvoorbeeld het operationeel houden van een aantal tanks en deze onder te brengen bij bestaande pantserinfante-riebataljons en gelijktijdig besparen door samenwerking met Duitsland, dat hetzelfde wapensysteem heeft? Zo ja, hoeveel zou dat kosten? Zo nee, waarom niet?

Een van de hoofdtaken van de tanks is het bestrijden van andere tanks en zwaar gepantserde doelen. Voor deze taak zijn ook de Anti Tank Wapensystemen geschikt. Hoe worden deze taken uitgevoerd nu niet alleen beide tankbataljons worden opgeheven, maar ook de Medium Range Anti Tankwapensystemen worden gehalveerd?

De opheffing van de volledige tankcapaciteit levert aanzienlijk meer op dan een verkleining van het bestand. Ook zonder gevechtstanks is de krijgsmacht gedeeltelijk «Veelzijdig inzetbaar». Bij de besluitvorming zijn diverse alternatieven overwogen, waaronder gehele of gedeeltelijke integratie met de pantserinfanterie. Internationale samenwerking, bijvoorbeeld met Duitsland, is niet overwogen. Tanks zijn relatief duur in de exploitatie en op korte termijn (vanaf 2019) zou vervanging aan de orde zijn. De besparingen bedragen € 91,4 miljoen structureel.

Het verlies van de tankcapaciteit wordt gedeeltelijk opgevangen door de Medium Range Anti Tank (MRAT) eenheden en – voor lichter gepantserde doelen – het Infanteriegevechtsvoertuig CV-90. Ook de Apache-gevechtshelikopter en het F-16 jachtvliegtuig kunnen een deel van de rol van de tank overnemen.

244

Wat gebeurt er met de bemanning van de Hr. Ms Zuiderkruis nadat zij terug zijn gekomen van de inzet in de operatie Atalanta? Is er een kans dat zij direct na thuiskomst hun baan kwijt zullen zijn?

De bemanningsleden worden na terugkomst herplaatst in de organisatie en verliezen dus niet direct na thuiskomst hun baan.

245

Wat is het fiscale voordeel van het geven van zakgeld in plaats van wedde

aan leerlingen bij de initiële officiersopleiding?

Zie het antwoord op vraag 224.

246

Op welke wijze wordt het reservistenbeleid van Defensie aangepast op de

nieuwe krijgsmacht?

Zie het antwoord op vraag 214.

247

Kunt u een overzicht geven van de bestaande bilaterale samenwerking op

het gebied van mijnenbestrijdingscapaciteit?

De bilaterale samenwerking op het gebied van mijnenbestrijding met de Belgische Zeemacht berust op de ministeriële kaders van de Nederlands-Belgische Militaire Overeenkomst (1948) en de Regeling van de Samenwerking tussen de Belgische en Nederlandse Marine (BENESAM, 1995).

Het betreft het gezamenlijk opereren (Admiraal Benelux-organisatie), het gezamenlijk opleiden, opwerken en trainen (Mine Counter Measures Operational Sea Training (MOST) en de Belgisch-Nederlandse Mijnenbe-strijdingsschool Eguermin), het gezamenlijk onderhouden van de Nederlandse Alkmaarklasse-mijnenbestrijdingsvaartuigen te Zeebrugge en het gezamenlijk modificeren (bv. het Project Aanpassing mijnenbestrij-dingscapaciteit). Daarnaast is er ook bilaterale samenwerking met Duitsland en Zweden.

248

Wat zullen de extra kosten zijn om de Hr. Ms. Amsterdam een extra jaar in de vaart te houden tot medio 2015 als de Joint Support Ship (JSS) in de vaart kan worden genomen?

De extra kosten om Hr.Ms. Amsterdam een extra jaar in de vaart te houden bedragen ongeveer € 16,0 miljoen.

249

Liggen er in andere (Europese) landen ook plannen op tafel om gevechts-tanks op te heffen? Zo ja, welke?

Ja. In België is jaren geleden het besluit genomen de gevechtstanks uit te faseren en te vervangen door gepantserde wielvoertuigen. De laatste 35 gevechtstanks zullen, in afwachting van de levering van de laatste gepantserde wielvoertuigen, naar verwachting in 2014 uit dienst worden gesteld.

250

Hebben er al landen interesse getoond in onze gevechtstanks? Zo ja,

welke landen?

Verschillende landen hebben enige belangstelling getoond. Om commercieel vertrouwelijke redenen kan hierover geen nadere informatie worden verstrekt. Zie tevens het antwoord op vraag 33.

251

Waarom is niet overwogen om een deel van de cavalerie onderdeel uit te

laten maken van de infanteriecompagnieën?

Zie het antwoord op vraag 243.

252

Wat gebeurt er met de cavalerie-verkenningseenheden?

De verkenningspelotons van de tankbataljons zijn, evenals de rest van de eenheden, stilgezet en worden opgeheven. De brigadeverkenningseska-drons van de gemechaniseerde brigades blijven als eenheid in stand.

253

De patrouilleschepen ontberen een adequate zelfverdedigingscapaciteit tegen luchtdoelen. Mocht evenwel een toekomstige klant voor de overname van de twee voor verkoop aangeboden schepen alsnog deze schepen willen toerusten met een compact-, modulair- en eventueel missieafhankelijk te plaatsen zelfverdedigingwapensysteem tegen luchtdoelen, bent u dan bereid om eventueel aan te sluiten bij een dergelijke initiatief, teneinde de twee Nederlandse OPV’s alsnog van een adequate zelfverdedigingscapaciteit tegen luchtdoelen te voorzien?

Nee, dit komt niet overeen met de eisen van het project Patrouilleschepen waarover de Kamer is geïnformeerd met de brief over de gecombineerde voorstudie-, studie- en verwervingsvoorbereidingsfase (Kamerstuk 31 200 X, nr. 42 van 14 november 2007). Een dergelijk initiatief zou bovendien leiden tot extra kosten.

254 t/m 256

Welke kosten zijn gemoeid met de annulering van de aanschaf van twee patrouilleschepen? Wegen deze kosten op tegen de beoogde besparingen ter grootte van 15,4 miljoen euro per jaar?

Wat zijn de kosten voor het annuleren van de speciaal voor de patrouille-schepen ontwikkelde radarmast voor het derde en vierde patrouilleschip? Moet Defensie betalen voor de reeds bestelde voortstuwing etc. van het derde en vierde patrouilleschip (waarvan de aanschaf geannuleerd wordt)? Of zijn er boetes die betaald moeten worden aan onderleveranciers?

De vier patrouilleschepen (OPV’s) worden in overeenstemming met het contract van het project Patrouilleschepen betaald en afgenomen. De twee schepen die niet in de vaart worden genomen, worden gereed gemaakt voor verkoop. De radarmast die voor de OPV’s is ontwikkeld wordt ook gebruikt voor het Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS). Defensie hoeft geen annuleringskosten of boetes te betalen aan leveranciers en onderleveranciers.

257

Kunt u uiteenzetten hoeveel er wordt bezuinigd op sportinstructeurs, zowel in aantallen als in geld? Wat is de impact hiervan op de fysieke capaciteit van het personeel, en daarmee op de kwaliteit van te ondernemen missies?

Zie het antwoord op vraag 12.

258, 325 en 326

Is het waar dat bij de DMO door het opheffen van het tankbestand grote aantallen functies niet kunnen worden wegbezuinigd omdat er nog een aantal afgeleide types van de tank in de organisatie zijn (zoals 10 Leopard genietanks, 25 Leopard bergingstanks en 10 Leopard bruglegtanks)? Zou het in deze lijn niet logisch zijn om voor onze krijgsmacht voor alle materieelsoorten met kleine verzorgingsaantallen Europees te gaan samenwerken en dit onder te brengen bij landen met veel grotere verzorgingsaantallen, zoals bij de Leopard tanks?

Kunt u uiteenzetten wat de kosten van het wapensysteem tank per stuk zijn indien enige tientallen operationeel zouden blijven terwijl alle staf- en management functies bij DMO, CDC en Opleidings- en trainingcommando (OTCo) zijn opgeheven en de werkzaamheden ge «outsourced» zijn in een ander land.

Hoeveel functies kunnen bij DMO worden bezuinigd door het opheffen van het tankbestand, gelet op feit dat er nog een aantal afgeleide types van de tank in de organisatie zijn, zoals de Leopard genietank, de Leopard bergingstank en de Leopard bruglegtank?

Bij de besparingen door de opheffing van het tankbestand is gekeken naar het beslag dat deze capaciteit legt op de hele begroting voor zowel directe als indirecte effecten. Hierdoor wordt voorkomen dat alleen naar de teeth wordt gekeken en niet naar de tail. De tankcapaciteit drukt relatief zwaar op de budgetten voor (logistieke) ondersteuning, bijvoorbeeld de instandhoudingbudgetten en formatiebudgetten van de DMO. Bij de uitvoering van de maatregel wordt de nieuwe organisatie vormgegeven. Europese samenwerking en overleg kosten tijd en besparingen kunnen pas worden ingeboekt als er concrete afspraken zijn (zie ook het antwoord op de vragen 259 en 327). Dergelijke afspraken voor het volledig uitbe- steden van werkzaamheden in een ander land zijn er niet voor de tankcapaciteit.

259

Is het waar dat Duitsland, Denemarken en Noorwegen hun Leopard 2 tanks in ongeveer dezelfde configuratie als de Nederlandse versie operationeel en inzetbaar houden, waarbij Denemarken en Noorwegen dit in relatief kleine aantallen doen en ook in Duitsland het aantal tanks sterk wordt teruggebracht? Ligt Europese samenwerking met deze landen dan niet voor de hand, zoals het «poolen» van alle functies gerelateerd aan configuratiemanagement, incidentele modificaties, aanschaf van reservedelen en munitie, alsmede het onderhouden van componenten? Waarom is dit niet overwogen?

Van alle landen met Leopard 2 tanks is ongeveer 40 procent van het Duitse tankbestand enigszins te vergelijken met het Nederlandse type Leopard 2. Qua configuratie is alleen de Duitse 2A6 enigszins te vergelijken met de Nederlandse Leopard 2A6NL, maar zij zijn niet inwisselbaar. Er is in het verleden uiteraard samengewerkt, onder andere in het LEOBEN-overleg (Leopard Benutzer), maar alleen met Duitsland is een MoU getekend over de gezamenlijke aanschaf van munitie. Verdere samenwerking op het gebied van bijvoorbeeld configuratiemanagement is niet overwogen. Defensie streeft permanent naar verdere Europese samenwerking. Deze processen zijn echter verre van eenvoudig, omdat soevereine staten veelal hun eigen verantwoordelijkheden willen blijven dragen.

260 en 328

Klopt het dat de Leopard tank in veel opzichten kosteneffectiever is dan de

Apache helikopter, zoals inzet op de grond in relatie tot vlieguren, en in

munitiegebruik?

De Apache-helikopter zou een deel van de taken van de tank kunnen

vervangen tijdens een missie. Kunt u uiteenzetten hoeveel de inzet van

een Apache kost, inclusief het gebruik van munitie, en hoeveel de inzet

van een tank kost?

Hoewel er een overlap is tussen de taken van de Leopard 2 tank en de Apache-gevechtshelikopter zijn het verschillende capaciteiten waarvan de kosteneffectiviteit niet objectief kan worden vergeleken.

261

Waarom is er niet voor gekozen om dertig tanks operationeel te houden, onder te brengen bij de pantserinfanteriebetaljons, en daarmee de staven en stafeskadrons bij de tanks op heffen en alle materieellogistieke en facilitaire ondersteuning onder te brengen bij Duitsland, alsmede de opleidingen in samenwerking met Duitsland te verzorgen?

Zie het antwoord op vraag 243.

262

Waarom bent u met het afstoten van alle gevechtstanks verder gegaan dan de zogenoemde «min-variant» van de Verkenningen? Neemt u daarmee niet een «regret-beslissing» met als gevolg dat de krijgsmacht niet langer veelzijdig inzetbaar is?

Zie het antwoord op vraag 243.

263 en 264

Waarom wordt bij de landstrijdkrachten vastgehouden aan de bestaande

hoofdstructuur van twee gemechaniseerde en één luchtmobiele brigade-

staven, alsmede een binationale legerkorpsstaf, terwijl er in de operationele eenheden fors gesneden wordt? Hoe verhoudt zich dit tot het uitgangspunt om te komen tot een reductie van staven? Waarom is er niet voor gekozen om de twee gemechaniseerde brigades samen te voegen tot één brigade, met behoud van de operationele eenheden? Welke voordelen kunnen hiermee behaald worden?

Het brigadeniveau vormt de hoeksteen van het landoptreden en stelt Nederland in staat een actieve en effectieve bijdrage te leveren in de Navo en de EU. Brigadestaven zijn operationele staven die het mogelijk maakten dat Nederland het commando kon voeren over Regional Command South in Afghanistan en ruim vier jaar leiding kon geven aan de Task Force Uruzgan. Daarnaast vormt een brigadestaf bij toerbeurt het Force Headquarters voor de EU Battlegroup. De brigadestaf is het operationele niveau waar de 3-D benadering gestalte krijgt. Hier vindt in het operatiegebied de integrale afstemming voor de inzet van militaire middelen plaats en de integratie met diplomaten, OS-medewerkers, vertegenwoordigers van overige departementen, internationale partners en non-gouvernementele organisaties. De legerkorpsstaf gaf twee maal leiding aan de ISAF-operatie in Afghanistan en vormt bij toerbeurt de kern voor de Nato Response Force. Nederland beschikt met de Duits-Nederlandse legerkorpsstaf over een hoofdkwartier dat op operationeel niveau grote operaties kan aansturen.

Het brigadeniveau speelt een sleutelrol in het kernproces van het Commando landstrijdkrachten. Het is randvoorwaardelijk voor het opleiden en trainen, formeren en gereedstellen van in te zetten eenheden. Personeel in de brigadestaven en de legerkorpsstaf doet relevante operationele kennis en ervaring op die ook van groot belang is voor het functioneren in internationale hoofdkwartieren. De span of control van de brigadestaf, ook na de voorgenomen bezuinigingen, is dusdanig dat samenvoeging van staven geen reële optie is.

Ten slotte zijn de brigadestaven ook van groot belang voor de nationale operaties. Door het integreren van de brigadestaven van de Koninklijke landmacht met de Regionale Militaire Commando’s spelen de brigadestaven een belangrijke rol in de uitvoering en coördinatie van Militaire Bijstand en Militaire Steunverlening (onder andere bij rampenbestrijding). Op deze wijze geven zij gestalte aan de derde hoofdtaak van Defensie en de intensivering van de Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS).

265

Waarom heeft geen integrale heroverweging plaatsgevonden van de organisatiestructuur van het CLAS (brigades, bataljon, compagnie, peloton, etc.)? Dit in het licht van het feit dat de eenheden van het CLAS de afgelopen jaren nauwelijks organiek ingezet zijn, maar bijna altijd in joint Battle Groups en Task Forces? In hoeverre zou het principe «train as you fight» tot een aanpassing van de organisatiestructuur moeten leiden?

Iedere missie heeft haar eigen karakteristieken en vereist, afhankelijk van een groot aantal factoren, een specifieke samenstelling van eenheden. De kracht van de organisatiestructuur van het Commando landstrijdkrachten is de modulariteit van de brigade en haar eenheden. Hierdoor is het mogelijk om, geheel toegesneden op de missie, eenheden te formeren en gereed te stellen waarbij bataljonsstaven (Battlegroups) en brigadestaven (Task Forces) de niveaus van commandovoering zijn. Daarnaast is het pas mogelijk om geïntegreerd te oefenen en te opereren nadat een eenheid eerst qua opleiding en training gereed is op het eigen vakgebied. Zo leiden genisten eerst genisten op voordat de integratie met andere eenheden plaatsvindt. Voor deze opleiding en training is expertise nodig binnen de eenheid en de staf. Als je al deze benodigde expertise op bataljonsniveau (Battlegroup) wilt neerleggen, creëer je feitelijk «mini brigadestaven» met veel specifieke trainingsexpertise.

266, 267, 270, 313 en 410

Wat zijn de gevolgen van de personele reducties in het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier voor de Duits-Nederlandse samenwerking? Hoeveel Nederlands defensiepersoneel is nu werkzaam op het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps?

Welke andere eenheden zullen een deel van het takenpakket van de staf Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL) overnemen? Waarom wordt de staf van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier en het Operationeel Ondersteuningscommando Land verkleind? Welke bezuinigingen levert dit op?

Welke functies worden (grofweg) bij het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier geschrapt?

Nederland vervult 182 functies in de staf van het gezamenlijke Duits-Nederlandse hoofdkwartier in Münster. Voorts zijn er nog ruim honderd Nederlandse militairen in Münster geplaatst voor ondersteuningstaken, bij een geïntegreerd Duits-Nederlands ondersteuningsbataljon. Om kosten te besparen, vooral door de ondersteunende capaciteit anders in te richten, streeft Nederland ernaar – in nauw overleg met Duitsland – 70 tot 100 van deze Nederlandse militairen terug te trekken. Tijdens het ministerieel overleg in Berlijn op 10 mei jl. is overeengekomen dat het hoofdkwartier, als ankerpunt in de bilaterale samenwerking, het binationale karakter zal behouden en dat beide landen evenredig zullen reduceren. Over de precieze uitwerking en de modaliteiten wordt nog verder overlegd.

