De luchtmacht eet zichzelf op - Main contents
Vandaag bezocht ik de Nederlandse militairen die vanaf Decimomannu op Sardinië vliegen boven Libië om het wapenembargo te handhaven. Een detachement van 100 mannen en vrouwen doet daar zijn best om zes F-16’s in de lucht te houden. In de korte periode die ze er zitten, zijn er al 2400 vlieguren volbracht en dat zijn er heel veel. Zelfs zoveel dat tezamen met de missie in Afghanistan er sprake is van een erg hoge ‘urenconsumptie’. De uren die per vlieger op missie worden gevlogen mogen samen met de uren oefening niet boven de 150 komen. Om die reden is er nu nog maar minder dan 50% van het gewenste aantal trainingsuren beschikbaar en dat is onverantwoord. De luchtmacht spreekt in dit verband van ‘kannibalisering’ maar ik stel dat door de hoge inzet bij conflicten de luchtmacht zichzelf aan het opeten is. Hier zijn maar twee oplossingen denkbaar: ofwel er gaat veel meer geld naar defensie zodat er meer getraind kan worden; ofwel de ambitie van de krijgsmacht wordt verlaagd. Ik kies voor het laatste. Een klein land als Nederland moet niet altijd haantje de voorste willen zijn bij conflicten in het buitenland. Bovendien leidt militaire interventie lang niet altijd tot het gewenste resultaat. In Kosovo is er slechts sprake van een bevroren conflict en in Irak en Afghanistan is het een regelrechte chaos. We moeten geen nieuwe landen aan dat lijstje toevoegen.