Vragen over successierecht

Source: P.H. (Pieter) Omtzigt i, published on Thursday, July 21 2011.

Vragen over erfbelasting

Op 1 januari 2010 is de nieuwe successiewet in werking getreden. Daar zit veel positiefs in: lagere tarieven, minder ontwijkmogelijkheden en betere faciliteiten voor ondermemers.

Toch zitten er ook een paar minder mooie kanten aan: die kwam vooral aan het licht bij de nadere regelgeving, die pas dit jaar gepubliceerd is: rijkelijk laat zou ik zeggen, want hij werkt ook nog terug.

In Twente is het heel normaal om vooral boerderijen al tijdens leven over te dragen op de volgende generaties. Zo gaat dat al eeuwen en dat heeft weinig met constructies te maken, maar meer met de instandhouding van een bedrijf.

Ook is het normaal dat ouders bij kinderen inwonen. Mensen zorgen voor elkaar. In bepaalde situaties levert dat heel veel vervelende gevolgen op in de nieuwe successiewet.

Een paar voorbeelden:

  • Je moet je ouders een huur vragen die 6% van de WOZ-waarde bedraagt. Dus voor een woning van €300.000 moet je maandelijks €1500 kale huur vragen. Doe je dat niet, dan betaal je een extra strafbelasting. Echter op de vrije markt is de gemiddelde huur 4,7% van de WOZ waarde en dus honderden euro’s lager. Je moet je ouders dus een woekerhuur vragen. Dat doet helemaal niemand en is ook zeer onredelijk.
  • Als je zo’n hoge huur in rekening brengt - wat dus verplicht is - overtreed je heel vaak de rijksregels rond om de maximum huur en ben je dus strafbaar.
  • In een aantal gevallen moet je nu erfbelasting betalen over de nieuwe keuken of de nieuwe aanbouw die jezelf betaald hebt. Dat komt doordat de nieuwe regelgeving uitgaat van de waardebepaling op het moment van overlijden en niet langer het moment van overdracht.

Daarom een uitgebreide set vragen, naar aanleiding van een aantal casusssen, die het CDA Dinkelland ons voorlegde en een petitie die ons als fractie werd aangeboden op 20 juli.

Vragen van de leden Omtzigt en Ormel (CDA) aan de staatssecretaris van Financien

  • 1. 
    Heeft u het artikel gelezen van prof dr. B.M.E.M. Schols in het Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht 2011-1253 over artikel 10 Successiewet (SW) (de levensgenieter krijgt ‘levenslang’ oftewel eens genoten altijd genoten)?
  • 2. 
    Bent u het met de auteur eens dat het standpunt van het specialistenteam onjuist is om dat na afstand van het vruchtgebruik sprake is van een nieuwe rechtsverhouding zodat het genot na de omzetting (na 180 dagen) is geëindigd als bedoeld in artikel 10 lid 4 letter b SW?
  • 3. 
    Zo nee vindt u het niet dat mensen ondanks het ontbreken van overgangsrecht een eerlijke kans moeten krijgen het artikel 10 SW gevaar te repareren?
  • 4. 
    Zo nee, zeker nu deze mensen al sinds 1964 gebruik hebben gemaakt van een gewone resolutie (resolutie 30 november 1964, BNB 1965/96), die zonder overgangsrecht ineens wordt ingetrokken?
  • 5. 
    Zo nee, is er geen sprake van onbehoorlijk bestuur nu er naast het ontbreken van overgangsrecht de reparatiemogelijkheid ook wordt ontnomen? Bent u bereid de mogelijkheid te bieden tot een reparatiemogelijkheid, waaraan mensen rechtszekerheid kunnen ontlenen?
  • 6. 
    Is er geen sprake van rechtsongelijkheid nu alleen het specialistenteam successie/schenking Randmeren, kantoor Zwolle (25 maart 2011, C2010/151) stelt dat artikel 10 SW tijdens leven niet kan worden gerepareerd? Wat gaat u hieraan doen?
  • 7. 
    Vindt u niet dat de inspecteur dit soort bijzondere vraagstukken vooraf had moeten afstemmen met het ministerie van financiën of de Staatssecretaris omdat hier antwoord wordt gegeven op een rechtsvraag, is hierover geen beleid om antwoorden op rechtsvragen landelijk te coördineren?
  • 8. 
    Waarom wordt in besluit (ministerie van Financiën 6 januari 2011 nr DGB2010/6643M) vastgelegd dat er niet alleen een zakelijke huur moet zijn overeengekomen maar dat die huur ook jaarlijks moet zijn aangepast, realiseert u zich dat er dan geen enkele situatie onder valt, want dat gebeurt in de praktijk niet?
  • 9. 
    Wat vindt u van de opmerking van prof. dr. J.P.M. Stubbe in Fiscale Berichten voor het Notariaat (FBN) 2010 nr 20 dat de huur van woonruimte maatschappelijk en juridisch gezien niet jaarlijks aan de ontwikkeling van de waarde van de woning kan worden aangepast?
  • 10. 
    Heeft u zich gerealiseerd dat de huurprijs van 6% in veel gevallen dan hoger is dan de wet Huurprijzenwet Woonruimte? Welke boete of straf kan iemand krijgen die een huurprijs vraag die boven dat wettelijke maximum ligt?
  • 11. 
    Realiseert u zich dat in het geliberaliseerde deel van de markt de gemiddelde huurprijs 4,7% van de WOZ-waarde van de woning bedraagt (Hervorming van het Nederlandse woonbeleid, centraal planbureau, 2010)?
  • 12. 
    Kunt u één grote verhuurder in Nederland aanwijzen die een huurprijs van 6% van de WOZ-waarde gemiddeld bij zijn woningen in rekening brengt?
  • 13. 
    Deelt u de analyse uit dit voornoemde CPB- rapport dat voor een nominaal rendement van 6% per jaar een bruto huurprijs van 3,7% vereist is? (6% - 2% inflatie - 1% extra waardestijging van de woning boven inflatie + 0,7% kosten onderhoud). Bent u bereid het besluit aan te passen en 3,7% te bestempelen als een marktconforme huur?.
  • 14. 
    Welke waarde moet hiervoor eigenlijk worden genomen, de Woz-waarde of de werkelijke waarde van het huis?
  • 15. 
    Hoe zijn dit soort ingrijpende maatregelen gecommuniceerd naar de burger?
  • 16. 
    Vanuit de praktijk wordt er met heel veel verontwaardiging kennis dat er geen overgangsrecht geldt voor de intrekking van resolutie 30 november 1964, BNB 1965/96 is het niet rechtvaardiger een step-up regeling te bedenken waardoor een eventuele waardeontwikkeling tot 1 januari 2010 niet relevant of slechts gedeeltelijk relevant is voor artikel 10 SW.
  • 17. 
    Velen hebben forse verbeteringen aan de woning aangebracht tussen de overdracht aan het overlijden. Wordt er rekening gehouden met deze woningverbeteringen en is er een vrije bewijsregeling of hadden deze mensen de nota’s van soms tientallen jaren geleden moeten bewaren?