Het takenpakket van de staf van het Operationeel Ondersteuningscommando Land verandert niet. Wel is vanuit de ervaring met de Redeployment Taskforce gebleken dat dit Ondersteuningscommando beter gebruik kan maken van de stafcapaciteit van de ondergeschikte eenheden. Hierdoor kunnen 80 vte’n worden bespaard.

268

In hoeverre kan de doelstelling uit het regeerakkoord voor een veelzijdig inzetbare krijgsmacht binnen de nieuwe financiële kaders wél worden waargemaakt? Welke onderdelen van de doelstelling kunnen worden waargemaakt, en welke onderdelen kunnen niet worden waargemaakt?

Zie het antwoord op vraag 28.

269 en 284

Kunt u een overzicht geven van het aantal dagen per jaar dat de Nederlandse onderzeeboten zijn ingezet, per jaar vanaf het jaar 2001? Kunt u in dit overzicht ook opnemen wat de kosten van deze inzet per jaar waren? Tot wanneer wil Defensie beschikken over een onderzeedienst? Wat is de inzetbaarheid van de vier onderzeeboten in vaardagen per jaar?

De onderzeeboten van Defensie zijn momenteel van groot belang voor de operationele inzet van de krijgsmacht. Vooralsnog zal dit niet veranderen. Het voorziene aantal vaardagen van de onderzeeboten bedraagt 160 per jaar per boot. Door onvoorziene omstandigheden kan het aantal vaardagen van bepaalde eenheden toenemen. Defensie hanteert hierbij een richtlijn van maximaal 200 vaardagen per jaar.

In de afgelopen tien jaar zijn de Nederlandse onderzeeboten gemiddeld 95 dagen per jaar ingezet. De uitgaven verbonden aan de gereedstelling van onderzeeboten komen ten laste van beleidsartikel 21 (Commando zeestrijdkrachten). De additionele uitgaven verbonden aan de inzet van onderzeeboten komen ten laste van beleidsartikel 20 (uitvoeren crisisbeheersingsoperaties). De kosten per jaar worden verantwoord in de beleidsartikelen 20 en 21 van de jaarverslagen van Defensie.

270

Welke andere eenheden zullen een deel van het takenpakket van de staf

Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL) overnemen?

Zie het antwoord op vraag 266.

271

Kunt u een overzicht geven van het aantal defensiemedewerkers van de verschillende brigadestaven van de gemechaniseerde brigades (uitgesplitst op rangen)?

Onderstaande tabel geeft de functies weer van de brigadestaven van de 13e en 43e Gemechaniseerde Brigades.

rang                                                                                     13 mechbrig                             43 mechbrig

Brigadegeneraal                                                                                    1                                                1

Kolonel                                                                                                   1                                                1

Luitenant-kolonel                                                                                   5                                                5

Majoor                                                                                                  18                                              17

Kapitein                                                                                                25                                              27

Luitenant                                                                                              11                                              11

Adjudant                                                                                               19                                              19

Sergeant-majoor                                                                                  15                                              15

Sergeant                                                                                               14                                              14

Korporaal                                                                                              28                                              28

Soldaat                                                                                                 25                                              25

Schaal 11                                                                                                1                                                1

Schaal 10                                                                                                1                                                1

Schaal 9                                                                                                  6                                                6

Schaal 8                                                                                                  1                                                1

Schaal 7                                                                                                  2                                                2

Schaal 5                                                                                                  1                                                1

272 en 273

Gesteld wordt dat met de financiële kaders van het regeerakkoord de

doelstelling van een veelzijdig inzetbare krijgsmacht met het bijbehorende

ambitieniveau zoals uitgewerkt in de Verkenningen niet volledig kan

worden waargemaakt. Welk deel van het ambitieniveau kan dan wel

worden waargemaakt?

Is de zin «Dat betekent bijvoorbeeld dat de krijgsmacht capaciteiten moet

behouden om in zware conflicten te kunnen meedoen» niet strijdig met de

noodzakelijke verlaging van het ambitieniveau?

Zie het antwoord op vraag 28.

274

Deelt u de mening dat het stelsel van integriteitzorg verder moet professionaliseren, bijvoorbeeld door externe onderzoeken voortaan niet door voormalige generaals uitgevoerd te laten worden?

Ik deel de mening dat het stelstel van integriteitszorg verder moet professionaliseren. De professionalisering van integriteitzorg heeft onlangs onder andere vorm gekregen door de oprichting van de COID. Ook de uitkomsten van het onderzoek van de commissie integriteitszorg zullen bij de professionalisering van het stelsel worden betrokken.

275

De Engelse regering heeft ervoor gekozen om tijdelijk een aantal operationele eenheden te deactiveren, om zo op korte termijn de noodzakelijke bezuinigingen te realiseren. Zodra de overheidsfinanciën dit toelaten kunnen deze onderdelen weer worden geactiveerd. Heeft u dit overwogen? Waarom is hier niet voor gekozen, zeker gelet op de verantwoordelijkheid die het huidige kabinet legt bij een volgend kabinet?

Zie het antwoord op vraag 49.

276

Op 9 mei 2011 worden operationele eenheden die worden opgeheven al stilgezet. Hoe ziet de nabije toekomst voor betrokken personeelsleden eruit? Hoe wordt voorkomen dat zij de komende maanden in grote onzekerheid en zonder werkelijk te kunnen werken door moeten brengen?

Zie het antwoord op vraag 179.

277, 297 en 361 t/m 367

Wat zijn de jaarlijkse operationele kosten van een F-16 momenteel? Wat zijn deze kosten in 2014? Wat zijn deze kosten in 2018? Kunt u de schatting van 300 miljoen euro voor het langer doorvliegen met 68 F-16’s nader specificeren?

Welke berekening ligt ten grondslag aan de schatting dat doorvliegen met 68 F-16’s 300 miljoen euro kost? Kunnen de kosten (300 miljoen) worden onderbouwd en uitgesplitst? Wat is de verdeling van deze kosten per jaar, voor de jaren 2011, 2012, 2013, 204, 2015 en 2016? Kunt u in een overzicht weergeven welke kostenposten opgeteld de ongeveer 300 miljoen euro opmaken die gemoeid zijn met het langer doorvliegen met de 68 F-16’s? Vanaf welk jaar worden deze extra kosten gemaakt? Hoeveel extra kosten zijn dit per kostenpost en per tailnummer? Betreft het geschatte bedrag van 300 miljoen euro de kosten van onderhoud naast het reguliere onderhoud? Zo nee, welke kosten betreft het hier dan? Zo ja, kunt u dit bedrag uitsplitsen per toestel per jaar? Kunt u per tailnummer aangeven wat de kosten zijn voor het langer doorvliegen met de F-16’s? Kunt u tevens aangeven hoeveel vlieguren er per tailnummer staan gepland in de periode dat er langer doorgevlogen wordt?

Hoe wordt het bedrag van 300 miljoen euro ingeboekt op de begroting (welk bedrag voor welk jaar, tot en met welk jaar)? Op welk begrotingsarti-kel(en) is dit bedrag ingeboekt?

Kunt u de Kamer een overzicht geven van de procentuele stijging van de exploitatiekosten, uitgesplitst in verschillende kostenposten, per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016? Kunt u de Kamer een overzicht geven van de verwachte kostenontwikkeling ten aanzien van het onderhoud per vlieguur, per tailnummer van de F-16’s over de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Zoals gemeld in de brief van 28 januari jl. (Handelingen TK 2010–2011, aanhangsel nr. 1234) is in 2010 voor de 87 F-16’s in totaal € 122,8 miljoen uitgegeven voor reparaties, vervanging van reservedelen, instandhouding en personeelskosten voor onderhoud. Hierbij zijn de personeelskosten van het onderhoud van de in de Verenigde Staten gestationeerde toestellen niet verwerkt. Voor dit onderhoud is een meerjarig contract met de Amerikaanse overheid gesloten. De kosten van ongeveer € 300 miljoen betreffen het drie jaar langer doorvliegen met de 68 F-16’s in verband met het uitstel van de vervanging van de F-16 tot 2019 in plaats van 2016. Het gaat bij de € 300 miljoen niet om exploitatiekosten maar om investeringskosten vanaf ongeveer 2015 voor aparte, extra instandhoudingsprojecten, vliegveiligheid, luchtwaardigheid en zelfbescherming. Deze projecten zullen de daarvoor gebruikelijke procedures doorlopen in overeenstemming met het DMP en komen hoofdzakelijk ten laste van begrotingsartikel 25 (DMO).

Tevens zal langer doorvliegen met de F-16 gepaard gaan met een stijgende onderhoudswerklast en een toename van onvoorziene reparaties. De exploitatiekosten zullen als gevolg hiervan toenemen terwijl de beschikbaarheid voor oefeningen en operationele inzet afneemt. Een gedetailleerde meerjarige raming hiervan is echter vanwege de grote onzekerheden niet te maken. Daarom is het ook niet mogelijk een specificatie te geven per jaar of per afzonderlijk vliegtuig («tailnummer»), te meer omdat niet per toestel is te voorspellen wat voor defecten zich zullen voordoen. Over de planning van het gemiddelde aantal vlieguren per toestel in de komende jaren moeten nog besluiten worden genomen. Zie hiervoor ook het antwoord op de vragen 370 en 371.

278 en 279

Wat bedoelt u met «in operationeel opzicht zal de F-16 allengs minder voldoen aan de eisen van de tijd»? Wat zijn die eisen precies? Kunt u deze tekortkomingen specificeren? Gaat dit ten koste van de veiligheid van Nederlandse vliegers tijdens internationale missies? Beperkt dit de inzetbaarheid van Nederlandse F-16’s tijdens internationale missies? Zo ja, kunt u dit specificeren?

Kunnen F-16’s ingezet worden in landen die in bezit zijn van een operationeel luchtafweersysteem van het type «double digit SAM»? Zo nee, wat betekent dit voor de internationale inzetbaarheid van de Nederlandse luchtmacht?

Uitstel van de vervanging van de F-16’s brengt operationele risico’s en daarmee beperkingen mee. Onder meer vanwege de proliferatie van moderne luchtverdedigingssystemen en gevechtsvliegtuigen, ook in Afrika, Azië en Zuid-Amerika, zal het steeds vaker voorkomen dat de inzet van de F-16’s onder hoge dreigingsomstandigheden niet meer verantwoord is. Op welk moment de F-16 niet meer kan voldoen aan de operationele eisen is echter niet te voorspellen aangezien dat afhankelijk is van de vereiste inzet en de dreigingsomgeving. Die zullen van geval tot geval verschillen.

280

Zijn de Lynx, de Alouette en de AB412 net als de Cougar in staat om

brandblustaken uit te voeren?

Nee, de Lynx, de Alouette en de AB412 zijn niet in staat blustaken uit te voeren.

281, 350 en 358

Wat zou de totale besparing zijn als drie verschillende helikoptertypes (de Lynx, de Alouette en de AB412) zouden worden afgestoten? Zou u dit kunnen uiteenzetten inclusief de dan overbodige logistieke keten en onderhoudsbenodigdheden?

Wat zijn de operationele overwegingen geweest om de Cougar-helikop-ters af te stoten? Wat levert dit op en is dit meer dan het gezamenlijk afstoten van de Lynx, de Alouette en de AB412 (SAR)? Waarom wordt de Cougar-helikopter afgestoten? Welke bezuiniging levert dit op?

De volledige afstoting van een wapensysteem, in dit geval de Cougar-helikopter, levert een aanzienlijke besparing op in de bedrijfsvoering. Hierdoor zal er structureel ongeveer € 50 miljoen worden bespaard op de materiële en personele exploitatiekosten.

De afstoting van de Lynx en de AB-412 is gekoppeld aan de invoering van de NH-90-helikopter. De verwachte opbrengsten van de afstoting van deze helikoptertypes zullen worden aangewend voor de exploitatie van de NH-90. Dit levert geen besparing op. De afstoting van de vier Alouette III-helikopters is momenteel niet voorzien. Momenteel bedragen de exploitatiekosten voor deze vier helikopters ongeveer € 1 miljoen per jaar.

282 en 310

Zou de Cougar, ook zonder midlife-update, in staat zijn de taken van de

Lynx, de Alouette en de AB412 over te nemen tot deze wordt vervangen

door de NH90?

Zullen de drie Cougar-helikopters en vier bemanningen, die vooralsnog

gehandhaafd blijven voor search and rescue-taken op de Noordzee en het

patiëntenvervoer op de Waddeneilanden, ook ingezet worden voor andere

nationale taken, zoals het blussen van branden? Zullen de nu voorziene

personele bezetting en het aantal helikopters daarvoor wel voldoende

zijn?

Met uitzondering van de boordhelikoptertaken (inclusief search and rescue) van de Lynx kan de Cougar ook zonder midlife update de overige transporttaken van de Lynx, de Alouette en de AB-412 overnemen. De Cougar is uitgerust voor het vervoer van passagiers. De drie Cougars worden tot en met 2012 in beginsel ingezet als back up voor het patiënten-vervoer. Hiervoor is de capaciteit van de helikopters en bemanningen toereikend. Momenteel wordt er hoist-apparatuur ingebouwd in de drie helikopters, waardoor deze een deel van de search and rescue taken overdag kunnen uitvoeren. Blushelikopters worden door Defensie ingezet op grond van beschikbaarheid. Tot de invoering van de NH-90 in 2014 zal de blustaak in beginsel door de Chinook-helikopter worden uitgevoerd.

283

Waarom is er voor gekozen om twee patrouilleschepen af te stoten? Wat zijn de gevolgen van de afstoting van twee patrouilleschepen voor de mogelijkheden van Nederland om in de toekomst bij te kunnen dragen aan anti-piraterij missies?

Zie het antwoord op vraag 240.

284

Tot wanneer wil Defensie beschikken over een onderzeedienst? Wat is de

inzetbaarheid van de vier onderzeeboten in vaardagen per jaar?

Zie het antwoord op vraag 269.

285 en 291

Welke veiligheidsanalyse ligt ten grondslag aan de beslissing vier van de tien mijnenvegers af te stoten? Welke risico’s brengt dit met zich mee, bijvoorbeeld ten aanzien van de beveiliging van de Rotterdamse haven? Waarom is er gekozen voor het afstoten van vier van de tien mijnen-jagers? Welke bezuiniging levert dit op?

De mijnenbestrijdingscapaciteit op zee wordt beperkt tot de minimaal benodigde capaciteit voor de uitvoering van structurele taken op de Noordzee, zoals in het kader van de kustwacht en de explosievenruiming op zee. Er resteert een beperkte mijnenbestrijdingscapaciteit voor internationale operaties en de Standing Naval Forces van de Navo. Het gevolg van deze maatregel is dat er minder kan worden geoefend in internationaal verband. Hierdoor zullen de geoefendheid en de effectiviteit tijdens internationale operaties ook afnemen. De maatregel levert een besparing op van € 14,3 miljoen.

286

Is overwogen om de mijnenveegcapaciteit volledig af te stoten en in internationaal verband een mijnenveegcapaciteit op te zetten? Zo ja, waarom is het niet gelukt hier met partners afspraken over te maken? Zo nee, waarom niet? Zijn er internationaal afspraken gemaakt over afstemming van de mijnenveegcapaciteit? Welk land(en) gaat nu deze nichecapaciteit invullen binnen Europa?

Op dit moment beschikt Nederland niet over een mijnenveegcapaciteit. Het project Herintroductie Mijnenveegcapaciteit is in het kader van financiële prioritering geschrapt. Andere landen hebben geen capaciteit om structurele mijnenbestrijdingstaken op het Nederlandse deel van de Noordzee uit te voeren. Indien een grote mijnenbestrijdingsoperatie noodzakelijk is, zijn de landen op samenwerking aangewezen om de mijnendreiging aan te pakken. Deelneming aan Standing Naval Forces met de restcapaciteit is dan ook van belang om effectief in internationaal verband te kunnen optreden.

Onderzocht wordt of de samenwerking met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk kan worden geïntensiveerd om de schaarsere mijnenbestrij-dingscapaciteit zo doeltreffend mogelijk vorm te geven. Dit overleg is inmiddels begonnen en zal worden voortgezet.

287

Waarom is er voor gekozen om twee van de vier patrouilleschepen af te stoten, terwijl deze veel taken kunnen uitvoeren die grotere eenheden nu doen (counterdrugs, embargo-operaties, non-combattant-evacuations, piraterijbestrijding, etcetera) en tegen lagere exploitatiekosten? Welke bezuiniging levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 240.

288 en 293

Waarom wordt de Hr. Ms. Zuiderkruis door een Joint Support Ship (JSS) vervangen en niet door een tanker zoals de Hr. Ms. Amsterdam? Deelt u de mening dat dit een goedkoop alternatief zou zijn, dat bovendien aantrekkelijk is omdat er in NAVO verband geen overschot is aan tankers? Waarom is er voor gekozen een van de twee bevoorradingsschepen af te stoten? Welke bezuiniging levert dit op? Wie zal het bevoorradingsschip kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Zoals beschreven in de Marinestudie 2005 (Kamerstuk 30 300 X, nr. 9 van 14 oktober 2005) wordt voor de zeestrijdkrachten de ondersteuning van landoperaties steeds belangrijker. Het betreft bijvoorbeeld transportcapaciteiten, helikopteroperaties nabij de kust en logistieke ondersteuning. Het JSS voorziet daarin. Daarnaast kan het JSS de taken van een bevoorradingsschip uitvoeren. Dit heeft ertoe geleid dat Defensie heeft besloten tot de verwerving van het JSS. Met de afstoting van een bevoorradingsschip is jaarlijks een besparing van € 16 miljoen gemoeid. De opbrengsten van de verkoop van overtollig defensiematerieel zijn altijd het resultaat van commerciële vertrouwelijke onderhandelingen. Zie ook de antwoorden op de vragen 33 en 242.

289 en 290

Met hoe veel personen zal het reservistenbestand naar verwachting toenemen in de jaren 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Is rekening gehouden met een toename van het aantal reservisten als gevolg van de bezuinigingen? Zo ja, hoe is het beleid hier op aangepast? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 214.

291

Waarom is er gekozen voor het afstoten van vier van de tien mijnen-jagers? Welke bezuiniging levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 285.

292

Wie zal de vier mijnenjagers kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Zie het antwoord op vraag 242.

293

Waarom is er voor gekozen een van de twee bevoorradingsschepen af te stoten? Welke bezuiniging levert dit op? Wie zal het bevoorradingsschip kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Zie het antwoord op vraag 288.

294 en 312

Waarom is er voor gekozen de luchtverdedigingsmiddelen en de

mortieren 120 mm van het Korps Mariniers te bundelen met die van

andere eenheden? Welke bezuiniging levert dit op?

Waarom wordt een kleiner aantal pantserhouwitsers met 120mm

mortieren in een afdeling veldartillerie ondergebracht? Welke totale

bezuiniging (inclusief personeel, onderhoudsbedrijven, etc.) levert dit op?

Vuursteun en luchtverdediging zijn operationele capaciteiten die niet in elke operatie in volle omvang nodig zijn. De inzet bij de landmacht en mariniers zijn technisch grotendeels identiek. De verkleining van het aantal middelen beperkt het voortzettingsvermogen, maar leidt in combinatie met centralisering tegelijkertijd tot een efficiëntere bedrijfsvoering en daarmee tot kostenbesparing. Bij operationele inzet worden deze middelen vanuit de afdeling veldartillerie en/of het Commando grondgebonden luchtverdediging toegewezen. De verkleining van het aantal pantserhouwitsers en de centralisering van vuursteunmiddelen leveren een besparing op van € 18,9 miljoen per jaar. De vermindering en bundeling van de Stinger-luchtverdedigingsmiddelen van het Korps mariniers en de Luchtmobiele brigade in het Commando grondgebonden luchtverdediging leveren een besparing op van € 5,9 miljoen per jaar.

295

Wie zal de twee patrouilleschepen kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Zie het antwoord op vraag 242.

296

Erkent u dat een uitbreiding van het bestand aan reservisten, wat mogelijk

is ten gevolge van de uitstroom door de bezuinigingen, waardevol kan zijn

voor de Defensieorganisatie? Zo ja, hoe wordt het reservistenbeleid aangepast? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 214.

297

Kunt u de schatting van 300 miljoen euro voor het langer doorvliegen met

68 F-16’s nader specificeren?

Zie het antwoord op vraag 277.

298

Is het niet goedkoper om de af te stoten F-16’s te gebruiken als reservede-lenvoorraad? Hoeveel kosten zijn ermee gemoeid om deze toestellen op te knappen voor de verkoop? Kunt u hier een overzicht van geven?

De mogelijkheden om de af te stoten F-16’s of een deel daarvan te gebruiken als reservedelenvoorraad worden onderzocht. Een kosten-batenanalyse, waarin de reeds geraamde verkoopopbrengsten worden meegenomen, maakt hiervan deel uit. De afleveringskosten van toestellen die worden verkocht zijn afhankelijk van de wensen van de koper. Deze worden betrokken bij de verkooponderhandelingen.

299 en 357

Waarom is niet overgegaan tot het afstoten van twee F-16 squadrons,

zodat alle F-16’s op één vliegbasis geconcentreerd zouden kunnen

worden, met alle besparingen van dien? Welke operationele beperkingen

zou zo’n reductie opleveren voor de luchtstrijdkrachten?

Waarom wordt het aantal jachtvliegtuigen verminderd? Welke besparing

levert dit op?

Het aantal jachtvliegtuigen wordt verminderd tot 68. Dit levert structureel € 41,4 miljoen per jaar op. Door deze vermindering neemt het voortzettingsvermogen van de F-16 eenheden af. Op dit moment zijn er F-16’s gestationeerd op twee vliegbases, Leeuwarden en Volkel. De concentratie van alle in Nederland gestationeerde F-16’s op één vliegbasis is niet mogelijk binnen de huidige geluidszones van deze vliegbases. Een verdere vermindering van het aantal F-16’s, zoals in vraag 299 ook wordt geopperd, is echter onwenselijk omdat het voortzettingsvermogen daardoor onverantwoord zou afnemen. Nederland zou minder goed in staat zijn met F-16’s een bijdrage aan internationale operaties te leveren. Overigens biedt het openhouden van twee vliegbases belangrijke voordelen. Het biedt een uitwijkmogelijkheid in geval van nood en het vermindert de operationele kwetsbaarheid. Ook is het voortzettingsvermogen gebaat bij het feit dat het Commando luchtstrijdkrachten met twee vliegbases voor F-16’s beschikt over meer ondersteunende en logistieke capaciteiten. Bij dit alles moet rekening worden gehouden met toekomstige stationering van de onbemande MALE UAV-toestellen in Nederland.

300

In de slotbeschouwing van de beleidsbrief wordt ingegaan op de sterke internationale positie van Nederland, o.a. met een sterk ontwikkelde economie, de grootste haven van Europa en een relatief omvangrijke koopvaardijvloot. Is, gelet hierop, de bestrijding van piraterij voor dit kabinet een belangrijk speerpunt? Wat voor impact hebben de bezuinigingen bij het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) op het vermogen van de Nederlandse krijgsmacht om piraterij te bestrijden?

Het regeerakkoord maakt duidelijk dat het kabinet groot belang hecht aan de deelneming aan missies die de koopvaardij beschermen tegen piraterij.

Met in totaal zes fregatten, twee patrouilleschepen, vier onderzeeboten en twee amfibische transportschepen (LPD’s) zal het Commando zeestrijd-krachten zo nodig langdurig een bijdrage kunnen blijven leveren aan de bescherming van de koopvaardij en de bestrijding van piraterij.

Als gevolg van de maatregelen in de beleidsbrief zijn de mogelijkheden wel afgenomen. Zo worden twee van de vier patrouilleschepen afgestoten. Deze schepen zijn primair bedoeld en toegerust voor handhavingstaken en search and rescue op de Noordzee en in de West. De resterende twee patrouilleschepen worden ingezet in de Caribische regio en voor kustwachttaken in Nederland. De halvering betekent onder meer dat er minder capaciteit in de vorm van patrouilleschepen resteert voor internationale operaties, zoals die ter bescherming van de koopvaardij tegen piraterij, de bewaking van de Europese buitengrenzen en de bestrijding van de illegale immigratie. Zie ook het antwoord op vraag 237.

301

Is overwogen om de twee patrouilleschepen tijdelijk uit de vaart te nemen en ze weer in te zetten zodra de overheidsfinanciën dit toelaten? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de kosten voor het tijdelijk uit de vaart nemen van twee patrouilleschepen voor enkele jaren?

Dit is niet overwogen. Ook geconserveerde schepen hebben aanzienlijke instandhoudingskosten, onder meer door onderhoud en het bijhouden van de juiste modificatieversie. Verder zal de functionele veroudering van het schip doorgaan.

302

Is overwogen om de Cougar-helikopters onder te brengen in een Europese pool van transporthelikopters, waarin een deel van de Nederlandse Cougar-helikopters kan worden ondergebracht? Zo nee, waarom niet? Welke besparingen zijn mogelijk?

Nee, dit is niet overwogen. De oprichting van een Europese pool van transporthelikopters is niet voorzien. Dit was dan ook geen alternatief voor de bezuinigingen bij Defensie.

303

Hoe verhoudt de afstoten van alle Cougar-helikopters zich tot het

Europese tekort aan middelzware transporthelikopters?

Op grond van de internationale normen behoort de Cougar-helikopter tot de categorie lichte transporthelikopters. Nederland beschikt met de Chinook-helikopter ook over een middelzware transporthelikopter. Met de komende levering van de zes in 2007 bestelde Chinooks komt het aantal helikopters van dit type op zeventien. Hierdoor neemt het tekort aan deze toestellen in Europa iets af.

304 en 305

In hoeverre wordt Defensie met het afstoten van de Cougar-helikopters afhankelijk van civiele inhuur van helikoptercapaciteit? Welke risico’s en operationele beperkingen brengt dit met zich voor het defensiepersoneel in uitzendgebieden? Acht u zulke risico’s en beperkingen verantwoord? Kunt u een inschatting van de kosten maken van de civiele inhuur van transporthelikoptercapaciteit die nodig zal zijn als gevolg van het afstoten van de Cougar-helikopters? Zal Nederland bijvoorbeeld voor een medische evacuatie civiel gaan inhuren in Kunduz?

De noodzaak van civiele inhuur is afhankelijk van de operationele en logistieke behoefte in een bepaalde situatie of operatie. Voor personeel in uitzendgebieden doen zich geen risico’s of operationele beperkingen voor. De helikopterbehoefte in uitzendgebieden wordt vastgelegd in de zogenoemde Combined Joint Statement of Requirements/Theatre Statement of Requirements waarin landen wordt verzocht de gevraagde capaciteiten, naar (nationale) mogelijkheden en beschikbaarheid, te leveren. Met het afstoten van de Cougars zal Nederland beperktere bijdragen kunnen leveren aan de gevraagde helikoptercapaciteit in uitzendgebieden.

Voor de geïntegreerde politietrainingsmissie is geen inzet van Nederlandse militaire transporthelikopters voorzien. Voor medische evacuaties wordt gebruik gemaakt van reeds beschikbare helikopters van bondgenoten. Met de Chinook en NH-90 helikopters blijft militaire transporthelikoptercapaciteit voor toekomstige missies beschikbaar.

306

Bent u bereid de mogelijkheden te onderzoeken om in plaats van de transportversie van de NH-90 over te gaan tot aanschaf van EC725 Caracal helikopters, de nieuwste Cougar-variant, die zowel voor de maritieme taak als de transporttaak geschikt zijn? Welke voordelen zou dit kunnen opleveren, gezien ook de opgelopen kosten en vertragingen bij de aanschaf van de transportversie van de NH-90?

Nee, zoals eerder uiteengezet (Kamerstuk 27 830, nr. 87 van 4 november 2010) zou het gebruik van meer varianten van de NH-90 een aanzienlijke verhoging van de jaarlijkse exploitatiekosten tot gevolg hebben. Dit geldt ook bij de verwerving van een extra type van de Cougar-helikopter, zoals de EC725 Caracal, in plaats van de transportversie van de NH-90. Defensie heeft juist besloten tot de afstoting van de Cougar omdat dit een aanzienlijke besparing in de bedrijfsvoering oplevert. Bovendien leidt de aanschaf van de EC725 Caracal tot extra investeringskosten. Overigens worden door de verwerving van andere helikoptertypes de vertragingen bij het helikopterproject NH-90 niet ongedaan gemaakt en zou dit leiden tot een aanpassing van het contract met de leverancier. Hiermee gaan ook extra kosten gepaard. Zie verder het antwoord op vraag 318.

307

Is er sprake van (mogelijke) vertragingen bij de midlife-update van de Chinooks en de ontwikkeling van de Chinook F-versies? Kunnen deze vertragingen ertoe leiden dat er nauwelijks helikoptercapaciteit beschikbaar is totdat de NH-90 en de nieuwe Chinooks volledig operationeel zijn? Zo ja, acht u dit verantwoord?

Over de planning van het project Chinook Midlife Update zal de Kamer later dit jaar met de brief over de behoeftestellingsfase (DMP A-brief) worden geïnformeerd. Over de planning van het project Chinook uitbreiding en versterking bent u geïnformeerd met de brief van 15 september 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 158). Momenteel is er een vertraging voorzien bij de levering van de Chinook CH-47F. Zodra meer duidelijkheid bestaat over deze vertraging zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

308

Is het waar dat het Verenigd Koninkrijk, tegenovergesteld aan Nederland, (zware) Chinook-helikopters heeft afbesteld en in plaats daarvan investeert in (lichte) Puma helikopters? Waarom houdt u vast aan veel zware, in gebruik dure Chinooks en worden alle Cougar-helikopters afgestoten?

Naast de modernisering van de Puma-helikopters zal het Verenigd Koninkrijk juist extra Chinook-helikopters verwerven. Defensie behoudt de Chinook-helikopter omdat de transportcapaciteit van dit toestel ruim twee maal groter is dan die van de Cougar. Daarnaast kan Defensie door het gebruik van de Chinook-helikopter de inzet van helikoptertransportcapaciteit tijdens expeditionaire operaties garanderen, bijvoorbeeld op grotere hoogte waar de lucht ijler is en bij warme weersomstandigheden.

309

In hoeverre is het efficiënt om lichte transporttaken, die nu door de Cougar-helikopters verricht worden, te laten verrichten door de Chinook en de NH-90? Hoe verhouden zich de exploitatiekosten van deze helikopters tot die van de Cougar?

De exploitatiekosten van de NH-90 zijn vergelijkbaar met die van de Cougar-helikopter. De exploitatiekosten van de Chinook zijn hoger. De uitvoering van lichte transporttaken van de Cougar door een Chinook leidt tot een minder doelmatig gebruik van de grotere transportcapaciteit van de Chinook. Daar staat tegenover dat de helikoptervloot doelmatiger kan worden onderhouden naarmate deze uit minder verschillende typen helikopters bestaat.

310

Zullen de drie Cougar-helikopters en vier bemanningen, die vooralsnog

gehandhaafd blijven voor search and rescue-taken op de Noordzee en het

patiëntenvervoer op de Waddeneilanden, ook ingezet worden voor andere

nationale taken, zoals het blussen van branden? Zullen de nu voorziene

personele bezetting en het aantal helikopters daarvoor wel voldoende

zijn?

Zie het antwoord op vraag 282.

311

Waarom worden beide tankbataljons opgeheven? Welke totale bezuiniging (inclusief ten aanzien van personeel, onderhoudsbedrijven etc.) levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 243.

312

Waarom wordt een kleiner aantal pantserhouwitsers met 120mm mortieren in een afdeling veldartillerie ondergebracht? Welke totale bezuiniging (inclusief personeel, onderhoudsbedrijven, etc.) levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 294.

313

Waarom wordt de staf van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier en het Operationeel Ondersteuningscommando Land verkleind? Welke bezuinigingen levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 266.

314 en 315

Wie zal de Nederlandse tanks kopen? Wat levert de verkoop op? Welke

bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken

voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Wie zal de pantserhouwitsers kopen? Wat levert de verkoop op? Welke

bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken

voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Zie het antwoord op vraag 242.

316, 320 en 321

Aan welke herprioritering in overleg met het gezag wordt gedacht door het capaciteitsverlies bij de Koninklijke Marechaussee (KMar)? Klopt het dat de KMar door de taakstellingen overgaat tot een reductie van de personele vulling? Zo ja, om welke reductie gaat het? Acht u dit verenigbaar met de intensiveringen in het Regeerakkoord op het gebied van de nationale veiligheid?

Bestaat er, gezien de taakstellingen bij de KMar, een risico dat de KMar niet kan voldoen aan de intensiveringen en ambities uit het Regeerakkoord?

Als gevolg van de taakstelling neemt bij de Koninklijke marechaussee de personele vulling in eerste instantie af tot 95 procent, te beginnen in 2011. Op korte termijn wordt bezien of een verdere verlaging nodig is, maar hierop kan thans nog niet worden vooruitgelopen. Structureel worden de bezuinigingsopbrengsten in doelmatigheid gevonden. Met het oog op de bezuinigingen zullen in overleg met het bevoegd gezag prioriteiten worden gesteld voor de operationele inzet. Hierbij krijgen (wettelijk) verplichte taken voorrang. De desbetreffende elementen in het regeerakkoord worden eveneens bij de besluitvorming betrokken.

317

Hoe worden de reducties in de bestuur- en bedrijfsvoering van de KMar

gevonden?

Bij de reducties in het bestuur en de bedrijfsvoering wordt voor het overgrote deel aangesloten bij de maatregelen die defensiebreed worden genomen. Het restant moet worden gevonden in doelmatigheidsmaatregelen bij de staven en in de bedrijfsvoering van de Koninklijke marechaussee.

318

Klopt het dat het geschikt maken van de NH-90 voor transporttaken (de zogenoemde TNFFH variant) de ontwikkeling van een nieuw type NH-90 inhoudt, speciaal voor Nederland ontwikkeld? Hoe verhoudt zich dat tot het uitgangspunt om materieel zoveel mogelijk «van de plank» te kopen?

