Een heksenjacht op pedoseksualiteit - Main contents
De vereniging Martijn is omstreden, daarmee is niets te veel gezegd. De club is gericht op de acceptatie van (seksuele) relaties tussen ouderen en kinderen. Het CDA grijpt de veroordeling van de voorzitter wegens het bezit van kinderporno aan om op een verbod aan te dringen. Het is echter zeer de vraag of dat verstandig is. Voor de strijd tegen seksueel misbruik kon het wel eens averechts werken.
De discussie over pedoseksualiteit is in de loop van de jaren een paar keer totaal verschoven (zie mijn artikel ‘tussen trauma en tolerantie‘ voor die ontwikkeling binnen de kerken). In de jaren zeventig en tachtig werd vooral gestreefd naar tolerantie en begrip. Het taboe moest doorbroken worden. De voortrekkers van deze tolerantie meenden zelfs dat het grootste probleem de reactie van de maatschappij is en niet de seksuele contacten zelf. Twintig jaar later is van dat streven naar acceptatie weinig over. Bijna niemand durft het op te nemen voor pedoseksualiteit. En voor pedoseksuelen zelf is steeds minder plaats in de samenleving, zeker als ze een keer veroordeeld zijn. Zo kunnen ze soms geen vaste woonplaats krijgen, worden er folders verspreid met namen en adressen van veroordeelde pedoseksuelen en werd het huis van een niet veroordeelde pedofiel belegerd. En nu sluiten partijen als het CDA zich aan bij burgerinitiatieven om de vereniging Martijn te verbieden.
Ik begrijp die gevoelens. Niet alleen door mijn eigen ervaringen, maar ook door mijn betrokkenheid bij en onderzoek naar slachtoffers van seksueel misbruik. Ik snap heel goed dat het een bedreigend idee is als er bij jou in de buurt iemand woont die seksueel misbruikt gepleegd heeft. Ik begrijp nog veel beter de woede over de vergoelijkende reacties van pedoseksuelen. Zoals de penningmeester van Martijn die de veroordeling van zijn voorzitter wegens het bezit en vervaardigen van een grote verzameling kinderporno (‘voor wetenschappelijke doeleinden’, zei hij zelf) zag als een ‘belemmering voor kinderen’ omdat die nu geen seksueel getinte foto’s meer mogen maken. Dit soort doorzichtige drogredenen - het beroep op kinderseksualiteit - laat vooral zien dat pedoseksuelen meestal niet in staat zijn om onderscheid te maken tussen hun eigen behoeften en de belangen van het kind. En daar zit hem nu net het probleem. Het recente boek van Steven van der Hoeven, Je ogen verraden je, toont dat ook heel scherp.
De vraag is volgens mij dan ook niet wat we zouden moeten vinden van seksueel contact met kinderen. Dat is verboden en dat zal het blijven ook. Terecht. Sterker nog: als daar een kind onder de twaalf bij betrokken is, valt het automatisch in de zwaarste categorie. En ook kinderporno wordt stevig aangepakt omdat het eigenlijk altijd seksueel misbruik impliceert.
De vraag is alleen wel hoe we omgaan met mensen die seksueel gericht zijn op kinderen. Die zijn er namelijk, naar schatting enkele tienduizenden in Nederland. Een deel van hen geeft nooit toe aan die geaardheid en is dus ook niet strafbaar. (Dat maakt het overigens problematisch om de term seksueel misbruik en pedoseksualiteit/pedofilie zomaar gelijk te stellen. Omgekeerd is er ook heel veel seksueel misbruik van kinderen binnen gezinnen (incest) en dan is er van pedoseksualiteit lang niet altijd sprake. Seksueel misbruik komt namelijk niet altijd voort uit seksuele motieven, maar kan ook gaan om macht en vernedering.)
Als we seksueel misbruik willen voorkomen, dan moeten we stilstaan bij de vraag wat potentiële daders van hun daad kan weerhouden en wat bij veroordeelde daders recidive voorkomt. En dan is het veel te simplistisch om te denken dat een verbod op een vereniging als Martijn iets oplost. