Hans van Baalen in debat Tweede Kamer over de Staat van de EU - Main contents
Inbreng van Hans van Baalen in het debat over de Staat van de Europese Unie in de Tweede Kamer der Staten-Generaal op donderdag 26 mei 2011
Eerste termijn van de zijde van de Kamer
De heer Van Baalen (EP/VVD):
Mevrouw de voorzitter. Het is een grote eer om in uw Kamer aan het debat over de Staat van de Europese Unie deel te nemen. Een Kamer die over de laatste tien jaar enorm heeft geïnvesteerd in kennis en ervaring met Brussel en Brusselse besluitvorming en die de regering controleert maar zich ook op Europees niveau met de andere parlementen verstaat over Europese wetgeving. Deze Kamer loopt daarin ver vooruit op andere Kamers in de Europese Unie en daar mogen we trots op zijn.
We moeten de zuurheid uit het debat over Europese integratie halen en we moeten een onderscheid maken tussen Europa met z'n historie en z'n cultuur, het Europa dat van ons allemaal is en dat ook groter is dan de Europese Unie zelf, en de Unie die een constructie is, een verstandige constructie die ook vandaag zou moeten worden uitgevonden als die nog niet bestaat, om praktische problemen op te lossen. Dat betekent dat kritiek op de constructie Europese Unie niet hetzelfde is als euroscepsis of anti-Europees gevoel. Nee, die draagt bij aan een Unie die beter functioneert. Laten we dat onderscheid dus steeds hoog houden.
Public relations zijn de dood van Europese instellingen en maken die instellingen nog impopulairder. Jeanine Hennis, thans lid van deze Kamer, heeft aangetoond in haar geslaagde oppositie tegen het SWIFT-akkoord dat een rechte rug van het Europees Parlement veel meer betekent dan duizenden folders. En ik ben haar daar erkentelijk voor. We moeten dus aan een resultaatgerichte Unie werken. Europa moet het Europa van de vrijheden zijn en niet dat van de maakbare samenleving, van de subsidies van Noord naar Zuid. Europa is geen transfer union. Volksvertegenwoordigers, of ze nu in Den Haag zitten of in Brussel en Straatsburg, moeten regeringen en de Europese Commissie altijd controleren op het uitgeven van belastinggeld. Dat is geld van de burger. Eigenlijk moet je je als volksvertegenwoordiger altijd de vraag stellen: kan het niet minder? Dat moet eigenlijk onderdeel van je DNA zijn. Een parlement moet eigenlijk niet zeggen "wilt u meer doen voor meer geld" maar "wilt u meer doen met minder geld". En dat kan vaak ook. Dat betekent dat de uitgaven van de Europese Unie niet behoeven te stijgen, niet in 2012 ten opzichte van 2011 en ook niet in de periode 2014-2020 waar het gaat om de financiële perspectieven. Dat hoeft niet. Laten we vooral kijken wat we met z'n allen kunnen bereiken en wat daarvoor nodig is.
Het betekent ook dat de Europese Commissie nee moet durven verkopen als lidstaten vragen om nieuw beleid, om Europees beleid. Ze moet dan gewoon zeggen: dat kan niet binnen het budget, dat zijn we niet van plan te doen. Dit vergt een uiterste terughoudendheid van regeringen, van de Commissie zelf en van de parlementen, waaronder het Europees Parlement.
Waar het uiteindelijk om gaat, is het bevorderen van de concurrentiekracht van de Unie, en daarmee ook van Nederland, in de wereld. In de wereld zijn landen en continenten -- denk aan Azië, Latijns-Amerika en Afrika -- die in gewicht toenemen. Als Europa niet uitkijkt, wordt het een soort pensionadoparadijs à la Florida; daar is het heel aardig wonen, maar het is geen drijfveer voor nieuwe ontwikkelingen zoals Silicon Valley. Europa moet natuurlijk Silicon Valley willen zijn. Dat betekent: het sluiten van verstandige handelsakkoorden, dat is een Europese bevoegdheid, bevorderen van research and development, het voeren van één energiepolitiek, dus nieuwe prioriteiten. Men noemt dit de prioriteiten van de eenentwintigste eeuw, ten opzichte van die van de twintigste.
De voorzitter:
Ik geef het woord voor een interruptie aan de heer Plasterk, maar benadruk dat de heer Van Baalen vandaag hier is om inlichtingen te verstrekken. Misschien kan hij hem vooral vragen om een toelichting op zijn standpunten.
De heer Plasterk (PvdA):
Dank u voorzitter, dat wilde ik ook doen; ik wilde kijken of ik erin zou kunnen slagen om van hem een iets duidelijker antwoord te krijgen dan ik van zijn collega Ten Broeke zojuist kreeg. Zowel de heer Voordewind als ikzelf probeerden namelijk te vragen wat er precies wordt bedoeld met de nullijn: de reële nullijn, of de nominale nullijn? Wij weten allen dat het verschil erin zit dat je wel of niet gaat corrigeren voor inflatie en over de komende periode scheelt dat zo'n 21 mld. Als de heer Van Baalen zegt dat het niet verder omhoog moet, bedoelt hij dan nominaal of reëel?
