Het Caribisch deel van het Koninkrijk - Main contents
Wanneer je samenwerkt en elkaar helpt is hetgeen gebeuren moet sneller en beter gedaan
Als woordvoerder Koninkrijksrelaties voor D66, wil ik graag een zo goed mogelijk beeld hebben van de zes eilanden. Aangezien het voor mij niet mogelijk was in het mei reces alle zes de eilanden in één reis te bezoeken, heb ik eerst de drie benedenwindse eilanden bezocht. Een volgend reces ga ik naar de eilanden Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba.
Voordat ik richting het Caribisch deel van het Koninkrijk vertrok, heb ik mij ingelezen in de geschiedenis van de eilanden en de relatie met Nederland. Hier begon mijn besef dat de eilanden wezenlijk van elkaar verschillen. Niet alleen de geschiedenis, maar ook de eilanden en de mensen op de eilanden verschillen van elkaar. Terwijl vanuit Nederland, zo ook in de politiek, vaak gesproken wordt over de Antillen of de West, alsof het één geheel is. Ook is het opvallend dat er in de Tweede Kamer bijna alleen over het Koninkrijk wordt gesproken als er iets mis gaat op de eilanden. Vaak gaat het dan om één ding: hoe kan Nederland ingrijpen. Maar waarom spreken we niet vaker over de relatie tussen Nederland en de eilanden? Hoe kunnen we beter met elkaar samenwerken om voor elk deel van het Koninkrijk tot kansen, welvaart en welzijn te komen? Waar willen we naar toe, hoe zien we de toekomst? We moeten samen het Koninkrijk vorm geven en dat kan als we elkaar serieus nemen. Voor D66 blijft het uitgangspunt daarbij het motto van koningin Wilhelmina: “Steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan”.
4-6 mei
Mijn reis begon op Aruba. Na het eiland zelf ontdekt te hebben, heb ik de gouverneur, parlementsleden en de minister-president gesproken. We hebben van gedachten gewisseld over actuele zaken, waaronder de visie op het Koninkrijk. De minister-president lichtte een tipje van de sluier over de projecten die Aruba gestart is om toekomstgericht nieuwe kansen aan te boren. Zoals een proeftuin voor duurzame energie en inzet van Nederlandse bedrijven op het eiland, zoals Schiphol en de GasUnie.
De ambitie van de Arubanen kwam ook duidelijk naar voren tijdens een uitgebreide rondleiding bij de expositie van de aankomende vernieuwingen op het eiland, waaronder verbeterprojecten in woonwijken van San Nicolas. Verder heb ik op Aruba een aantal inspirerende eilandbewoners mogen ontmoeten, met ieder een eigen verhaal en eigen ervaringen. Eén daarvan was een vrouw die zich jaren heeft ingezet voor jeugdzorg en vrouwenemancipatie. Zij gaf aan dat de vrouwen op het eiland nog een weg te gaan hebben, als het gaat om arbeidsparticipatie maar ook zaken als weerbaarheid. Huiselijk geweld is een van de problemen waar gezinnen op het eiland mee kampen.
7-9 mei
Na een korte vliegreis ben ik op Curaçao geland. Dit eiland kende ik nog goed uit de tijd dat ik bij de Koninklijke Marine werkte. Toch heb ik deze reis Curaçao op een andere manier leren kennen.
In Willemstad heb ik een prettige kennismaking gehad met de gouverneur. Ook heb ik Curaçaoënaars gesproken die na jaren in Nederland gewoond te hebben terugverhuisd zijn naar “hun” eiland. Helaas is de belangrijkste reden om terug te keer de verharding in de Nederlandse politiek en daarmee in de samenleving. Mensen voelen zich minder thuis in Nederland en dat terwijl ze de Nederlandse nationaliteit hebben, als Curaçaoënaar. Aan de ene kant vind ik het jammer dat deze mensen Nederland verlaten, vooral de reden waarom, maar aan de andere kant is het juist goed dat mensen met opleiding, ervaring en passie op Curaçao komen wonen. Zij kunnen zich inzetten voor het eiland, om Curaçao vooruit te helpen. Dat was ook de belangrijkste boodschap van de oud-politici die ik op het eiland gesproken heb.
