GEEN BLAUWDRUK VANUIT DEN HAAG - Main contents
PvdA’er Dijsselbloem over Passend Onderwijs. Een bijdrage aan Plein Primair.
Draagvlak moet je kweken, creëren en je moet er aan werken, aldus de onderwijsspecialist van de PvdA Jeroen Dijsselbloem. In deze bijdrage aan Plein Primair spreekt hij zich uit voor een niet al te overhaaste invoering van Passend Onderwijs. “We zijn buitengewoon ongeduldig. We voeren ingrijpende veranderingen door in zeer korte tijd. Maar er dreigen”, aldus Dijsselbloem, “twee zaken goed mis te gaan.” Hij wijst in de eerste plaats naar de bezuinigingen die nu toch weer drijfveer voor de operatie Passend Onderwijs dreigen te worden. Dat is enorm riskant, weet de parlementariër met name uit het onderzoek naar de invoering van onderwijsvernieuwingen in het voortgezet onderwijs onder zijn regie. “Een tweede grote kwetsbaarheid is, dat je dit soort stelselherzieningen, die soms onvermijdelijk zijn, buitengewoon zorgvuldig moet invoeren. Je moet dat zeker niet doen met een blauwdruk vanuit Den Haag!”
Jeroen Dijsselbloem (PvdA) heeft naam gemaakt als voorzitter van de Parlementaire Onderzoekscommissie naar onderwijsvernieuwingen. Toen bleek dat onderwijsvernieuwingen soms te hard gaan en dat de politiek te weinig oog en oor heeft voor de uitvoering van vernieuwings- en veranderingsbeleid. Inmiddels zit hij als woordvoerder Onderwijs in de oppositiebanken in de Tweede Kamer en probeert hij het beleid van het kabinet ook vanuit de wijze lessen uit het recente verleden bij te sturen. Toen in januari van dit jaar de bezuinigingsplannen op Passend Onderwijs in de Kamer aan de orde waren, nam ook de PvdA een stevig aandeel in een felle oppositie tegen deze, toch wel erg bruuske, bezuinigingen. Die ingrepen zijn inmiddels uitgesteld en het is de vraag of de veranderde verhoudingen in de Eerste Kamer nog voor meer uitstel of wellicht zelfs tot afstel kunnen leiden.
Zijn er afspraken gemaakt?
“Je hebt nu wel een situatie waarin we invloed kunnen uitoefenen, als het gaat over Passend Onderwijs”, meent Jeroen Dijsselbloem in zijn kamer in het gebouw van de Tweede Kamer. “De SGP is voor haar doen inhoudelijk kritisch geweest op dit onderwerp in de debatten. We hebben gezamenlijk de motie Van der Staaij-Cohen ingediend. Die motie zei: ‘Neem er meer tijd voor, stel het uit en smeer het uit’. Die motie is uitgevoerd, maar daarmee is het probleem nog niet van tafel. Ik hoop dat de SGP bij haar kritiek blijft. Dat wil zeggen, dat de SGP vindt dat deze bezuiniging niet te rechtvaardigen is. Dat is nog onduidelijk. Het is ook niet duidelijk of er overleg is geweest met de SGP, toen het kabinet besloot om de bezuinigingen uit te stellen. En of er zoiets is afgesproken: als jullie het uitstellen, dan steunen wij verdere invoering en verdere bezuinigingen…”
De pijn van de ingrijpende bezuinigingen die het kabinet heeft voorgesteld, komt in belangrijke mate terecht bij het speciaal onderwijs. Omdat de middelen voor de zorg voor leerlingen in afgeslankte vorm terecht komen bij nieuwe samenwerkingsverbanden in het primair en voortgezet onderwijs, is een belangrijk gevolg dat een aanzienlijk deel van de ambulant begeleiders zal moeten verdwijnen. In de voorstellen van minister Van Bijsterveldt hadden de bezuinigingen vrijwel onmiddellijk moeten ingaan. Dijsselbloem maakt nog eens duidelijk waarom die snelle ingrepen van tafel moesten. “Dat betekende dat per 2010 6000 ambulante begeleiders ontslag zou moeten worden aangezegd, zonder dat er enig zicht zou zijn op een nieuwe functie voor deze mensen in de nieuwe samenwerkingsverbanden. Die nieuwe samenwerkingsverbanden zijn er immers nog niet, het nieuwe stelsel is er nog niet en er is geen nieuwe wetgeving, etc. Toch moesten die mensen maar wel alvast worden ontslagen. Het is nu theoretisch mogelijk, om de samenwerkingsverbanden in de benen te trekken en de overgang te regelen van een deel van deze mensen van het speciaal onderwijs naar de nieuwe samenwerkingsverbanden.”
Samenwerkingsverbanden
Het kabinet heeft voorstellen gedaan voor de vorming van grotere samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs. In het voorgezet onderwijs is de schaal van de verbanden al groot genoeg om de nieuwe taken in het kader van Passend Onderwijs op zich te nemen. Dijsselbloem waarschuwt met name ook hier weer voor de grote tijdsdruk. “De minister heeft bedacht, dat er nieuwe samenwerkingsverbanden in het leven geroepen moeten worden, die vooral voor het primair onderwijs veel groter zijn dan de huidige samenwerkingsverbanden. Het is gewoon een ‘top-down’ blauwdruk.” Het PvdA-kamerlid herinnert er nog maar even aan, dat je bij die vorming van nieuwe verbanden een aantal kanttekeningen kunt plaatsen. “Ik dacht dat we ondertussen wel klaar waren met de schaalvergrotingen in het onderwijs. Maar dit wordt echt een hele forse schaalvergroting. Je krijgt te maken met samenwerkingsverbanden die soms wel 80 schoolbesturen omvatten, die vervolgens nog eens honderden scholen onder zich hebben. Een ander punt van kritiek draait om vraag waarom je samenwerkingsverbanden die op elkaar ingespeeld zijn en waar vertrouwen is ontstaan, die goed draaien, weer overhoop moet halen? In de derde plaats kun je je afvragen wat het voor ouders betekent? Er komt dan wel een zorgplicht, maar die komt dé facto te liggen op het niveau van het samenwerkingsverband. Je meldt als ouder je kind aan bij een school en die kan zeggen: ‘Prima, ik geef deze aanmelding door aan het samenwerkingsverband, want ik kan er even niks mee.’ Het samenwerkingsverband is dan verplicht om het kind een plek aan te bieden. Maar als het samenwerkingsverband straks een gebied van honderden vierkante kilometer beslaat, ben je als ouder volstrekt machteloos. Voor het zelfde geld wordt je kind op een school 50 km verderop geplaatst en dat heb je dan maar te accepteren. Want de positie van de ouders wordt in de voorstellen van de minister, en dat is één van mijn belangrijkste kritiekpunten, echt helemaal uitgekleed.“
Hoofdlijn geniet brede steun
Door alle rumoer die rond de voorstellen voor Passend Onderwijs is ontstaan, lijkt het wel of de gedachte achter de voorstellen ook onder kritiek staat. Ook Dijsselbloem beaamt nog maar eens ten overvloede dat het daar niet in zit. “Dat heb ik ook altijd verdedigd. Daar ligt het punt niet. Afgezien van de SP is er Kamerbreed steun voor de gedachte achter Passend Onderwijs. Het draait erom dat scholen samenwerken. Geef hen de middelen, maar geef hen ook de plicht om voor alle kinderen een plek te bieden met adequate begeleiding. Voor die hoofdlijn van Passend Onderwijs bestaat brede steun.” Maar er dreigen, stelt Dijsselbloem, twee zaken goed mis te gaan. Hij wijst in de eerste plaats naar de bezuinigingen die nu toch weer drijfveer voor de operatie Passend Onderwijs dreigen te worden, terwijl uit het onderzoek naar onderwijsvernieuwingen onder zijn regie gebleken is, dat het doorvoeren van een grote stelselwijziging en tegelijkertijd zo fors bezuinigen enorm riskant is. “Het is ‘killing’ voor de motivatie van de onderwijsorganisaties. Het draagvlak was al kwetsbaar. Ik ken veel leraren die aangeven dat ze niet zitten te wachten op Passend Onderwijs of op nog meer kinderen met problemen in hun klas, maar het draagvlak was groeiende. Nu krijg je de kinderen, maar niet het geld erbij. Althans veel minder dan verwacht. Een tweede grote kwetsbaarheid is, dat je dit soort stelselherzieningen, die soms onvermijdelijk zijn - ik ben er sowieso geen groot fan van - buitengewoon zorgvuldig moet invoeren. Je moet dat zeker niet doen met een blauwdruk vanuit Den Haag en zeggen: ‘en volgend jaar moet u zo gaan werken’!”
Draagvlak moet je kweken
Jeroen Dijsselbloem zucht over het regelmatig terugkerend gegeven, dat mensen soms zo weinig leren van de lessen uit het verleden. “Laten we nou de paar lessen die we hebben geleerd van de grote onderwijsveranderingen proberen vast te houden…” De PvdA’er, die inmiddels gerekend kan worden tot de mensen met een lange parlementaire ervaring (11 jaar) weet inmiddels wel hoe belangrijk het is dat je voor grote veranderingen in de samenleving een stevig draagvlak hebt. Draagvlak moet je kweken, creëren en je moet er aan werken, meent hij. Voor hem heeft de onvrede die je niet alleen in de Nederlandse, maar ook in de Europese samenlevingen tegenkomt, veel te maken met het functioneren van de overheid. “Eén van de meest kwetsbare dingen van het functioneren van de publieke sector is, dat ze de tijd niet meer krijgt zich te verbeteren. Mensen zijn niet tegen de overheid. Veel mensen willen gewoon dat de overheid garant staat voor een goede publieke sector, dat er goede zorg is, goed openbaar vervoer en goed onderwijs. Maar als je vervolgens kijkt hoe de overheid, en daarmee ook de politiek, omgaat met de publieke sector…! Niets krijgt de tijd om zich te verbeteren. We zijn buitengewoon ongeduldig. We voeren ingrijpende veranderingen door in zeer korte tijd. Althans, de politiek doet er vaak lang over en vervolgens moet de publieke sector, in dit geval het onderwijs, het in een razend tempo doorvoeren. Meestal met te weinig middelen en soms zelfs met een bezuiniging. Parallel daaraan zijn we zeer ongeduldig en concluderen we het liefst al na een jaar dat het allemaal niet goed genoeg is, om de volgende grote stelselwijziging er achteraan te jagen.”