Vluchtelingen in Tunesië: Zarzir-Choucha-Djerba-Tunis (donderdag) - Main contents
GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini bezocht woensdag, donderdag en vrijdag vluchtelingenkampen aan de grens tussen Libië en Tunesië. Ze hield een dagboek bij tijdens haar bezoek.
Een uur eerder nacht, betekent ook een uur eerder dag, dus ik stond Nederlandse tijd al om kwart over vijf naast m'n bed. Het was al warm. We vertrokken om half acht voor een eerste beleefdheidsbezoekje aan de burgemeester van Zarzir. Het stadhuis is bij de souk, een toeristisch gebied, maar helaas zijn er maar weinig toeristen. Doordat de havenmeester en gouverneur niet in de buurt zijn, kunnen we er à l'improviste een bezoek aan de grensovergang Ban Ras Djir tussen schuiven.
Er zijn sinds februari een half miljoen vluchtelingen over de grens gekomen. De sfeer is er nu gemoedelijk. Er staan rijen auto's van Libiërs die hun weekend (vrijdag en zaterdag, zondag weer een gewone werkdag) aan de Tunesische kust komen doorbrengen. Elke dag melden zich nog zo'n tweehonderd vluchtelingen bij de autoriteiten. De grensovergang wordt aan Libische kant nog bemand door Khadaffi-getrouwen. De Tunesiërs laten iedereen toe. Libiërs mochten altijd al vrij reizen, maar sinds de oorlog hebben ook mensen uit andere landen geen visa meer nodig. De militairen die de post aan de Tunesische kant bemannen laten iedereen vrijelijk filmen en fotograferen en gaan zelfs met mijn collegae op de kiek. Aan de grens ligt een eerste opvangkampje voor de mensen die 's nachts aankomen en niet meteen door kunnen reizen naar Choucha.
Vluchtelingenkampen bij Choucha
We vertrekken in onze touringcar naar kampen bij Choucha. We ontmoeten de mensen van de vorige avond. Ze leggen ons aan de hand van een plattegrond uit hoe het centrale kamp in elkaar zit. Iedere nationaliteit en etniciteit zijn eigen hoek. Alleenstaande mannen wat verder van de families en de alleenstaande vrouwen. Tweederde van de bewoners is man, een derde is vrouw. Dat betekent dat er nog meer dan normaal gelet moet worden op de veiligheid van de vrouwen. Niet 's nachts alleen naar de wc's lopen. Er is weinig geld in omloop. Mensen hebben dat wat ze meenamen uit Libië nu uitgegeven. Hoe komt een vrouw dan aan een extraatje? Juist.
We ontmoeten een groep Somaliërs en Eritreeërs die naar Noorwegen mogen. Ze wachten op het invullen van hun formulieren en dan kunnen ze vertrekken. Maar dat kan nog best even duren. Misschien wel na de ramadan, die ze dan dus in de steeds heter wordende woestijn moeten doorkomen. Ze denken overigens dat Noorwegen lid is van de Europese Unie.
Thank you Norway
Later die dag, in het kamp gerund door de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), bezoeken we een grote familie uit Darfur die ook naar Noorwegen mag. We nemen een kijkje in hun tent, krijgen zelfs een kopje zoete koffie. Er hangt een heel groot plakkaat aan de tent 'Thank you Norway'.
Het kamp van de VAE is mooi. Grote, stevige tenten, beter eten, betere faciliteiten, overal elektriciteit. Het is ook veel kleiner dan het kamp van de UNHCR. Een politiek statement: wij zorgen voor onze Arabische broeders. Het leidt tot misverstanden. De Tunesische overheid en de vluchtelingen zelf begrijpen niet waarom de UNHCR zo'n standaard niet kan leveren. Reden: Geld! Ook vluchtelingenkampen komen met sterren.
We ontmoeten de vertegenwoordigers van de verschillende vluchtelingengroepen. Ze zijn door de UNHCR bijeen geroepen om hun verhaal te doen, en over de condities in het kamp te vertellen. De hulpverleners staan rustig te luisteren als de vluchtelingen geen spaan heel laten van de faciliteiten. De verhalen zijn schrijnend, en allemaal zo eloquent verteld in het Engels, Frans en soms Arabisch. Dit zijn veelal mensen met een opleiding. Een jonge vrouw uit Eritrea vertelt staccato over haar trip: een paar jaar Sudan, een paar jaar Libië en nu hier. Grote kans dat ze, zoals veel Eritreeërs vorig jaar zomer door Khadaffi is opgepakt en in zijn woestijn is vastgezet. Ze heeft haar interview met de UNHCR al achter de rug. Ze is een politiek vluchteling. Drie keer voor onderdrukking en oorlog gevlucht. Maar welk land neemt haar op?