Nee. De maritieme helikopter (NFH) en de transporthelikopter (TNFH) zijn van hetzelfde type, alleen de apparatuur die wordt ingebouwd verschilt. Zoals toegezegd in het algemeen overleg over materieel van 27 april jl. wordt de Kamer binnenkort geïnformeerd over de herijking van het helikopterproject NH-90. Dan zal ik nader ingaan op dit onderwerp

319 en 387

Welke consequenties heeft het snijden in de Object Grondverdedigings-(OGRV)-pelotons voor de inzet van jachtvliegtuigen en helikopters? Wordt het voortzettingsvermogen aangetast? Worden de taken van de OGRV-pelotons in voorkomend geval door eenheden van het CLAS overgenomen?

Waarom worden er twee Object Grondverdedigings (OGRV)-pelotons opgeheven? Welke besparing levert dit op?

Twee pelotons met als hoofdtaak grondverdediging tijdens expeditionaire operaties worden opgeheven. Dit besluit is om financiële redenen genomen. OGRV blijft nodig bij de inzet van jachtvliegtuigen en helikopters. De reductie heeft gevolgen voor het voortzettingsvermogen van OGRV. Hiertegenover staat dat de gelijktijdige reductie van jachtvliegtuigen en helikopters leidt tot een lagere behoefte aan OGRV. De

OGRV-taak kan in voorkomend geval worden uitgevoerd door de drie resterende pelotons of door eenheden van het Commando zeestrijd-krachten en het Commando landstrijdkrachten, zoals ook in Afghanistan is gebeurd. De capaciteit aan hondengeleiders van beide op te heffen pelotons wordt herbelegd. Deze maatregel levert een besparing op van € 3,5 miljoen per jaar.

320 en 321

Klopt het dat de KMar door de taakstellingen overgaat tot een reductie van de personele vulling? Zo ja, om welke reductie gaat het? Acht u dit verenigbaar met de intensiveringen in het Regeerakkoord op het gebied van de nationale veiligheid?

Bestaat er, gezien de taakstellingen bij de KMar, een risico dat de KMar niet kan voldoen aan de intensiveringen en ambities uit het Regeerakkoord?

Zie het antwoord op vraag 316.

322

Was het vaartuig van de KMar waar van af wordt gezien ook bestemd voor inzet in het kader van Frontex? Zo ja, hoe valt deze bezuiniging te rijmen met de doelstellingen in het Regeerakkoord om de illegale immigratie te beperken?

Het beoogde operatiegebied voor het vaartuig was primair de Zeeuwse wateren en het aangrenzend Noordzeegebied. Het kabinet hecht er groot belang aan dat Nederland bijdragen blijft leveren aan Frontex-operaties. Nederland zal dan ook blijven voldoen aan de gemaakte afspraken over de inzet van oppervlakteschepen daarvoor.

323

Het opheffen van beide tankbataljons is een gevoelig verlies voor de slagkracht van de krijgsmacht, zo schrijft u. Wat zijn de redenen waarom dan toch gekozen is voor het opheffen van beide bataljons? Zijn er alternatieven onderzocht, zoals bijvoorbeeld het operationeel houden van een aantal tanks en deze onder te brengen bij bestaande pantserinfante-riebataljons en gelijktijdig besparen door samenwerking met Duitsland, dat hetzelfde wapensysteem heeft? Zo ja, hoeveel zou dat kosten? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 243.

324

Is juist de tank niet een wapensysteem bij uitstek dat geschikt is voor de voorgenomen intensievere internationale samenwerking op het gebied van burden sharing.

Elke operationele bijdrage van Nederland aan een internationale missie is een vorm van burden sharing en van risk sharing.

325 en 326

Kunt u uiteenzetten wat de kosten van het wapensysteem tank per stuk

zijn indien enige tientallen operationeel zouden blijven terwijl alle staf- en

management functies bij DMO, CDC en Opleidings- en trainingcommando

(OTCo) zijn opgeheven en de werkzaamheden ge «outsourced» zijn in een

ander land.

Hoeveel functies kunnen bij DMO worden bezuinigd door het opheffen

van het tankbestand, gelet op feit dat er nog een aantal afgeleide types

van de tank in de organisatie zijn, zoals de Leopard genietank, de Leopard

bergingstank en de Leopard bruglegtank?

Zie het antwoord op vraag 258.

327

Is overwogen om voor alle materieelsoorten met kleine verzorgingsaantallen Europees te gaan samenwerken en dit onder te brengen bij landen met veel grotere verzorgingsaantallen? Zo ja, welke mogelijkheden zijn er en wat zou de opbrengst hiervan zijn? Zo nee, waarom niet?

De mogelijkheden voor internationale samenwerking zijn integraal betrokken bij de voorbereiding van de beleidsbrief. Met verschillende landen is besproken in hoeverre verdergaande samenwerking bij overeenkomstig materieel tot de mogelijkheden zou kunnen behoren. In de beleidsbrief zijn de concrete afspraken met vooral Duitsland en in Benelux-verband genoemd om deze samenwerkingsagenda verder te gaan uitwerken. In dit stadium kunnen daaraan nog geen concrete opbrengsten worden verbonden. Ook is in de brief gewezen op de intensievere samenwerking met het NATO Maintenance & Supply Agency (NAMSA). NAMSA bundelt namelijk de vraag van diverse landen waardoor schaalvergroting en scherpere prijsstelling ontstaan. Hiermee kunnen naar verwachting aanzienlijke kostenreducties worden geboekt. Internationaal overleg kost echter tijd en besparingen kunnen pas worden ingeboekt indien er concrete afspraken zijn.

328

De Apache-helikopter zou een deel van de taken van de tank kunnen vervangen tijdens een missie. Kunt u uiteenzetten hoeveel de inzet van een Apache kost, inclusief het gebruik van munitie, en hoeveel de inzet van een tank kost?

Zie het antwoord op vraag 260.

329

Leidt het opheffen van tanks tot hogere eigen verliezen aan mensen, meer omgevingsschade (collataral damage), verlies aan expertise en substantieel hogere exploitatiekosten in geval van een missie, zoals enkele militaire experts aangeven?

Er is geen direct verband tussen de opheffing van tankbataljons en meer verliezen, schade of kosten. Wapensystemen als MRAT, CV-90 of de Apache die in theorie een deel van de taken van tanks kunnen overnemen, zijn ook nauwkeurig, zodat nevenschade kan worden beperkt. De afstoting van de gevechtstanks betekent verlies aan kennis en deskundigheid op het gebied van tankoptreden. De exploitatiekosten van een missie zijn sterk situationeel gebonden en daardoor moeilijk te vergelijken.

330

Een van de hoofdtaken van de tanks is het bestrijden van andere tanks en zwaar gepantserde doelen. Voor deze taak zijn ook de Anti Tank Wapensystemen geschikt. Hoe worden deze taken uitgevoerd nu niet alleen beide tankbataljons worden opgeheven, maar ook de Medium Range Anti Tankwapensystemen worden gehalveerd?

Zie het antwoord op vraag 243.

331

Voorgesteld wordt om de pantsergeniecapaciteit te verminderen. Wat is de impact daarvan op de diplomacy component van de internationaal zo geroemde 3-D aanpak door Nederland? Wordt bij missies niet juist door deze specialisten de brug geslagen richting de lokale bevolking?

Zie het antwoord op vraag 53.

332, 342 en 343

Dienstauto’s worden in centraal beheer genomen. Is hierbij ook gekeken naar mogelijke uitbesteding? Zijn er offertes aangevraagd bij het bedrijfsleven voor het leasen van dienstauto’s? Waarom is uiteindelijk besloten de dienstauto’s niet uit te besteden?

Levert de verkoop van alle 6 000 civiele dienstauto’s en het uitbesteden van vervoer niet veel meer geldbesparing op dan het centraal in beheer nemen en onderbrengen in pools? Kunt u een kostenvergelijking maken van beide opties?

Van welk type voertuig zal Defensie over het algemeen bij het civiele dienstvervoer gebruik maken?

In mijn brief van 8 december 2010 (Handelingen TK 2010–2011, Aanhangsel nr. 726) heb ik uiteengezet op welke manier het beheer van civiele dienstvoertuigen bij Defensie wordt uitgevoerd. Het onderbrengen van civiele dienstauto’s in (decentrale) pools is een aanpassing van de huidige bedrijfsvoering. Met deze nieuwe werkwijze, die op relatief korte termijn kan worden ingevoerd, zal de bezettingsgraad van civiele dienstauto’s toenemen waardoor inhuur kan afnemen en er uiteindelijk minder civiele dienstauto’s nodig zullen zijn. Het streven is dan ook het totale bestand van civiele dienstauto’s stapsgewijs tot ongeveer 5 000 stuks kan afnemen.

Het contract voor het beheer van het wagenpark is tot stand gekomen na een aanbestedingsprocedure. In extern onderzoek is aangetoond dat full operational lease niet leidt tot kostenbesparing omdat deze vorm van wagenparkbeheer niet leidt tot een lagere kilometerprijs. In mijn brief van 4 november 2010 (Kamerstuk 32 500 X, nr. 13) heb ik uiteengezet van welke type civiele dienstvoertuigen Defensie gebruik maakt.

333, 335, 347 en 348

Waarom is er gekozen voor verkleining van de genie-constructiecapaciteit? Welke bezuiniging levert dit op?

Waarom wordt de genieconstructiecapaciteit verminderd? Welke bezuiniging levert dit op?

Hoe wordt de capaciteit voor mobiliteit en contramobiliteit opgevangen, in het licht van vermindering van constructiegeniecapaciteit? In welke mate staan de kosten voor het een beroep doen op externe partijen in verhouding tot de opbrengsten van het opheffen van de constructiegeniecapaciteit?

De genie is berekend op een scala aan taken op het gebied van advies, mobiliteit, contramobiliteit en bescherming. Mobiliteits- en contramobili-teitstaken zijn vooral belegd bij de pantsergenie-eenheden en in mindere mate bij de constructiegenie. De verkleining van de constructiegeniecapaciteit heeft dus weinig gevolgen voor de mobiliteits- en contramobiliteits-capaciteit.

In een missiegebied kunnen constructie-eenheden uiteenlopende taken verrichten, waaronder het opbouwen, onderhouden en het ontmantelen van kampen en patrouillebases. Deze taken, die vragen om gespecialiseerd personeel, kunnen in een aantal gevallen ook door constructie-eenheden van partnerlanden of door civiele partijen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de geniecapaciteit worden verkleind, wat een structurele besparing oplevert van € 4,9 miljoen. De kosten van inhuur van externe capaciteit kunnen hoger zijn dan die van de inzet van eigen capaciteit. Dit nadeel doet zich echter incidenteel voor en weegt op tegen de kosten van het permanent in stand houden van een grote eigen capaciteit.

334

Waarom is er gekozen voor halvering van de luchtverdedigingcapaciteit

van de landstrijdkrachten? Welke bezuiniging levert dit op?

Luchtverdediging is een operationele capaciteit die niet in elke operatie (in volle omvang) nodig is. Vanuit het oogpunt van kostenreductie is daarom gekozen voor de aanpassing van de luchtverdedigingscapaciteiten van de landstrijdkrachten. De maatregel levert per jaar een besparing op van € 10,2 miljoen.

335

Waarom wordt de genieconstructiecapaciteit verminderd? Welke

bezuiniging levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 333.

336

Waarom wordt de pantsergeniecapaciteit van de landstrijdkrachten

gehalveerd? Welke bezuiniging levert dit op?

Pantsergenie-eenheden spelen een belangrijke rol in de ondersteuning van de manoeuvre-eenheden. Deze ondersteuning bestaat uit een adviesdeel en uit een operationeel deel. Door de afname van het aantal manoeuvre-eenheden (het afschaffen van twee tankbataljons) kan het aantal advieselementen worden verminderd. Daarom wordt per pantser-geniebataljon één compagniesstaf opgeheven. De pelotons van de opgeheven compagniesstaven worden herverdeeld over de andere compagnieën waardoor het bestaande tekort aan geniepelotons wordt gerepareerd. De operationele pantsergeniecapaciteit wordt daarom uiteindelijk niet verkleind. De opbrengst is € 2,6 miljoen per jaar.

337

Waarom wordt de 101 Artillerieondersteuningsbatterij opgeheven? Welke

bezuiniging levert dit op?

De taak van 101 Artillerieondersteuningsbatterij is vijandelijke mortier- en artillerieaanvallen te detecteren en hiervoor te waarschuwen. Hierdoor kan personeel bescherming zoeken en kan de afvuurlocatie worden aangevallen. Door deze taak te herbeleggen bij het Commando grondgebonden luchtverdediging kan 101 Artillerieondersteuningsbatterij worden opgeheven. Dit levert een besparing op van € 4,5 miljoen per jaar.

338

Waarom wordt de onderhoudscapaciteit met twee onderhoudscompag-nieën gereduceerd? Welke bezuiniging levert dit op?

Het uitgangspunt bij de herinrichting van de onderhoudseenheden is alleen het operationele onderhoud bij de eenheden te houden en al het niet-operationele onderhoud meer centraal te beleggen. Hierdoor kan kosteneffectiever worden gewerkt. Het niet-operationele onderhoud wordt ontvlochten uit de onderhoudseenheden en belegd bij het Defensiebedrijf Grondgebonden Systemen (DBGS). Ook wordt de één-op-één relatie tussen onderhoudspelotons en te ondersteunen bataljons losgelaten en worden de onderhoudspelotons meer generiek ingericht zodat zij meerde bataljons kunnen ondersteunen. Hiermee kan het aantal onderhoudscom-pagnieën en pelotons worden gereduceerd. Dit levert een besparing op van 600 vte’n.

339 en 340

Wie zal de Stinger-luchtverdediginssystemen kopen? Wat levert de

verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld

t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers,

etc.)?

Wie zal de 80 Medium Range Anti Tank wapensystemen kopen? Wat levert

de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld

t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers,

etc.)?

Zie het antwoord op vraag 242.

341, 344 en 345

Welke civiele (goedkopere) dienstauto’s zullen in de toekomst worden aangeschaft voor het VIP-vervoer (type en indicatie van de aanschafprijs)? Hoeveel van de 37 luxe personenauto’s zullen daadwerkelijk worden verkocht en hoeveel voertuigen zullen er in de VIP-pool worden ondergebracht?

Kunt u een overzicht geven van alle topfunctionarissen die gebruik zullen maken van het VIP-vervoer?

In de beleidsbrief heb ik uiteengezet dat het VIP-vervoer zal worden versoberd, onder meer door goedkopere dienstauto’s aan te schaffen. In de nadere uitwerking van door de bezuinigingsoperatie is onder andere een studie naar het VIP-vervoer voorzien. Ik wil niet op de uitkomst hiervan vooruitlopen.

342

Levert de verkoop van alle 6 000 civiele dienstauto’s en het uitbesteden van vervoer niet veel meer geldbesparing op dan het centraal in beheer nemen en onderbrengen in pools? Kunt u een kostenvergelijking maken van beide opties?

Zie het antwoord op vraag 332.

343

Van welk type voertuig zal Defensie over het algemeen bij het civiele

dienstvervoer gebruik maken?

Zie het antwoord op vraag 332.

344

Hoeveel van de 37 luxe personenauto’s zullen daadwerkelijk worden

verkocht en hoeveel voertuigen zullen er in de VIP-pool worden

ondergebracht?

Zie het antwoord op vraag 341.

345

Kunt u een overzicht geven van alle topfunctionarissen die gebruik zullen

maken van het VIP-vervoer?

Zie het antwoord op vraag 341.

346

Kunt u al meer inzicht geven in de tijdslijnen, aantallen en eventuele

opsplitsing van het project Defensiebrede Vervanging Operationele

Wielvoertuigen? Bent u bereid de prioriteit, met het oog op de inzet voor

toekomstige missies, met name te leggen bij de aanschaf van het 12,5 kN

voertuig?

Het project is eind 2008 begonnen en loopt tot 2020. Het project zal op enig moment in deelprojecten worden gesplitst. De realisatievolgorde is nog niet definitief bepaald, maar zal, afgestemd op de operationele behoefte en de mogelijkheden van de markt, zo doelmatig mogelijk worden gekozen. De maatregelen van de beleidsbrief (opheffen/ reorganiseren eenheden, pooling, sourcing) zullen worden verwerkt in de behoefte. Momenteel wordt onderzocht of het mogelijk is het civiele voertuig (de 7,5 kN) al in de studiefase als deelproject te behandelen en versneld te verwerven. Dit voertuigtype vervangt een aanzienlijk aantal militaire voertuigen die worden gebruikt voor opleidingsondersteuning en lichte operationele taken waarvoor geen hoge militaire eisen hoeven te worden gesteld. Deze vervanging maakt een wezenlijke verlaging van de exploitatiekosten mogelijk. Tevens zal hier het pooling concept worden toegepast. U zult hierover na de zomer worden geïnformeerd.

De overige delen van het project worden in de komende maanden nader uitgewerkt. De voorziene leveringsvolgorde voor de overige delen van dit project is eerst het voertuig 12 kN (vanaf 2014) en vervolgens de voertuigen 50/100 kN en ladingdragers. De Kamer zal hierover te zijner tijd nader worden geïnformeerd.

347 en 348

Hoe wordt de capaciteit voor mobiliteit en contramobiliteit opgevangen,

in het licht van vermindering van constructiegeniecapaciteit?

In welke mate staan de kosten voor het een beroep doen op externe

partijen in verhouding tot de opbrengsten van het opheffen van de

constructiegeniecapaciteit?

Zie het antwoord op vraag 333.

349 en 412

Hoe wordt de veiligheid van defensiepersoneel op compounds gewaarborgd, gelet op het voorstel om de 101 Artillerieondersteuningsbatterij op te heffen en de eenheid waar deze taken worden belegd, de grondgebonden luchtverdediging van de landstrijdkrachten, te halveren. Is de wapenlocatieradar van 101 Artillerieondersteuningsbatterij niet de enige capaciteit om personeel te waarschuwen tegen beschietingen met geïmproviseerde raketten en mortieren? Kunt u een nadere verklaring geven voor deze maatregelen, ook in het licht van de toenemende dreiging van onbemande vliegtuigjes, die met zeer eenvoudige middelen kunnen worden voorzien van springstof of gif en heel precies gestuurd kunnen worden naar een beoogd doel?

Er wordt veel aandacht geschonken aan de bescherming tegen bermbommen (IED’s). Op wat voor manier wordt aandacht gegeven aan bescherming tegen andere dreigingen, zoals het onbemande vliegtuig en geïmproviseerde raketten en mortieren? Is het waar dat deze dreiging in omvang toeneemt? Klopt het dat Defensie nu niet beschikt over capaciteiten om eenheden, compounds of objecten tegen dergelijke onbemande vliegtuigen te beschermen? Is overwogen om ook hierin te investeren? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de kosten om hier wel in te investeren?

Uitgezonden eenheden kunnen in een inzetgebied te maken krijgen met de dreiging van mortieren en al dan niet geïmproviseerde raketten. Daarnaast zal de dreiging van onbemande vliegtuigen naar verwachting toenemen. Vooral plaatsen waar zich veel personeel bevindt, zoals vliegvelden en compounds, zijn kwetsbaar. Voor de veiligheid van het personeel worden al zoveel mogelijk maatregelen getroffen. Daarbij kan het gaan om passieve beschermingsmiddelen zoals gepantserde containers en actieve beschermingsmiddelen zoals luchtverdediging. De

waarschuwingsfunctie van de wapenlocatieradar is onderdeel van de passieve bescherming.

Bij een aanval met mortieren of raketten met een korte dracht kunnen de uitgezonden eenheden de afvuurlocaties aanvallen, maar verder beschikt Defensie nog niet over actieve verdedigingsmiddelen tegen deze wapens. Dergelijke actieve verdedigingsmiddelen worden momenteel wel door een aantal landen ontwikkeld. Nederland volgt deze ontwikkelingen nauwgezet. Over enkele jaren zullen de huidige wapenlocatieradar en het Stinger-luchtverdedigingssysteem worden vervangen. De desbetreffende projecten zullen de gebruikelijke procedure doorlopen. Defensie bestudeert de mogelijkheden om door middel van deze projecten te komen tot de verwerving van een systeem dat zowel bescherming biedt tegen mortieren en raketten als tegen (on)bemande vliegtuigen. Met een geïntegreerd systeem kunnen de sensoren en de luchtverdedigingssystemen optimaal worden ingezet. De overdracht van de taken van 101 Artillerieondersteuningsbatterij aan het Commando grondgebonden luchtverdediging past bij deze integratie.

350

Wat zijn de operationele overwegingen geweest om de Cougar-helikopters af te stoten? Wat levert dit op en is dit meer dan het gezamenlijk afstoten van de Lynx, de Alouette en de AB412 (SAR)?

Zie het antwoord op vraag 281.

351, 375 en 376

Zal het nog op te richten Defensie Cyber Expertise Centrum een onderdeel worden van het Nationale Cyber Security Centrum, of staan deze los van elkaar? Waarom is in het laatste geval niet gekozen voor een geïntegreerd cyber security centrum van zowel Veiligheid & Justitie en Defensie? Wat zijn de operationele overwegingen hiervan geweest en wat zou Defensie kunnen besparen als er toch een geïntegreerd centrum zou komen? Hoe zal de samenwerking van het Defensie Cyber Expertise Centrum met de Nationale Cyber Security Centrum gestalte krijgen? Waar zal het Defensie Cyber Expertise Centrum onder worden gebracht? Welke rang zal daar aan het hoofd komen te staan? Hoeveel mensen komen er te werken? Zal het ook een opleidingsfunctie krijgen?

Het ministerie van Defensie richt op grond van de behoefte aan specifieke, aan de krijgsmacht gerelateerde kennis over cyber security een eigen expertisecentrum in. Dit Defensie Cyber Expertise Centrum wordt een zelfstandige eenheid onder functionele aansturing door de CDS. De personele invulling van het centrum moet nog worden vastgesteld. Het centrum zal onder meer voorzien in specifieke cybertrainingen en -opleidingen. Uiteraard zal, waar mogelijk, met het nationale centrum worden samengewerkt.

352, 377, 382, 393 t/m 396 en 413

In welke landen zullen de onbemande luchtsystemen (UAV’s) in eerste instantie worden gestationeerd? Wanneer verwacht u dat Europese regelgeving voor de luchtruimintegratie van de UAV’s gereed zal zijn? Ziet u ook opties voor binnenlandse inzet? Hoeveel geld is er met de investering gemoeid?

Om welk specifiek systeem gaat het bij de verwerving van de UAV’s? Gaat het hier om een Predator, Reaper of een ander model? Wat is de toegevoegde waarde van het MALE-systeem als er in Nederland zeer beperkt gevlogen kan worden en er extra kosten voor stationering in het buitenland moeten worden gemaakt? Wat gebeurt er met de RAVEN die net is ingevoerd?

Hoe lang zal het systeem in het buitenland worden gestationeerd en om welk land en exacte locatie gaat het hier?

Zijn er al genoeg defensiemedewerkers voor handen die ervaring hebben met deze nieuwe systemen? Hoe zullen de opleidings- en trainingsfaciliteiten er precies komen uit te zien?

Op welke plek in Nederland zal in de nabije toekomst het commandocentrum voor de onbemande vliegtuigen worden ingericht? Hoe wordt deze capaciteit organisatorisch bij het Commando Luchtstrijdkrachten ondergebracht/geïntegreerd?

Wanneer valt er duidelijke Europese regelgeving te verwachten voor de luchtruimintegratie voor deze systemen? Welke beperkingen zal Defensie tot die tijd ondervinden van het ontbreken van dergelijke regelgeving? Wordt in het DMP-project Onbemande vliegtuigen ook aandacht besteed aan Europese kandidaten? Zo ja, aan welke? Zo nee, waarom niet?

De Kamer is op 30 september 2006 geïnformeerd (Kamerstuk 30 806, nr. 1) over de behoeftestellingsfase (A-fase) van het project MALE UAV voor onbemande vliegtuigen met een groot bereik. De financiële omvang van dit project bedraagt tussen de € 100 miljoen en € 250 miljoen. In 2007 is besloten het project voorlopig niet voort te zetten. Nu Defensie alsnog zal overgaan tot de verwerving van een MALE UAV-capaciteit wordt bezien of, en zo ja in hoeverre, de toenmalige behoeftestelling moet worden aangepast. In overeenstemming met het DMP zal in het vervolg van het project worden onderzocht welke kandidaten aan de eisen kunnen voldoen. Ook Europese kandidaten komen in beginsel in aanmerking. Defensie geeft de voorkeur aan de verwerving «van de plank» van een product dat zich operationeel heeft bewezen.

De op te richten MALE UAV-eenheid zal in de aanvangsfase waarschijnlijk voor een periode van enkele jaren in het buitenland worden gestationeerd, onder meer vanwege de benodigde logistieke, opleidings- en trainingsfaciliteiten die in Nederland voorlopig onvoldoende beschikbaar zijn. De desbetreffende medewerkers moeten nog worden opgeleid. De UAV-eenheid komt te vallen onder het Commando luchtstrijdkrachten.

Europese regelgeving voor luchtruimintegratie van onbemande luchtsys-temen wordt verwacht. Defensie kan onbemande luchtsystemen vooralsnog alleen inzetten in voor dat doel vrijgemaakte delen van het luchtruim, zogenoemde segregated areas. De inzet van onbemande luchtsystemen in het kader van ICMS zoals met de Raven geschiedt op deze wijze. Tegelijkertijd worden ontwikkelingen in andere landen op de voet gevolgd. Duitsland zal dit jaar bij wijze van proef vluchten uitvoeren met onbemande luchtsystemen in niet-gesegregeerde delen van het luchtruim.

De MALE UAV kan ook in Nederland taken verrichten, bijvoorbeeld kustwachttaken. Het mini-UAV systeem Raven en het tactische-UAV systeem Sperwer wijken met een bereik van ongeveer tien kilometer sterk af van de MALE UAV. Raven wordt gebruikt door de verkenningseenheden van het Commando landstrijdkrachten en het Korps mariniers. De Sperwer wordt gebruik door het ISTAR-bataljon van het Commando landstrijdkrachten. Defensie zal de Raven in gebruik houden en de Sperwer binnenkort vervangen door het tactische-UAV systeem ScanEagle.

353 t/m 355

Is het vervangingsschema voor de F-16’s al bekend? Welke kosten zijn in deze periode met onderhoud van het planningsaantal van aan te schaffen JSF-toestellen gemoeid?

Kunt u gedetailleerd uiteenzetten hoe het mogelijk is dat het aantal F-16’s verder wordt gereduceerd naar 68, het investeringsbudget voor het project Vervanging F-16 wordt teruggebracht van 7.6 miljard euro naar 4.5 miljard euro, maar het planningsaantal voor de JSF blijft staan op 85? Hoeveel JSF toestellen kunnen er door Nederland worden aangeschaft voor 4,5 miljard euro? Hoeveel toestellen zijn er dan werkelijk in Nederland aanwezig (dus met aftrek van de twee testtoestellen die blijvend onbruikbaar zijn voor operaties, en de toestellen die in de Verenigde Staten blijven voor training)?

Het laatst vastgestelde budget voor het project Vervanging F-16 bedroeg € 6,2 miljard. In de beleidsbrief is uiteengezet dat, gelet op de financiële staat van Defensie en in afwachting van een vervangingsbesluit in een volgende kabinetsperiode, in het investeringsoverzicht € 4,5 miljard wordt gereserveerd voor de vervanging van de F-16. Besluitvorming over de vervanger van de F-16, het aantal toestellen en het daarvoor benodigde budget zijn aan het volgende kabinet. In afwachting daarvan blijft het planningsaantal ongewijzigd. Gelet op de bestelsystematiek die de Amerikaanse overheid hanteert, zal de vervanger van de F-16 niet eerder instromen bij Defensie dan vanaf 2019. Het nieuwe geplande invoer-schema van de F-35 en het uitvoerschema van de F-16 moeten nog worden vastgesteld. Overigens zijn de twee testtoestellen na de voltooiing van de operationele testfase in beginsel bruikbaar voor operaties.

Met de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 258) is de Kamer geïnformeerd over de raming van de exploitatiekosten van de F-35. Deze raming heeft betrekking op de gehele levensduur van 30 jaar en het planningsaantal van 85 toestellen. De raming komt neer op ongeveer € 4,4 miljoen per toestel per jaar (prijspeil 2010, plandollarkoers $ 1,00 = € 0,83).

356

Kunt u de volgende zinnen weerleggen? «De bezuinigingen komen onevenredig zwaar te liggen bij de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Marine doordat de regering vasthoudt aan de aanschaf van twee JSF testtoestellen. De landmacht en de marine betalen op deze manier mee aan de JSF testtoestellen.»

De in deze vraag verwoorde stelling is onjuist. Een operationele testfase is onvermijdelijk. Deelneming aan de operationele testfase met twee testtoestellen samen met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten levert niet alleen betere resultaten op dan een testfase die Nederland zelf zou uitvoeren, maar is bovendien naar verwachting goedkoper. Onder meer de jaarrapportage van het project Vervanging F-16 over 2009 (Kamerstuk 26 488, nr. 232) is hierop ingegaan. Verder is de vervanging van de F-16 voor de gehele krijgsmacht van belang. Investeringsbeslissingen worden genomen met het oog op de belangen van Defensie als geheel en een verdeelsleutel tussen de operationele commando’s bestaat niet. Overigens wordt de pijn van de bezuinigingen defensiebreed gevoeld.

357

Waarom wordt het aantal jachtvliegtuigen verminderd? Welke besparing

levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 299.

358

Waarom wordt de Cougar-helikopter afgestoten? Welke bezuiniging levert

dit op?

Zie het antwoord op vraag 281.

359 en 360

Wie zal de 19 overtollige F-16 toestellen kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)? Wie zal de Cougar-helikopters kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Zie het antwoord op vraag 242.

361 t/m 367

Welke berekening ligt ten grondslag aan de schatting dat doorvliegen met 68 F-16’s 300 miljoen euro kost? Kunnen de kosten (300 miljoen) worden onderbouwd en uitgesplitst? Wat is de verdeling van deze kosten per jaar, voor de jaren 2011, 2012, 2013, 204, 2015 en 2016? Kunt u in een overzicht weergeven welke kostenposten opgeteld de ongeveer 300 miljoen euro opmaken die gemoeid zijn met het langer doorvliegen met de 68 F-16’s? Vanaf welk jaar worden deze extra kosten gemaakt? Hoeveel extra kosten zijn dit per kostenpost en per tailnummer? Betreft het geschatte bedrag van 300 miljoen euro de kosten van onderhoud naast het reguliere onderhoud? Zo nee, welke kosten betreft het hier dan? Zo ja, kunt u dit bedrag uitsplitsen per toestel per jaar? Kunt u per tailnummer aangeven wat de kosten zijn voor het langer doorvliegen met de F-16’s? Kunt u tevens aangeven hoeveel vlieguren er per tailnummer staan gepland in de periode dat er langer doorgevlogen wordt?

Hoe wordt het bedrag van 300 miljoen euro ingeboekt op de begroting (welk bedrag voor welk jaar, tot en met welk jaar)? Op welk begrotingsarti-kel(en) is dit bedrag ingeboekt?

Kunt u de Kamer een overzicht geven van de procentuele stijging van de exploitatiekosten, uitgesplitst in verschillende kostenposten, per vlieguur van de F-16’s over de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016? Kunt u de Kamer een overzicht geven van de verwachte kostenontwikkeling ten aanzien van het onderhoud per vlieguur, per tailnummer van de F-16’s over de jaren 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en 2016?

Zie het antwoord op vraag 277.

368, 369 en 390 t/m 392

Hoeveel jachtvliegtuigen zijn er operationeel inzetbaar binnen de

Europese Unie (in totaal en per land)?

Hoeveel jachtvliegtuigen zijn er operationeel inzetbaar binnen de NAVO

(in totaal en per land)?

Hoeveel operationele transporthelikopters zijn er beschikbaar binnen de

EU (per type en per land)?

Hoeveel operationele gevechtshelikopters zijn er beschikbaar binnen de

EU (per type en per land)?

Hoeveel operationele gevechtshelikopters zijn er beschikbaar binnen de

NAVO (per type en per land)?

Op grond van afspraken in zowel de Navo als de EU is de informatie over de beschikbaarheid en de operationele inzetbaarheid van wapensystemen gerubriceerd. Daarom kunnen deze gegevens niet openbaar worden gemaakt.

370 en 371

Als uitgegaan wordt van 180 vlieguren, klopt het dan dat de F-16 per week

(maandag-vrijdag) 2,5 uur vliegt? Wat betekent deze geringe ureninzet

voor de inzetbaarheid van de F-16? Komt deze in het gedrang? Zo nee, waarom niet?

Als uitgegaan wordt van 200 vlieguren, klopt het dan dat de F-16 per week (maandag-vrijdag) 2,9 uur vliegt? Wat betekent deze geringe ureninzet voor de inzetbaarheid van de F-16? Komt deze in het gedrang? Zo nee, waarom niet?

Het geplande jaarlijkse aantal vlieguren per F-16 wordt gebruikt voor de planning van het onderhoud en de inzetbaarheid van de toestellen. Een productie van gemiddeld 180 tot 200 vlieguren per F-16 per jaar is een realistisch uitgangspunt. Het gemiddelde aantal vlieguren per toestel in 2008 was 174,4, in 2009 was dit 183,3 en in 2010 was het 182,5. Hierbij is rekening gehouden met toestellen die langdurig niet inzetbaar waren vanwege groot onderhoud en modificaties.

372

Krijgt Nederland in navolging van andere landen ook een cyber-generaal?

Bij de intensiveringen op het terrein van digitale weerbaarheid en cyberoperaties is het uitgangspunt dat deze een bijdrage moeten leveren aan het waarborgen van het voorzettingsvermogen en het versterken van het operationele vermogen van de krijgsmacht (zie hiervoor ook het antwoord op vraag 419). De CDS is verantwoordelijk voor de integrale aanpak binnen Defensie van de verschillende activiteiten op dit dossier. De rang van de nog aan te stellen programmamanager is nog niet bepaald.

373

Welke specifieke aandacht zal Defensie geven aan cyber op de verschillende opleidingsinstituten van Defensie?

