08 juli 2011 - Main contents
Het 5e jaar in de Kamer heeft voor de Partij voor de Dieren een grote doorbraak gebracht. Voor het eerst werd een wetsvoorstel van de partij aangenomen, en dat met een overweldigende meerderheid: 116 parlementariërs stemden voor een verbod op het onverdoofd slachten, 30 stemden daartegen. Niet eerder in de recente parlementaire geschiedenis maakte een initiatiefwet vanuit de Kamer zo'n grote maatschappelijke discussie los. En niet eerder leidde een op zichzelf beperkte maatregel die ten doel heeft de uitzonderingspositie van de hoofdregel dat dieren in Nederland hun eigen sterven niet actief mee hoeven maken en niet afhankelijk zouden mogen zijn van het geloof van hun slachter, tot een zo breed besef dat er meer aanleidingen zijn om ons kritisch te bezinnen op wat we dieren om economische redenen aandoen.
Er werden vragen opgeworpen over het levend koken van kreeften, het in zoutbaden ontslijmen van palingen, het diertransport, de bio-industrie, megastallen, kortom, heel veel mensen zijn zich als gevolg van de discussie over het onverdoofd slachten bewust geworden dat we tekort schieten in onze verantwoordelijkheid naar andere levende wezens.
Waren eerder beperkingen op de vrijheid van godsdienst algemeen geaccepteerd, bijvoorbeeld waar het gaat over vrouwenrechten zoals vrouwenkiesrecht, de omgang met homo’s of het weigeren van bloedtransfusies bij kinderen, in dit geval werd de schok veroorzaakt door de gedachte dat niet alleen inbreuk op het leven, welzijn en welbevinden van mensen een inperkingsgrond kan vormen, maar ook een inbreuk op dat van dieren.
Tijdens het afgelopen parlementaire jaar is het besef gegroeid dat de crises die de wereld en ons land teisteren zullen zorgen voor een een keerpunt in het te voeren beleid.
Dat besef is er helaas niet bij de minderheidscoalitie en gedoogpartner, maar wel bij een groeiend aantal burgers en politici uit de oppositie. VVD kamerlid Leegte vormde een uithangbord voor de ontkenningsfase waarin het kabinet zich nog bevindt in haar streven naar business as usual. Eerst veronderstelde hij dat vleesconsumptie geen relatie met duurzaamheid zou kunnen hebben (omdat er altijd varkens zouden zijn), daarna dat er in Fukushima geen ramp zou hebben plaatsgevonden (maar een overzichtelijk ongelukje) en tenslotte dat het KNMI beter opgeheven zou kunnen worden vanwege de slechte weersverwachtingen (met name waar het de opwarming van de aarde betreft). Inmiddels komen er steeds meer anderen onder invloed van dierziektencrises, grondstof- en waterschaarste, overbevissing, antibioticaresistentie, de bankencrisis en de Europese monetaire crisis achter dat we ons aan de rand van de afgrond bevinden. En dat de enige veilige stap die we kunnen zetten een stap terug is. Weg van de afgrond, op weg naar een nieuwe, duurzame koers met respect voor mens, dier, natuur en milieu. Een beleid dat de reproductiecapaciteit van de aarde erkent en geen voorschot neemt op de toekomst van onze kinderen. Een beleid waarin niet het recht van de sterkste centraal staat, maar het belang van de zwakste met nadruk wordt meegewogen.
Het kabinet verdient op dat punt niet meer dan een 4. Maar, er komt een omslag, waarbij we gaan stoppen met zagen aan de tak waarop we zitten. We zijn er als Partij voor de Dieren trots op daar een rol in te mogen spelen, in het belang van komende generaties.
Een hele fijne zomer!