De heer Van Baalen (EP/VVD):
Ik ben een controleur van de Europese Commissie en niet van de Nederlandse regering, maar wij voeren nu dit debat. Ik ben voorstander van kijken naar hoe je met minder geld meer taken kunt verrichten en als dat kan door de inflatie niet te compenseren, is mij dat lief. Alleen wil ik de Nederlandse regering niet de mogelijkheid ontnemen om in Europees verband tot compromissen te komen. Ik vind het dus onjuist om haar de handen te binden en zo naar Brussel te sturen. Ik laat het dus aan de Tweede Kamer en de regering om het hierover eens te worden, ikzelf in het Europees Parlement kan mij vinden in het niet corrigeren van de inflatie. Maar nogmaals, het is aan de Kamer en de regering om hierover zelf een conclusie te trekken. Ik zal afronden.
Om de internationale concurrentiekracht te bevorderen, moeten wij de crises de baas worden, zoals de bankencrisis. Ook deze Kamer en regering hebben gezocht naar een Europees antwoord. Ik zeg het hier duidelijk: dat leidt tot meer bevoegdheden voor de Europese instellingen, dat is een feit. Nationale parlementen en nationale regeringen willen dit dus. Over de eurocrisis is veel gesproken. Ook daarvan zeggen deze Kamer en deze regering dat we een Europees antwoord daarop nodig hebben: een strenger Stabiliteitspact, economische cohesie, maar uiteindelijk leidt dat allemaal tot meer bevoegdheden in Brussel. In mijn opzicht is dat alleen aanvaardbaar als het toezicht onafhankelijk is en als sancties daadwerkelijk worden opgelegd. Dat betekent dat de Commissarissen in de Europese Commissie die zijn belast met het bankentoezicht en het Stabiliteitspact eigenlijk dezelfde onafhankelijke status zouden moeten hebben als de mededingingscommissaris, omdat de discussie anders een soort koehandel wordt tussen Parlement en Commissie, wat we moeten voorkomen. De grenzen van het Verdrag van Lissabon moeten naar letter en geest worden aanvaard en niet worden opgerekt.
Een paar eenvoudige vragen aan de regering. Van het Poolse voorzitterschap heb ik begrepen dat het zich wil inzetten voor een sterkere Europese defensiesamenwerking. In een tijd dat in de lidstaten zoveel wordt gekort op defensie is dat hard nodig, en ook binnen de NAVO. De Poolse regering zei in een gesprek met fracties van het Europees Parlement dat daarop geen positieve reacties kwamen van de lidstaten. Is dat zo, hoe staat de Nederlandse regering ten opzichte van een strakkere en sterkere Europese defensiesamenwerking? Laat de regering zich uiten over hoe zij het Verdrag van Lissabon en de grenzen ervan zal bewaken; dat is namelijk van vitaal belang.
Uiteindelijk moet de samenwerking tussen de leden van het Europees Parlement en van de nationale parlementen hecht zijn. Alleen samen kunnen we de lidstaten en de Commissie controleren onder het motto: het gaat om de burger, de belastingbetaler, de kiezer; die moet baat hebben bij Europese samenwerking.
Tweede termijn van de zijde van de Kamer
De heer Van Baalen (EP/VVD):
Voorzitter. In zijn eerste termijn refereerde de heer Schouw van D66 aan de mogelijkheid of misschien de wenselijkheid, het Europees Parlement meer macht toe te delen. Dat is een slecht idee. Vanaf het Verdrag van Maastricht, Amsterdam, Nice en nu Lissabon, heeft het Europees Parlement steeds meer bevoegdheden gekregen, niet doordat er hier op het Binnenhof door de bevolking werd gedemonstreerd en geëist dat er meer bevoegdheden moesten komen, maar omdat die bevoegdheden zijn gegeven door de regeringen en de parlementen van de lidstaten. Het is van groot belang dat we die bevoegdheden -- ik kijk even in de spiegel -- prudent toepassen. Dat betekent dat ook het Europees Parlement het idee moet omarmen dat moties gedekt moeten zijn. Men moet niet iedere keer naar de Commissie gaan met de vraag om meer en meer, maar binnen de begroting kijken naar de mogelijkheden. Dat is van groot belang. We hebben het al gehad over de begroting 2012 en de financiële perspectieven. Het is aan het Parlement te zeggen dat het minder wil en dat het daarvoor staat. Die rol moet het Europees Parlement nog invullen. Het Europees Parlement is democratisch gekozen en geniet legitimiteit, maar het is beter prudent om te gaan met de huidige bevoegdheden, dan nieuwe bevoegdheden toe te delen.
In mijn eerste termijn heb ik gezegd dat het bezweren van de crises, de financiële crisis, de bankencrisis en de eurocrisis, leidt tot meer bevoegdheden op Europees niveau, vastgesteld door de regering en de Kamer. Dat moet echter niet tot een proces leiden van verdere toedeling van bevoegdheden aan Europese instellingen, zonder dat het Verdrag van Lissabon wordt gewijzigd. Dat is de Koninklijke weg. Dan moet men het verdrag willen aanpassen. Toen de heer Barroso door het Europees Parlement moest worden goedgekeurd voor een tweede termijn, achtte ik het ook onverstandig dat hij de toezegging deed voor een wetgevingsinitiatief, als het Europees Parlement dat in meerderheid zou willen. Dat is in strijd met het Verdrag van Lissabon. Laten we dit verdrag bewaken. Ik vraag de regering of zij van plan is dit vanuit haar positie te doen.
Klik hier om het debat (per spreker) terug te zien