De volledige behoefte aan cybergerelateerde opleidingen is nog niet uitgewerkt. Wel is vastgesteld dat het Defensie Cyber Expertise Centrum specifieke cyber opleidingen gaat ontwikkelen en dat bij de NLDA in 2012 een leerstoel cyber operations en beleid zal worden ingesteld.

374

Hoe zal de oprichting van een operationele cybercapaciteit gestalte krijgen? Worden er cybereenheden verdeeld onder alle operationele commando’s? Hoe zal de belangrijke uitvoerende rol voor het CLAS in het operationele domein worden ingevuld?

De operationele cybercapaciteit zal onder verantwoordelijkheid van de CDS worden ontwikkeld op grond van een nog te definiëren behoeftestelling. Op dit moment kan nog geen informatie worden gegeven over de organisatorische ophanging van de cybercapaciteit. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.

375

Hoe zal de samenwerking van het Defensie Cyber Expertise Centrum met

de Nationale Cyber Security Centrum gestalte krijgen?

Zie het antwoord op vraag 351.

376

Waar zal het Defensie Cyber Expertise Centrum onder worden gebracht? Welke rang zal daar aan het hoofd komen te staan? Hoeveel mensen komen er te werken? Zal het ook een opleidingsfunctie krijgen?

Zie het antwoord op vraag 351.

377

Om welk specifiek systeem gaat het bij de verwerving van de UAV’s? Gaat

het hier om een Predator, Reaper of een ander model?

Zie het antwoord op vraag 352.

378

De kosten van het langer doorvliegen met 68 F-16’s worden geschat op € 300 miljoen (p 19, 1e alinea onder vermindering jachtvliegtuigen). Waarom wordt de optie van langer doorvliegen met de F-16 niet overwogen als alternatief voor deelname aan het JSF-project?

Indien Defensie voor een langere periode zou willen doorvliegen met de F-16 dan nu wordt voorzien, zouden de toestellen grondig moeten worden gemoderniseerd. In onder meer de brieven van 18 december 2008 en 10 februari 2009 (Kamerstukken 26 488, nrs. 132 en 139) is ingegaan op de belangrijke nadelen van een dergelijke endlife update. De periode waarmee de levensduur kan worden verlengd is aanzienlijk korter dan de levensduur van een nieuw toestel. De onderhoudskosten van de F-16 zullen toenemen vanwege onder meer scheurvorming in de dragende delen en het feit dat oudere toestellen vaker te kampen krijgen met plotselinge defecten. Verder zullen de kosten van een endlife update hoog zijn en zal Nederland de technische en financiële risico’s van een dergelijk project waarschijnlijk grotendeels of geheel zelf moeten dragen, terwijl ons land nu nog bij zowel de F-16 als de F-35 kan profiteren van de intensieve internationale samenwerking. Bepaalde operationele tekortkomingen van de F-16 kunnen niet worden verholpen, zoals het gebrek aan stealth eigenschappen. Al met al is het rendement van de investeringen in een endlife update gering, worden de operationele risico’s steeds groter en worden de noodzakelijke vervangingsinvesteringen slechts voor een relatief korte periode uitgesteld.

379, 380 en 381

Wat betekent de voorgenomen afstoting van de Cougar-helikopters voor de transportcapaciteit van de krijgsmacht? Is het waar dat bij afgelopen missies er juist een tekort was aan helikopters?

Een deel van de capaciteit van de op te heffen Cougar-helikopters zal worden opgevuld met nieuwe Chinooks en de NH-90. Hoe groot is het capaciteitsgebrek na instroom van de voorgenomen nieuwe helikopters? Kunt u uiteenzetten of de veiligheid van militairen bij een toekomstige missie in het geding is met de nieuwe, minder grote helikoptercapaciteit? Gaat het inperken van helikoptercapaciteit niet ten koste van de veiligheid van het personeel, aangezien de toename van het gebruik van improvised explosive devices (IED’s) door de tegenstander dwingt tot verplaatsing door de lucht?

Door de afstoting van de Cougar zal de transportcapaciteit afnemen. De behoefte fluctueert al naar gelang de omstandigheden en het soort missie. De capaciteit aan transporthelikopters is in algemene zin beperkt. Dit wordt in het operationele planningsproces meegenomen. De veiligheid van militairen is niet in het geding omdat (tactisch) luchttransport ook kan worden verkregen via partnerlanden en civiele inhuur.

382

Wat is de toegevoegde waarde van het MALE-systeem als er in Nederland zeer beperkt gevlogen kan worden en er extra kosten voor stationering in het buitenland moeten worden gemaakt? Wat gebeurt er met de RAVEN die net is ingevoerd?

Zie het antwoord op vraag 352.

383, 397 en 399

Zal de nog op te richten permanente joint Counter-IED (C-IED)-organisatie samenwerken met TNO? Kunt u toelichten wat de C-IED-organisatie precies gaat uitvoeren?

Waar zal de nieuw op te richten joint C-IED-organisatie worden ondergebracht?

Waarom is gekozen voor een verdere versterking van de C-IED? Welk bedrag is met deze intensivering gemoeid?

De krijgsmacht heeft in recente missies waardevolle kennis en ervaringen opgedaan met het optreden tegen IED’s en IED-netwerken. Met de voorgenomen intensivering worden die kennis en capaciteit structureel belegd in de staande krijgsmacht. Hiermee is ongeveer € 71 miljoen aan investeringen gemoeid en een structurele exploitatie oplopend tot uiteindelijk € 7 miljoen per jaar.

De permanente joint counter IED-organisatie zal worden ondergebracht bij het Commando landstrijdkrachten. Haar taken berusten op die van de huidige, tijdelijke organisatie. Deze organisatie is het krijgsmachtbrede kenniscentrum en aanspreekpunt voor counter IED-capaciteiten en zij coördineert de diverse ontwikkelingen. Daarbij wordt onder meer samengewerkt met TNO.

384, 385 en 388

Waarom is er voor gekozen om het aantal patriots te verminderen? Welke besparing levert dit op?

Waarom wordt de patriot-luchtverdedigingscapaciteit teruggebracht van vier naar drie batterijen? Welke besparing levert dit op? Kunt u beargumenteren dat Nederland, ondanks de inkrimping van het aantal patriots, blijft beschikken over voldoende luchtverdediging, bijvoorbeeld tegen kruisraketten?

Lucht- en raketverdediging zijn operationele capaciteiten die niet in elke operatie (in volle omvang) nodig zijn. Vanuit het oogpunt van kostenreductie is, ondanks dat de Navo een tekort aan raketverdedigingsmiddelen heeft, gekozen voor de opheffing van één Patriot-eenheid. Door drie systemen volledig operationeel te houden en het materieel van het vierde systeem als reserve te behouden, behoudt Nederland een relevante en hoogwaardige lucht- en raketverdedigingscapaciteit en blijft het daarmee een belangrijke bijdrage aan de Navo leveren. De samenvoeging van Patriot- en luchtverdedigingssystemen van de landstrijdkrachten, maar ook de voorgenomen Duits-Nederlandse bundeling van luchtverdedigingskrachten versterken de gezamenlijke capaciteit. De vermindering van het aantal Patriot-systemen levert een jaarlijkse besparing op van € 8 miljoen en eenmalig een vrijval van € 3,3 miljoen in 2016.

386

Waarom wordt er een DC-10 toestel afgestoten? Welke besparing levert

dit op?

Door de bezuinigingen moet Defensie prioriteiten stellen. Gezien de verkleining van de krijgsmacht kan Defensie afzien van de uitbreiding van de strategische luchttransportcapaciteit in de vorm van een derde DC-10. Indien zich piekbehoeften voordoen aan strategische luchttransportcapaciteit, kan hierin worden voorzien door internationale samenwerking en door civiele inhuur. De voorziene besparing bedraagt structureel € 9 miljoen per jaar.

387

Waarom worden er twee Object Grondverdedigings (OGRV)-pelotons

opgeheven? Welke besparing levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 319.

388

Kunt u beargumenteren dat Nederland, ondanks de inkrimping van het aantal patriots, blijft beschikken over voldoende luchtverdediging, bijvoorbeeld tegen kruisraketten?

Zie het antwoord op vraag 384.

389

Wie zal de DC-10 kopen? Wat levert de verkoop op? Welke bijkomende kosten heeft de verkoop (bijvoorbeeld t.a.v. het gereedmaken voor verkoop, training en opleiding aan kopers, etc.)?

Zie het antwoord op vraag 242.

390

Hoeveel operationele transporthelikopters zijn er beschikbaar binnen de

EU (per type en per land)?

Zie het antwoord op vraag 368.

391

Hoeveel operationele gevechtshelikopters zijn er beschikbaar binnen de

EU (per type en per land)?

Zie het antwoord op vraag 368.

392

Hoeveel operationele gevechtshelikopters zijn er beschikbaar binnen de

NAVO (per type en per land)?

Zie het antwoord op vraag 368.

393 t/m 396

Hoe lang zal het systeem in het buitenland worden gestationeerd en om welk land en exacte locatie gaat het hier?

Zijn er al genoeg defensiemedewerkers voor handen die ervaring hebben met deze nieuwe systemen? Hoe zullen de opleidings- en trainingsfaciliteiten er precies komen uit te zien?

Op welke plek in Nederland zal in de nabije toekomst het commandocentrum voor de onbemande vliegtuigen worden ingericht? Hoe wordt deze capaciteit organisatorisch bij het Commando Luchtstrijdkrachten ondergebracht/geïntegreerd?

Wanneer valt er duidelijke Europese regelgeving te verwachten voor de luchtruimintegratie voor deze systemen? Welke beperkingen zal Defensie tot die tijd ondervinden van het ontbreken van dergelijke regelgeving?

Zie het antwoord op vraag 352.

397

Waar zal de nieuw op te richten joint C-IED-organisatie worden

ondergebracht?

Zie het antwoord op vraag 383.

398

Hoeveel geld komt er beschikbaar voor de versterking van de samenwerking bij speciale operaties?

Hiervoor komt geen extra geld beschikbaar. De versterking bestaat uit de intensivering van de samenwerking door procedures en trainingen op elkaar af te stemmen.

399

Waarom is gekozen voor een verdere versterking van de C-IED? Welk

bedrag is met deze intensivering gemoeid?

Zie het antwoord op vraag 383.

400

Wat zijn de kosten van het handhaven van drie Cougar-helikopters en vier bemanningen? Zorgt de handhaving van deze drie Cougar-helikopters niet voor relatief hoge kosten qua inzet van personeel en onderhoud?

De meerkosten (of minderopbrengst) van de handhaving van drie Cougars en vier bemanningen bedragen € 4 miljoen in 2012 en € 0,5 miljoen in 2013. Deze bedragen zijn niet hoger dan de kosten tot nu toe.

401 en 437

Is het afstoten van de Cougar-helikopter capaciteit op te vangen door de «inzetbaarheid van de Chinooks te verbeteren en de transportversie van de NH-90 in gebruik te nemen»? Op wat voor termijn kan deze «noodzaak» werkelijkheid worden?

Hoe verhoudt zich het streven dat de krijgmacht in de loop van 2014 weer «geheel op orde is» tot de grote gaten die er als gevolg van het afstoten van de Cougar helikopters vallen in de helikoptercapaciteit? Klopt het dat de krijgsmacht door vertragingen bij de invoer van de NH-90 en bij de midlife-update van de Chinook pas rond 2019 weer volledig inzetgereed zal zijn op het punt van de transporthelikoptercapaciteit?

De afstoting van de Cougar leidt tot een vermindering van capaciteit aan transporthelikopters. Hierdoor kan op korte termijn de ondersteuning van de luchtmobiele en amfibische transportcapaciteit en grondtroepen niet worden gegarandeerd. De taken voor search and rescue en patiënten-vervoer worden gegarandeerd uitgevoerd. Andere taken in het kader van de derde hoofdtaak van Defensie, zoals brandbestrijding, zullen primair met andere helikoptertypen moeten worden uitgevoerd en kunnen eerder onder druk komen te staan. Het project Chinook Midlife Update en de opleiding van vliegers voor de gemoderniseerde Chinook leidt ook tot een vermindering van de transporthelikoptercapaciteit. Vanaf 2014 zal het tekort aan capaciteit gedeeltelijk worden opgevangen door acht NH-90 transporthelikopters en al eerder door de introductie van zes extra Chinook-helikopters. In 2019 zullen zeventien Chinooks en acht NH-90 transporthelikopters volledig inzetbaar zijn. Zie ook het antwoord op vraag 303.

402 en 425

Wat verstaat u precies onder psychologische operaties (psyops)? Hoeveel geld is met de investering in de psyops-capaciteit gemoeid? Ervaringen in recente operaties onderstrepen het belang van de beïnvloeding van doelgroepen met behulp van psychological operations («psyops»). Hebben Psyops zoals uitgevoerd door Defensie een binnenlandse component? Welke doelgroepen heeft Defensie op het oog? Valt hieronder ook de beïnvloeding van binnenlandse of buitenlandse media?

Psyops wordt binnen de doctrine gedefinieerd als: «Geplande activiteiten die gebruik maken van communicatiemiddelen en andere methoden, gericht op goedgekeurde doelgroepen om hun percepties, attitudes en gedrag te beïnvloeden met als doel bij te dragen aan de verwezenlijking van politieke en militaire doelstellingen». Psyops-activiteiten worden alleen tijdens expeditionaire operaties uitgevoerd en richten zich alleen op nationaal en door het hoofdkwartier van de operatie goedgekeurde doelgroepen in het operatiegebied. Psyops wordt niet gericht op eigen troepen, media en bevriende naties en ook niet op troepen of civiele doelgroepen buiten het operatiegebied. Door de aard van de gebruikte media en de globalisering van informatie kan echter niet worden uitgesloten dat andere groepen dan de doelgroep kennis nemen van psyops-boodschappen.

De materiële kosten bedragen eenmalig € 186 000. De personele exploitatie wordt verhoogd met € 130 000 per jaar.

403

Waarom worden bij de verschillende krijgsmachtdelen verschillende

vuursteunteams gehandhaafd? Waarom wordt niet besloten om deze

teams op dezelfde wijze samen te stellen en met hetzelfde materieel uit te

rusten?

Voorwaartse waarnemers en Forward Air Controllers zullen worden samengevoegd in zogeheten Fire Support Teams. Standaardisatie van organisatie en uitrusting van de verschillende operationele commando’s is daarbij een uitgangspunt. Slechts kleine verschillen zullen resteren. Dit betreft bijvoorbeeld de verbindingssystemen waarmee de Fire Support Teams van het Korps mariniers zullen zijn uitgerust omdat zij ook moeten communiceren met Nederlandse vlooteenheden en met Britse eenheden binnen de NL/UK Amphibious Force.

404, 405, 430, 431, 434 en 435

Wat kost of bespaart de intensievere samenwerking met de Benelux? Is er al een verdere uitwerking van de intensievere Benelux-samenwer-king? Zo nee, wanneer verwacht u deze? Zo ja, waar zal deze precies uit bestaan?

Onderschrijft u het belang van samenwerking met internationale partners in tijden van bezuinigingen, om tekorten en duplicaties op Europees niveau, dan wel binnen de NAVO te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke nieuwe initiatieven zullen hiertoe concreet (ten aanzien van welke wapensystemen, met welke partners) worden genomen? Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over eventuele Benelux-defensiesamenwerking?

Kunt u de verschillende samenwerkingsopties concretiseren, zowel wat Nederland gaat leveren in de samenwerking en wat het Nederland oplevert?

Wat is uw algehele visie ten aanzien van defensiesamenwerking met Europese partners? Bent u bereid om concrete mogelijkheden tot materiële samenwerking met nieuwe partnerlanden te onderzoeken?

Met de deelneming aan diverse samenwerkingsverbanden, zoals de geïntegreerde Nederlands-Belgische marine, het geïntegreerde snel inzetbare Duits-Nederlandse hoofdkwartier in Münster, het European Air Transport Command en de European Gendarmerie Force, loopt Nederland voorop in Europa waar het gaat om de verdieping van internationale defensiesamenwerking. Het belang van samenwerking om de bestaande tekorten terug te dringen wordt al jaren erkend en de huidige bezuinigingen leiden alleen maar tot een extra aansporing om samen meer uit onze middelen te halen.

Naast het delen van kosten en het realiseren van besparingen is het door internationale samenwerking mogelijk gebruik te maken van capaciteiten die voor landen te kostbaar zijn om aan te schaffen en te exploiteren. Een voorbeeld hiervan is het C-17 initiatief ter vergroting van de strategische luchttransportcapaciteit.

Het kabinet heeft er in de beleidsbrief voor gekozen de lopende bilaterale en regionale samenwerkingsverbanden zoveel mogelijk voort te zetten. Het kabinet is bereid bij alle capaciteiten verdere samenwerking te overwegen, mits dit leidt tot meer effectiviteit of concrete besparingen en mits autonoom kan worden besloten tot operationele inzet. Wat betreft het onderzoek naar bijvoorbeeld de mogelijkheden van intensievere samenwerking in de Benelux kunnen kosten en opbrengsten op bepaalde deelgebieden verschillen. De doelstelling is dat de besparingen op het totaalpakket voor alle deelnemende landen substantieel hoger zijn dan de kosten.