Graag terug naar Ivoorkust, maar hoe?
En zo was er een ingenieur uit Ivoorkust die werkte in Libië. De rust keert weer in Ivoorkust, dus dat wordt repatriëring in plaats van hervestiging. Hij heeft zich er bij neer gelegd, maar mag het dan alstublieft een beetje snel? Want hij is niet gewend aan dit woestijnklimaat. Hij zit hier al sinds februari. Waarom moet het zo lang duren? Dat blijft ook ons, bezoekers, onduidelijk. Waarschijnlijk is Ivoorkust niet echt klaar om eigen burgers terug te halen en op te vangen.
De jonge man illustreert een bijkomend drama van de Libische oorlog: arbeidsmigranten stuurden geen geld meer uit Libië naar huis. Families thuis krijgen niks. Nee, ze krijgen er een werkloze vluchteling voor terug in Tsjaad of Niger of Nigeria of Ivoorkust of Congo.
We bezochten de schooltenten van UNICEF en Save the Children. Er zaten jongens, ik schat ze zestien, woordjes te stampen. “Professeur, stylo, crayon.” Frans leren geeft afleiding en wat hoop. Met zo'n taal kun je je in de wereld verstaanbaar maken.
Franse les. Meer foto's staan op Facebook.
Heel voorzichtig mochten we een klein wandelingetje maken door het kamp. Het was rustig, maar in de weken daarvoor is het kamp tot de grond toe afgebrand door volkswoede. En bezoekers werden aangevallen. Tja, wat moet je ook met zo'n groep blanken die zeggen zeer geïnteresseerd te zijn maar aan jouw persoonlijke geval niks te kunnen doen.
Achttien en zwanger
Ik mocht even binnen kijken bij een getrouwd stel. Hij was eenentwintig, zij was achttien en zwanger. Haar moeder was er ook. Ze komen uit Somalië, hij had gewerkt in Libië. Ik probeerde met de jonge vrouw te praten. Maar ze sprak Arabisch. En zoals meestal, er komen altijd wel weer erg behulpzame mannen, die vooral hun eigen verhaal willen doen. Natuurlijk heb ik haar gefeliciteerd met haar kind opkomst. Maar ik wens niemand toe daar een kind te krijgen.
Er zijn speciale programma's voor zwangere vrouwen, net bevallen vrouwen en kleine kinderen. Ze krijgen extra water en extra half volle melk en elke dag een fruithapje. De hulpverleners van Islamic Relief France stonden met een staafmixer zoals ik thuis heb, in een grote pan te poeren.
De hoeveelheden voedsel die zo'n kamp nodig heeft, zijn niet eenvoudig te krijgen. Er is maar één groothandel die melk in grote hoeveelheden kan leveren. Het drijft de prijs op.
Geen enkele vluchteling werkt in het kamp. Het kan niet. De Tunesiërs in de buurt verwachten dat de aanwezigheid van de kampen, een last, dan toch tenminste banen oplevert. Er werken dus alleen Tunesiërs. En eigenlijk veel te veel. Maar ja, ontslaan kun je ze niet, dat leidt tot onrust.
Kampen verplaatsen
In de bus terug naar Zarzir zeggen de mannen van de UNHCR nog even heel casual dat ze ons morgen bij de premier en de minister van Binnenlandse Zaken veel plezier wensen en dat, o ja, het heel goed zou zijn als Tunesië de UNHCR toestemming zou geven de kampen te verplaatsten naar het binnenland, verder van de grens met Libië vandaan.
De lokale bevolking aan de grens heeft het zwaar. De economie draait daar om Libië en is dus ingestort. Ze hebben al Libiërs in huis en de sub-Sahara Afrikanen zijn niet echt welkom. De nabije grens leidt ook tot terugkeer van vluchtelingen naar Libië om hun geluk te beproeven op een bootje naar Lampedusa. Het wachten duurt hen te lang. Een kamp in het binnenland zou die terugkeer bemoeilijken.
Door naar Tunis. De vlucht is vertraagd. We hebben niet gegeten, het woenstijnzand zit diep in m'n oren en een oververmoeid kind krijst de hele vertrekhal bij elkaar. Ik heb medelijden met mezelf, maar dat mag niet. De hele groep baalt, maar we zijn wel op weg naar een douche en een schoon bed. De vluchtelingen in Choucha liggen in een klapperende tent in de woestijn.
Lees verder