Op Curaçao heb ik ook een bezoek gebracht aan de ISLA-raffinaderij. Een betrokken eilandbewoner die zich al ruim 16 jaar inzet voor aanpak van de vervuiling door de raffinaderij nam me mee, ook naar Marchena, een woonwijk waar mensen letterlijk in de rook en stank van de ISLA-raffinaderij leven. Ik vond het zorgwekkend dat mensen jarenlang onder erbarmelijke omstandigheden leven. Kinderen, mannen en vrouwen ademen stoffen in die kankerverwekkend zijn. Ik begreep in eerste instantie niet waarom bestuurders en politici op Curaçao hier niet veel eerder wat aangedaan hebben. Pas na meerdere gesprekken met verschillende personen zag ik in dat de zaak ingewikkeld in elkaar zit en dat verschillende belangen met de raffinaderij zijn gemoeid.
10 -12 mei
Na een nog kortere vliegreis ben ik bij het laatste eiland van mijn reis aangekomen, Bonaire. Bonaire is een van de drie eilanden die sinds 10 oktober 2010 een bijzondere gemeente van Nederland is geworden. Het mag duidelijk zijn dat wetten en regelgeving gebaseerd op Nederland, in de praktijk niet altijd wenselijk uitpakken op eilanden in het Caribische gebied. In Willemstad heb ik twee mensen gesproken die op Saba wonen. Zij gaven aan dat het belastingstelsel op Saba in de praktijk tot een behoorlijke achteruitgang leidt. Saba is geheel afhankelijk van import en door de invoering van de huidige belastingen stapelen de bedragen op, waardoor basisbehoeften zoals voedsel drie keer zo duur worden. Tel daar de financiële achteruitgang van gepensioneerden en een mogelijke afwenteling van het werkgeversaandeel premie voor volksgezondheid bij op, en je begrijpt dat de 1500 mensen op Saba zich afvragen waar Nederland mee bezig is. Op Bonaire heb ik kennisgemaakt met de kersverse Rijksvertegenwoordiger van de BES-eilanden. Ik heb meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt om over de zorgpunten van de eilanden te spreken.
Ook heb ik op Boniare een les Nederlands mogen geven op de San Bernardo School. De school heeft het predicaat “zwakke school”. Maar gezien de financiële beperkingen vind ik de school het uitstekend doen. De directrice, leraren en vrijwilligers, ze zetten zich allemaal met heel hun hart in om de kinderen een basis te geven voor een goede toekomst. Nederland zou ook zich met dezelfde passie en het bijbehorende geld moeten inzetten om het onderwijsniveau van alle drie bijzondere gemeenten om hoog te krijgen.
Verder heb ik een enthousiast stel gesproken dat zich inzet voor behoud van getalenteerde mensen voor het eiland, stichting Ban Boneiru Bek. Veel Bonairianen, maar ook mensen van de andere eilanden, gaan naar Nederland om te studeren en komen niet terug naar de eilanden. Terwijl de eilanden juist behoefte hebben aan getalenteerde (jonge) mensen, die hart hebben voor het eiland en willen bijdragen aan de opbouw van de eilanden. Goed bestuur wordt haalbaarder als deze mensen met een diploma op zak aan de slag gaan op de eilanden. Op verschillende manieren kan Nederland bijdragen om terugkeer aan te moedigen, zoals aantrekkelijke regelingen voor studieschuld of traineeprogramma’s.
Een bezoek aan de stichting Porta Habri heeft mij geraakt. Bij Porta Habri zetten ze zich met hart en ziel in voor de jeugd op het eiland. Op Bonaire kennen ze de harde realiteit van kindermishandeling en kindermisbruik. Door de vele alleenstaande moeders, met veel kinderen, vaak ook nog van verschillende mannen, ontstaan gezinssituaties die zorgelijk zijn. Uiteindelijk draait het welzijn van een kind om één ding: aandacht.
Op Bonaire heb ik ook kunnen zien, voelen en ervaren waarom natuurbescherming op de eilanden zo belangrijk is. Dutch Caribbean Nature Alliance heeft mij een bijzondere tour aangeboden langs adembenemende plekken op het eiland. Aangezien op Bonaire nog geen plannen zijn vastgelegd over de grenzen van verdere uitbouwen van woonwijken en met name toeristisch gebied, is het van belang aandacht te blijven vragen voor de natuur. Economische groei en natuur gaan prima hand-in-hand, mits goed geregeld.