Met Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en in Benelux-verband zijn afspraken gemaakt om de mogelijkheden tot verdieping van de samenwerking te onderzoeken. De politieke bereidheid is hiervoor aanwezig. Het is echter op dit moment nog niet mogelijk de in de beleidsbrief geschetste initiatieven nader te concretiseren, aangezien hierover nog overleg gaande is met partners. Het kabinet zal de Kamer in ieder geval in de begroting en in het jaarverslag informeren over de voortgang op dit gebied.

406

Waarom is er voor gekozen een groot aantal types landmachtgevechts-voertuigen te behouden? Kunt u bij ieder type uitleggen waarom is besloten deze te houden?

Militaire operaties vragen veel flexibiliteit, ook van de tactische voertuigen. Hoewel Defensie streeft naar vergaande integratie en uniformiteit, zijn de verschillende operationele eisen niet in één enkel type voertuig te verenigen. Zo vervangt de CV-90 de sterk verouderde YPR-gevechtsvoertuigen, levert de pantserhouwitser vuursteun op grote afstand en zijn de bruglegger en genie-/doorbraaktank essentieel voor mobiliteit en contramobiliteit in operaties. De bergingstank, ten slotte, levert de noodzakelijke ondersteuning aan voornoemde zware voertuigen.

407 en 416

Wordt bij de voorgenomen investeringen het Europees Defensie Agentschap betrokken om de kosten zo laag mogelijk te houden? Zo nee, waarom niet?

Kunt u een overzicht geven van de gemeenschappelijke investeringsprogramma’s voor onderzoek en technologie, waar Nederland binnen EDA-verband wil deelnemen?

Bij de voorgenomen investeringen zal steeds worden gezocht naar kosteneffectieve oplossingen, waarbij meer dan voorheen als regel van de plank zal worden gekocht. Daarbij zal steeds worden beoordeeld of betrokkenheid van het Europees Defensie Agentschap voordelen kan bieden. Wat betreft de investeringsprogramma’s op het gebied van onderzoek en technologie heeft Nederland goede ervaringen opgedaan met programma’s op het gebied van Force Protection en Unmanned Maritime Systems. Daarnaast heeft Nederland het voornemen te participeren in programma’s voor chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN-)middelen en voor Unmanned Aerial Systems.

408

Op welke wijze wordt de samenwerking tussen het korps commandotroepen, de luchtmobiele brigade en het korps mariniers versterkt?

Door de samenvoeging van delen van de gevechtssteun van het Korps mariniers en de Luchtmobiele brigade wordt niet alleen een doelmatiger beheer mogelijk, maar zal ook de opleiding en training van het gevechts-steunpersoneel gezamenlijk worden uitgevoerd. De oefenprogramma’s van de eenheden worden in de komende periode opnieuw bezien met meer aandacht voor gezamenlijk oefenen. De samenwerking tussen de special forces componenten van het Commando landstrijdkrachten en het Commando zeestrijdkrachten zal verder worden versterkt, waarbij de ontwikkeling van een gezamenlijk curriculum voor de basisopleiding special forces operator wordt onderzocht.

409

Welke herziening van het aantal gezondheidscentra en de personele bezetting zal worden gedaan? Hoe wordt de capaciteit aangepast? Welke besparingen levert dit op?

Zie het antwoord op vraag 133.

410

Welke functies worden (grofweg) bij het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier geschrapt?

Zie het antwoord op vraag 266.

411

Ziet u ook samenwerkingsverbanden met landen als België en Duitsland op het gebied van de nieuwe investeringen, zoals cyber, UAV’s, special forces etcetera?

Bij ieder nieuw investeringsproject wordt de mogelijkheid tot internationale samenwerking bezien. Samenwerkingsverbanden met landen als België en Duitsland worden daarbij in overweging genomen.

412

Er wordt veel aandacht geschonken aan de bescherming tegen bermbommen (IED’s). Op wat voor manier wordt aandacht gegeven aan bescherming tegen andere dreigingen, zoals het onbemande vliegtuig en geïmproviseerde raketten en mortieren? Is het waar dat deze dreiging in omvang toeneemt? Klopt het dat Defensie nu niet beschikt over capaciteiten om eenheden, compounds of objecten tegen dergelijke onbemande vliegtuigen te beschermen? Is overwogen om ook hierin te investeren? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de kosten om hier wel in te investeren?

Zie het antwoord op vraag 349.

413

Wordt in het DMP-project Onbemande vliegtuigen ook aandacht besteed

aan Europese kandidaten? Zo ja, aan welke? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 352.

414

Kunt u uiteenzetten of het op termijn mogelijk is om onbemande straaljagers te produceren, die net zo wendbaar zijn als de moderne straaljagers en dezelfde motorcapaciteiten, manoeuvretactieken en air-to-air-kenmerken hebben?

Het Unmanned Combat Air Vehicle (UCAV), een onbemand alternatief voor moderne bemande gevechtsvliegtuigen, is nog in ontwikkeling. De eerste operationele UCAV is nog niet in aantocht en de capaciteiten van het toestel zijn nog niet duidelijk. Het is dan ook onzeker wanneer de capaciteiten van een UCAV volledig vergelijkbaar zullen zijn met die van moderne bemande gevechtsvliegtuigen.

415

Wordt de samenwerking met Noorwegen op een aantal terreinen ook

geïntensiveerd?

Er bestaat politieke bereidheid in Nederland en Noorwegen om de lopende onderlinge defensiesamenwerking te verdiepen. De mogelijkheden hiertoe zullen in de loop van dit jaar verder worden onderzocht.

416

Kunt u een overzicht geven van de gemeenschappelijke investeringsprogramma’s voor onderzoek en technologie, waar Nederland binnen EDA-verband wil deelnemen?

Zie het antwoord op vraag 407.

417

Op welke termijn zou Nederland kunnen toetreden tot het samenwerkingsverband van zes Europese landen met grotere defensie-industrieën (Letter of Intent)?

Nederland bestudeert toetreding tot de Letter of Intent. Nederland kan toetreden indien de huidige zes lidstaten daarmee unaniem instemmen.

418

Blijft de huidige capaciteit voor operationele personeelsondersteuning, P&O-advies en loopbaanbegeleiding voor commandanten op het uitvoerende niveau ongemoeid?

Zie het antwoord op vraag 132.

419

Wat wordt precies verstaan onder de gerichte uitbreiding van de

inlichtingencapaciteit bij de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst,

zowel voor defensieve als offensieve doeleinden? Vallen onder offensieve

operaties ook aanvallen op de elektronische infrastructuur van vreemde

mogendheden. Zo ja, onder welke internationale wetgeving vallen zulke

operaties?

De inlichtingencapaciteit van de MIVD zal worden uitgebreid om de informatiepositie in het digitale domein te versterken. Hiermee wordt het inzicht in de dreiging tegen de krijgsmacht in het digitale domein verbeterd en kan digitale spionage beter worden tegengegaan. Het gaat daarbij om de aard en herkomst van acute en potentiële dreigingen en de (technische) capaciteiten en kenmerken van potentiële tegenstanders. Hiertoe kan de minister, onder voorwaarden, bijzondere bevoegdheden inzetten op grond van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2002 (WIV2002). De inlichtingen worden gebruikt ten behoeve van defensieve doeleinden, zoals de bescherming van de computernetwerken waarvoor het ministerie van Defensie verantwoordelijk is.

Een offensieve cyberoperatie in militaire zin kan onder meer militaire handelingen in het digitale domein betreffen, om door infiltratie van computers, computernetwerken, software en het internet systemen te beïnvloeden of uit te schakelen om daarmee het handelen van opponenten te beïnvloeden of onmogelijk te maken. Ook voor dit soort operaties zijn inlichtingen noodzakelijk. Dit soort offensieve cyberoperaties kan alleen onder verantwoordelijkheid van de CDS worden uitgevoerd op grond van een toereikend volkenrechtelijk mandaat. Bij dergelijke operaties is het humanitair oorlogsrecht van kracht.

420, 421 en 449

In welke situaties zou de krijgsmacht in de problemen kunnen raken om

haar nationale taken adequaat te kunnen uitvoeren?

Wat bedoelt u precies met de opmerking dat het de krijgsmacht meer

moeite zal kosten om de afspraken in voorkomend geval gestand te doen?

U schrijft dat de verkleining van de krijgsmacht onvermijdelijk leidt tot een

verminderde beschikbaarheid voor nationale taken. Kunt u uiteenzetten

welke taken in het gedrang komen? Worden er taken afgestoten, en zo ja

welke, of worden dezelfde taken op een andere manier uitgevoerd, en zo

ja, hoe?

Defensie blijft een volwaardige veiligheidspartner van civiele autoriteiten en hulpdiensten. De capaciteiten van de krijgsmacht zoals opgenomen in de ICMS-catalogus blijven beschikbaar. Door de reducties nemen de totale capaciteiten echter wel af waardoor incidenteel de beschikbaarheid voor nationale taken onder druk kan komen te staan. De krijgsmacht zal in voorkomend geval meer inspanningen moeten leveren om capaciteit beschikbaar te maken of kan tijdelijk een beperkte capaciteit inzetten.

422

Wat is op dit moment de status van de juridische basis van de mobiele controles van de KMar? Wat zijn de problemen en op welke manier en termijn worden deze opgelost?

De Koninklijke marechaussee voert mobiel toezicht uit in het grensgebied ter bestrijding van illegaal verblijf en grensoverschrijdende criminaliteit. Het Europese Hof van Justitie en de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben uitspraken gedaan die gevolgen hebben voor het toezicht aan de grens, op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet 2000, zoals dat tot eind 2010 werd uitgevoerd. Als gevolg van deze jurisprudentie is momenteel een voorstel tot wijziging van het Vreemde-lingenbesluit 2000 door de minister voor Immigratie en Asiel voor spoedadvies aangeboden aan de Raad van State.

423

Dragen Sint Maarten en Curaçao financieel bij aan de inzet en ondersteuning door de KMar op die eilanden? Zo nee, waarom niet?

Sint Maarten en Curaçao dragen momenteel niet bij aan de inzet van de Koninklijke marechaussee. Gezien het directe Nederlandse belang bij de uitvoering van de taken van de Koninklijke marechaussee in het Caribisch deel van het Koninkrijk, wordt de inzet van de Koninklijke marechaussee bekostigd uit Hoofdstuk IV, Koninkrijksrelaties. Het gaat daarbij om ondersteuning van grensbewaking en regulering van migratiestromen, alsmede om ondersteuning in de vorm van recherchecapaciteit in verband met grensoverschrijdende criminaliteit.

424

Kunt u de ogenschijnlijke tegenstelling tussen het doen van investeringen in Network Enabled Capabilities (NEC) en een lager budget voor NEC-innovatie en experimenten in 2012 nader toelichten?

De tijdelijke reductie van het budget voor NEC-experimenten is ingegeven door de stand van de financiële kaders in 2012. De intensivering van NEC-investeringen heeft betrekking op de verwerving van NEC-capaciteiten op grond van kennis en inzichten die in experimenten zijn opgedaan.

425

Ervaringen in recente operaties onderstrepen het belang van de beïnvloeding van doelgroepen met behulp van psychological operations («psyops»). Hebben Psyops zoals uitgevoerd door Defensie een binnenlandse component? Welke doelgroepen heeft Defensie op het oog? Valt hieronder ook de beïnvloeding van binnenlandse of buitenlandse media?

Zie het antwoord op vraag 402.

426

Past het optreden in NEC nog in het ambitieniveau? En verdediging tegen

ballistische raketten? Zo ja, op welke wijze en wat is hier het belang van?

De investeringen in Network Enabled Capabilities en in de verdediging tegen ballistische raketten passen bij de ambitie van een moderne en veelzijdig inzetbare krijgsmacht die op de toekomst is voorbereid. De investeringen in Network Enabled Capabilities zijn des te meer van belang omdat in een kleinere krijgsmacht het relatieve belang van interoperabiliteit eerder toe- dan afneemt. De krijgsmacht moet daarom beschikken over meer en betere middelen om het genetwerkte militaire optreden mogelijk te maken. Het betreft onder andere het project MAJIIC van negen Navo-landen die streven naar meer coördinatie bij de inzet van sensoren en een betere verspreiding van sensordata in een operatiegebied. Het samenwerkingsmodel en de methodiek blijken zo doeltreffend dat het project is verbreed van de verspreiding van videodata afkomstig van luchtsystemen naar meer datasoorten afkomstig van een verscheidenheid aan sensoren. Ook andere projecten worden geïntensiveerd.

De raketverdedigingsmiddelen van de krijgsmacht zijn een sprekend voorbeeld van technologisch hoogwaardige capaciteiten die er in internationaal verband toe doen. Gelet op de voortgaande verspreiding van rakettechnologie naar risicolanden, is ten tijde van de Navo-top in Lissabon in november 2010 het belang van deze capaciteiten opnieuw onderstreept. Met de Patriot-luchtverdedigingscapaciteit en de radarcapaciteit aan boord van de LC-fregatten heeft Nederland in de Navo een sterke positie waarin Defensie wil blijven investeren.

427 t/m 429

Welke noodzaak is er voor de doorvoer van intensiveringen ten aanzien van tactical ballistic missile defence? Welke visie ligt hier aan ten grondslag?

Wordt er overwogen om het SM-3 antiraketsysteem aan te schaffen? Kan de keuze om te investeren in een modificatie van een radarsysteem op de Luchtverdedigings- en Commandofregatten enerzijds en de opheffing van een batterij van de Patriot luchtverdedigingcapaciteit anderzijds,verder worden onderbouwd, aangezien de Patriots daadwerkelijk met inzet bijgedragen hebben aan luchtverdediging, terwijl dit bij de fregatten niet het geval is geweest?

De verspreiding van massavernietigingswapens en van technologieën voor de ontwikkeling en de fabricage van ballistische raketten met een groot bereik vormt een groeiend veiligheidsrisico, zowel voor het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied als voor uitgezonden eenheden. De Tweede Kamer is hierover op 10 november 2010 per brief geïnformeerd

(Kamerstuk 28 676, nr. 118). Tijdens de Top van Lissabon in november 2010 heeft de Navo besloten een raketverdedigingscapaciteit te ontwikkelen. De Navo ontwikkelt de commandovoering, terwijl de sensoren en wapensystemen als nationale bijdragen door de landen worden geleverd. Zoals de beleidsbrief duidelijk maakt, heeft Nederland in de Navo al jaren een sterke positie waarin Defensie wil blijven investeren. Door de SMART-L radar van de vier Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LCF) te modificeren helpt Nederland het tekort aan raketverdedigingssen-soren binnen de Navo te verkleinen. De LCF-radar en het Patriot-systeem zijn geen vervangende, maar complementaire capaciteiten. Door de koppeling aan de Nederlandse Patriot worden ook deze systemen voorzien van vroegtijdige voorwaarschuwing, waarmee de inzeteffecti-viteit wordt vergroot.

Omdat Nederland in het verleden niet beschikte over een radarsysteem voor raketverdediging kon dit ook niet worden ingezet. Het aantal Patriot-eenheden wordt weliswaar verminderd van vier naar drie, maar het vierde systeem blijft beschikbaar als operationele en logistieke reserve. Hiermee wordt de inzetbaarheid van de drie resterende systemen vergroot. Op dit ogenblik wordt niet overwogen het Standard Missile-3 antiraketsysteem aan te schaffen.

430

Onderschrijft u het belang van samenwerking met internationale partners in tijden van bezuinigingen, om tekorten en duplicaties op Europees niveau, dan wel binnen de NAVO te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke nieuwe initiatieven zullen hiertoe concreet (ten aanzien van welke wapensystemen, met welke partners) worden genomen?

Zie het antwoord op vraag 404.

431

Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over eventuele Benelux-defensiesamenwerking?

Zie het antwoord op vraag 404.

432

Kan Defensie na de voorgenomen bezuinigingen nog voldoen aan de

internationale verplichtingen in NAVO en EU verband?

Nederland zal bijdragen kunnen blijven leveren aan de NATO Response Force en de EU Battlegroups, alsmede aan EU- of Navo-operaties. Zoals gesteld in de beleidsbrief zal Nederland zich meer toeleggen op korte, krachtige en hoogwaardige bijdragen aan internationale operaties.

433

Is in het voorgestelde maatregelenpakket rekening gehouden met bezuinigingen die door andere EU-lidstaten worden doorgevoerd? Zijn de bezuinigingen in de diverse EU-landen complementair aan elkaar?

In het kader van de mogelijkheden tot internationale samenwerking zijn de bezuinigingsvoornemens van relevante EU-lidstaten en Navo-bondgenoten onderzocht. De bevindingen maakten integraal deel uit van de informatie op grond waarvan de afwegingen in de beleidsbrief tot stand zijn gekomen. Het is moeilijk te beoordelen of de bezuinigingen in EU-landen complementair aan elkaar zijn, aangezien sommige landen verder zijn in hun besluitvorming dan andere.

434

Kunt u de verschillende samenwerkingsopties concretiseren, zowel wat

Nederland gaat leveren in de samenwerking en wat het Nederland

oplevert?

Zie het antwoord op vraag 404.

435

Wat is uw algehele visie ten aanzien van defensiesamenwerking met Europese partners? Bent u bereid om concrete mogelijkheden tot materiële samenwerking met nieuwe partnerlanden te onderzoeken?

