Nationalisme of heil voor de wereld - Main contents
Column verschenen in Christelijk Weekblad, 22 september 2011.
In tijden van spanning neemt het nationalisme toe. Mensen hebben sowieso al de neiging om naar soortgenoten toe te trekken. We vinden anderen die op ons lijken bij voorbaat aardiger, slimmer, beter dan wie ons vreemd is. Dat heet de etnocentrische reflex. Een reflex: we denken er niet bij na maar zoeken instinctief aansluiting bij de groep waar we het meest mee delen. Of het nu uiterlijk is, kleding, gedrag, religie, of wat dan ook. Waarschijnlijk is het dezelfde neiging die we zien bij kuddedieren. Zebra’s bijvoorbeeld, die het veiligst zijn in de groep soortgenoten omdat dan de leeuwin alleen de massa ziet en niet die ene prooi kan onderscheiden.
Die etnocentrische reflex wordt bij gevaar alleen maar groter. Dan komt het er op aan en dan moeten dus ook de gelederen gesloten worden. Het is dan ook niet zo vreemd dat in de geschiedenis antisemitisme en homofobie vaak hand in hand gaan. Wanneer het economisch moeilijker was of oorlog dreigde, zocht de spanning in de samenleving een uitweg ten koste van de ‘vreemdeling’. De groepsreflex richt zich tegen wie anders is.
Het is dus ook niet vreemd dat de laatste tien jaar het nationalisme ook in Europa zo gegroeid is. Elf september 2001 werd direct gevolgd door de War on terror met een zwart-wit wereldbeeld, en daaroverheen kwam de wereldwijde onzekerheid van de financiële crisis. Een makkelijke voedingsbodem voor de neiging om ons terug te trekken in de veiligheid van onze eigen soort. Alle problemen die er zijn, worden toegeschreven aan ‘de anderen’. Grenzen worden aangescherpt, muren opgetrokken. In dat klimaat wordt Europa een gevaar en de ‘internationale rechtsorde’ een dwaas idee. In plaats daarvan klinkt de roep om de ‘nationale identiteit’ - wat die ook precies wezen mag - te versterken en te beschermen tegen te veel verwaterende invloeden. Als wij het in Nederland maar voor elkaar hebben en alle vreemde smetten buiten de deur kunnen houden.
Natuurlijk zijn ook in de religie deze neigingen te herkennen, want religie is symbolisch gekristalliseerde levenswijsheid. In alle tradities komen we pogingen tegen om vooral aan de oude patronen vast te houden en zich af te zetten tegen andersdenkenden. Deze radicale stemmen menen dat ze als enige de goddelijke waarheid verstaan hebben en daarom anderen wel moeten veroordelen. En helaas moeten we constateren dat in verschillende stromingen deze stemmen weer de overhand hebben. Conservatieve theologen zijn er vaak goed in om de grenzen scherp te trekken en duidelijk te maken wie er allemaal buiten valt.
Er is echter ook een andere beweging, een die het heil van de hele wereld op het oog heeft. Theologen als Van Ruler schreven lang geleden al dat het God om de hele wereld gaat, en niet alleen om Israël of om de kerk. Als de bijbel zegt dat het volk van God is uitverkoren tussen alle andere volken, dan betekent dat niet ten koste van alle volken, maar juist omwille van alle volken. Geen enkele reden om de ander uit te sluiten, maar juist om alle ruimte te maken voor de ander, voor de vreemdeling. Dat is onze roeping. Juist die boodschap is vandaag de dag broodnodig, dwars tegen onze etnocentrische reflexen in.
De kernvraag, zowel in de theologie als in de politiek, is wat de horizon van ons denken is. Zijn we uit op het goede leven (‘heil’) voor onze eigen groep en land, of gaat het ons om de wereld als geheel? Zijn we tevreden als we ons eigen hoekje op orde hebben, of beseffen we dat elke oplossing te kort schiet die niet de hele wereld in ogenschouw neemt? Of het nu in theologische taal wordt gezegd of in politieke, de weg van het nationalisme loopt altijd dood. We zijn deel van de wijdere wereld, of we dat nu willen of niet. Nationalisme is de reflex van de angst; onze toekomst ligt in een open houding tot de wereld.