Zie het antwoord op vraag 404.

436

Kan nader ingegaan worden op het streven dat de krijgsmacht in de loop van 2014 weer geheel op orde is? Betekent dit dat op dat moment alle achterstanden op het gebied van onderhoud, opleidingen, geoefendheid, munitie, reservedelen, en ondervulling van het personeelsbestand weggenomen zijn?

Zie het antwoord op vraag 69.

437

Hoe verhoudt zich het streven dat de krijgmacht in de loop van 2014 weer «geheel op orde is» tot de grote gaten die er als gevolg van het afstoten van de Cougar helikopters vallen in de helikoptercapaciteit? Klopt het dat de krijgsmacht door vertragingen bij de invoer van de NH-90 en bij de midlife-update van de Chinook pas rond 2019 weer volledig inzetgereed zal zijn op het punt van de transporthelikoptercapaciteit?

Zie het antwoord op vraag 401.

438

Kunt u de bezuiniging van structureel 119,6 miljoen euro op het oplei-dingsveld specificeren?

De bezuinigingen in het opleidingsveld gaan uit van de huidige principes competentiegericht opleiden, «just in time just enough», «paars tenzij» en civiel uitbesteden. In overeenstemming met deze principes maken onder andere de volgende maatregelen deel uit van de bezuinigingen in het opleidingsveld:

De Algemene Militaire Opleiding en de Vaktechnische Opleiding worden beperkt vanwege de instroom via de module «Veiligheid en vakmanschap» van de Regionale Opleidingscentra. De initiële opleidingen worden compacter en delen ervan zullen bij operationele eenheden worden belegd. Tevens wordt de civiele certificering van functieopleidingen maximaal benut. Voorts komt er een gemeenschappelijk referentiemodel met een defensiebrede normering en procesgang voor de opleidingsorganisaties van de operationele commando’s. Deze maatregelen leveren een groot aandeel in de totale besparing in het opleidingsveld. Daarnaast wordt het aanbod van studierichtingen bij de NLDA verkleind tot drie bacheloropleidingen waardoor schaalvoordelen ontstaan en wordt het aantal profielen en minors tot een minimum beperkt dan wel op civiele universiteiten gevolgd. De kenniscentra Leidinggeven en Opleidingskunde worden ondergebracht bij de NLDA en de Koninklijke Militaire School (KMS). Ten slotte wordt de functieduur voor militair personeel verlengd, wat een dempend effect heeft op de opleidingsbehoefte, en worden de opleidingsbudgetten verlaagd.

439

Kunt u uitleggen waarom er in 2012 nog geen bezuiniging mogelijk is op

bestuur (spoor 1)? Wanneer zijn de nadere plannen uitgewerkt om de

beoogde bezuinigingen op het bestuur en de bedrijfsvoering te

realiseren?

Zie het antwoord op vraag 50.

440

Drukken de kosten voor grensbewaking van de BES-eilanden alleen op de

Defensiebegroting of is hiervoor gecompenseerd uit de algemene

middelen?

Het budget voor de grensbewakingstaken op de BES-eilanden maakt deel uit van de defensiebegroting. Hiervoor zijn middelen overgeheveld van de ministeries van Veiligheid & Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de defensiebegroting.

441

Waar bestaan de besparingen uit op militaire muziek, ceremonieel en

traditiekamers?

De besparing op de militaire muziek leidt tot enige beperking van de capaciteit. Er resteert voldoende capaciteit voor ceremoniële ondersteuning en publieke presentaties bij elk krijgsmachtdeel. De reductie op het ceremonieel betreft het afzien van de aanschaf van enkele ceremoniële uniformen. Bij de traditiekamers wordt de besparing gevonden door de stringentere toepassing van de normen voor het ruimtebeslag voor de diverse historische verzamelingen op onderdeelsniveau.

442

Waar bestaan de besparingen in de inlichtingen en veiligheid uit?

De verwerving van een geautomatiseerd HF-breedbandinterceptiesysteem en een sigintverwerkingssysteem (Argo 2) betekent een aanzienlijke personele besparing in de Sigint-keten. Ook zal de samenwerking tussen de MIVD en het Joint ISTAR Commando (JISTARC) verder worden geïntensiveerd, waarbij onder meer de doelmatigheid van de analyse- en verwerkingscapaciteit zal worden vergroot. Met de samenvoeging van de staven van het DIVI (Defensie Inlichtingen en Veiligheids Instituut) en het JISTARC wordt een overheadbesparing behaald. Een personele reductie is verder mogelijk bij de Short Range Tactical UAV, aangezien dit nieuwe systeem minder personeelsintensief is dan de voormalige Sperwer. Daarnaast leidt de opheffing van 101 Artillerieondersteuningsbatterij en het vervolgens onderbrengen van de capaciteit bij het Commando grondgebonden luchtverdediging tot een verdere besparing bij inlichtingen en veiligheid. Ten slotte zal ook een aantal aanvullende efficiencymaatregelen worden genomen.

443

Waarom is ervoor gekozen om een groot deel van de sportinstructeurs weg te bezuinigen? Welke gevolgen heeft dit voor de fysieke inzetbaarheid van militairen?

Zie het antwoord op vraag 12.

444

Waaruit bestaan de bezuinigingen in de gezondheidszorg die worden

doorgevoerd?

Zie het antwoord op vraag 133.

445

Hoe verhoudt zich de structurele bezuiniging op reservisten van € 6 miljoen tot de motie Bruins Slot (Kamerstuknummer 32 500 X, nr. 18) waarin de regering verzocht wordt bij de totstandkoming van de beleidsbrief de mogelijkheid van een verdere vergroting van het reservisten te betrekken, voor zowel frontfill- als backfilltaken, en daarbij tevens te overwegen om reservisteneenheden op te richten van nationale taken? Op welke wijze heeft u invulling aan deze motie gegeven?

Zie het antwoord op vraag 214.

446

Welk gedeelte van de verwachte bezuinigingen door het afstoten van defensiematerieel wordt naar verwachting gerealiseerd door middel van de verkoop van overtollig defensiematerieel? Wat is het totaal aan verwachte opbrengsten van de verkoop van overtollig defensiematerieel als onderdeel van de maatregelen uit de beleidsbrief?

Zie het antwoord op vraag 33.

447

Op basis waarvan zijn de verwachte opbrengsten van de verkoop van

overtollig defensiematerieel berekend?

Zie het antwoord op vraag 89.

448

Is er onderzoek gedaan naar de vraag naar overtollig defensiematerieel? Is er een analyse gemaakt van potentiële kopers? Is hierbij vooraf rekening gehouden met de criteria uit het gemeenschappelijk standpunt wapen-export van de EU en de aankomende herziening van het wapenexportbeleid zoals aangekondigd door de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie tijdens het algemeen overleg Wapenexport van 24 maart 2011?

Er is geen onderzoek gedaan naar de vraag naar overtollig defensiematerieel en er is geen analyse gemaakt van potentiële kopers.

449

U schrijft dat de verkleining van de krijgsmacht onvermijdelijk leidt tot een verminderde beschikbaarheid voor nationale taken. Kunt u uiteenzetten welke taken in het gedrang komen? Worden er taken afgestoten, en zo ja welke, of worden dezelfde taken op een andere manier uitgevoerd, en zo ja, hoe?

Zie het antwoord op vraag 420.

450 en 451

Is de conclusie juist dat het belang van de krijgsmacht toeneemt, terwijl zij

minder beschikbaar is, gelet op de constatering dat «met het oog op de

groeiende kwetsbaarheid van de Nederlandse samenleving voor

maatschappelijke ontwrichting» het belang van de bijdrage van de

krijgsmacht aan veiligheid binnen de grenzen toeneemt, terwijl «de

verkleining van de krijgsmacht» onvermijdelijk leidt tot een verminderde

beschikbaarheid?

Wat wordt bedoeld met «groeiende kwetsbaarheid van de Nederlandse

samenleving voor maatschappelijke ontwrichting»?

De vaststelling dat sprake is van een groeiende kwetsbaarheid van de Nederlandse samenleving voor massale ontwrichting en «samengestelde» dreigingen is ontleend aan het eindrapport van het interdepartementale project Verkenningen. De omgevingsanalyse in dit rapport geeft geen aanleiding te veronderstellen dat het grondgebied van Nederland de komende twee decennia zal blootstaan aan een grootschalige conventionele militaire dreiging. Wel wordt de Nederlandse samenleving, mede door haar groeiende complexiteit en afhankelijkheden, potentieel kwetsbaarder voor massale ontwrichting, bijvoorbeeld als gevolg van pandemieën, overstromingen, terroristische aanslagen, ernstige ongeregeldheden of de grootschalige uitval van communicatie- en informatiesystemen.

Defensie blijft een volwaardige veiligheidspartner van civiele autoriteiten en hulpdiensten en zal blijven voldoen aan de bestuurlijke afspraken die in het kader van ICMS zijn gemaakt over de gegarandeerde beschikbaarheid van militaire middelen. De verkleining van de krijgsmacht leidt onvermijdelijk wel tot een verminderde beschikbaarheid van militaire middelen voor nationale taken. De beschikbaarheid voor nationale taken kan daardoor in specifieke gevallen onder druk komen te staan.

452

Wat kost het per jaar om een M-fregat in de vaart te houden?

Zie het antwoord op vraag 237.

453

Kunt u de ogenschijnlijke tegenstelling tussen investeringen in de capaciteiten voor civiel-militaire samenwerking met CBRN-response team en CBRN-detectie en ontsmettingscompagnie, en het schrappen van BADS en de betreffende kennisbasis bij TNO toelichten?

BADS (Bio Aerosol Detectie Systeem) is een mobiel detectieplatform voor detectie en identificatie van aerosolen waarvoor TNO de technologie ontwikkelde. Defensie moet om financiële redenen afzien van het BADS, maar dat heeft geen gevolgen voor de ICMS-afspraken omdat BADS los staat van capaciteiten die Defensie in dit kader heeft toegezegd. Er kunnen echter wel gevolgen zijn voor de kennisbasis bij TNO op het gebied van biologische bescherming. In overeenstemming met de SKIA wil Defensie deze kennisbasis op een toereikend niveau in stand houden, bij voorkeur samen met civiele veiligheidspartners. Over de mogelijkheden daartoe wordt op dit ogenblik met TNO en met de civiele partners overlegd.

454

Welke consequenties heeft de vertraging van de verwerving van

HV-brillen voor de operationele capaciteit in het komende jaar?

De gevolgen van de vertraging van de verwerving van HV-brillen met een jaar zijn gering. Door middel van een pool maken operationeel ingezette eenheden gebruik van de HV-brillen van andere eenheden. Het totale aantal HV-brillen zal gaandeweg door slijtage afnemen. Voor de nu voorziene operationele inzet in 2012 zijn voldoende HV-brillen beschikbaar.

455

Er wordt gezocht naar verdere samenwerking tussen de civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties, omdat dit kan leiden tot doelmatigheidswinst voor Defensie. Kunt u deze veronderstelling onderbouwen met positieve ervaringen uit het verleden?

Samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties kan op verschillende manieren leiden tot doelmatigheidswinst. Er is bijvoorbeeld minder personeel nodig, indien militair luchtverkeer in het hogere luchtruim in de nacht en in het weekend wordt begeleid door de civiele luchtverkeersleidingsorganistaties Maastricht Upper Area Control (MUAC) en Luchtverkeersleiding Nederland. Met deze samenwerking is, bij wijze van proef, onlangs positieve ervaring opgedaan. De uitwisseling van radardata en samenwerking bij de vervanging van radioapparatuur hebben eerder ook geleid tot doelmatigheidswinst.

456

Welke beperkingen geeft de vertraging van de extra special forces

voertuigen voor de operationele capaciteit tot 2012?

De vertraging heeft tot gevolg dat special forces operaties langer zullen worden uitgevoerd met voertuigen die reeds geruime tijd in gebruik zijn en waarvan de prestaties minder zijn dan die van de nieuw aan te schaffen voertuigen.

De huidige voertuigen kunnen in de overbruggingsperiode deels worden aangepast aan optreden dat specifieke eisen stelt aan materieel. Dit is ook gebeurd met MB-voertuigen voor special forces operaties in Afghanistan

457

In hoeverre is het belang van een stabiele internationale rechtsorde voor

Nederland als handelsland meegewogen in deze bezuiniging?

De regering is zich er terdege van bewust dat een wereld waarin het recht overheerst, in het belang is van een handelsnatie als Nederland. In het regeerakkoord wordt, mede tegen deze achtergrond, aan de internationale rechtsorde onverminderd belang gehecht. De handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde blijft één van de drie hoofdtaken van Defensie. Deze taak is bovendien verankerd in Artikel 97 van de Grondwet. De krijgsmacht wordt voorts in de praktijk herhaaldelijk ingezet in het kader van de bevordering en de handhaving van de internationale rechtsorde, zoals nu in Afghanistan, Libië en in de wateren bij Somalië, en dat zal zo blijven. Als gevolg van de bezuinigingen zullen de mogelijkheden om bijdragen te leveren de komende jaren wel verminderen.

458 en 459

«Op basis hiervan kan er in 2013 weer een volledig oefenprogramma

zijn». Kunt u uiteenzetten wat de gevolgen zijn van een niet volledig voor

Nederlandse inzetbaarheid in 2011–2013?

Na 2013 zal er pas weer een volledig oefenprogramma zijn. Kan de

conclusie worden getrokken dat militairen in ieder geval tot 2014 niet

uitgezonden worden (aangezien dit betekent dat zij anders onvoldoende

geoefend op missie gaan)? Wat betekent dit voor de operationele

inzetbaarheid van de krijgsmacht?

Voor eenheden die in een reorganisatietraject terecht komen, zullen de programma’s opnieuw moeten worden ontwikkeld en moet het (financiële) planningsproces worden aangepast. Nieuw samen te stellen eenheden zullen gaan bestaan uit reeds bestaande en geoefende elementen. De aangepaste oefenprogramma’s hebben betrekking op het gezamenlijk laten oefenen van verschillende elementen die door de reorganisatie in een nieuwe moedereenheid terechtkomen.

Voor de eenheden die niet worden geraakt door de reorganisatie is het oefenprogramma sneller weer op orde. Voor militairen die kandidaat zijn voor een uitzending worden speciale oefenprogramma’s opgesteld. Voor deze speciale programma’s worden met prioriteit middelen beschikbaar gesteld. De geoefendheid van uitgezonden personeel is daarmee gewaarborgd. De krijgsmacht als geheel is in de komende periode verminderd inzetbaar.

460

Kunt u uiteenzetten wat verstaan moet worden onder «korte, krachtige en

hoogwaardige bijdragen»? Om wat voor soort bijdragen gaat het dan?

Zie het antwoord op vraag 28.

461

Welke politietaken van de KMar verminderen, welke taken worden

afgestoten? Waarom zijn deze keuzes gemaakt, op basis van welke

veiligheidsanalyse?

De afname van de politietaken betreft de militaire politietaak. De daarvoor benodigde personele capaciteit vermindert in overeenstemming met de afname van eenheden, functies en locaties bij Defensie.

462

Kunt u in een overzicht weergeven welke besparing per jaar, uitgesplitst per krijgsmachtdeel, er ten aanzien van de materieellogistiek (onderhoudsbedrijven onder opco’s) wordt behaald?

Onderstaande tabel geeft weer hoe de besparing momenteel budgettair in de conceptbegroting voor 2012 is verwerkt. Het betreft de situatie voordat de bedrijven worden overgeheveld naar de operationele commando’s. De voorstellen voor overheveling worden momenteel nog verder uitgewerkt in gedetailleerde blauwdrukken en reorganisatievoorstellen. Analoog aan de verschuiving van de onderhoudsbedrijven van DMO naar de operationele commando’s zal ook de besparing verschuiven. Dit wordt verwerkt in de begroting voor 2013.

 

Matlog

2012

2013

2014

2015

2016

x € 1 miljoen

  • 3,0
  • 89,2
  • 63,7
  • 66,3
  • 68,4

Onderverdeling

2012

2013

2014

2015

2016

CZSK

CLAS

CLSK

KMAR

DMO

CDC

BS

 

0

0,6

2,2

2,2

2,2

0

  • 36,8
  • 29,9
  • 29,9
  • 29,9

0

0,6

0,7

0,7

0,7

0

0,2

0,3

0,3

0,3

3,0

  • 57,9
  • 41,4
  • 44,0
  • 46,1

0

4,1

4,3

4,3

4,3

0

0,1

0,1

0,1

0,1

Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal

In de tabel zijn de negatieve bedragen besparingen. De bovenstaande bedragen zijn exclusief de besparingen in het materieellogistieke domein binnen spoor 1 en het programma SPEER. Omdat de besparing door SPEER al is verdeeld over alle defensieonderdelen, maar de besparing in de materieellogistiek voor het grootste gedeelte technisch is verwerkt bij DMO, vertoont de tabel ook positieve bedragen.

463

Welke functies zullen worden gecombineerd? Om hoeveel functies gaat het per krijgsmachtdeel? Welke besparing wordt per krijgsmachtdeel behaald door het combineren van functies?

Zie het antwoord op vraag 12.

 
 
 

3.

More information

 

4.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.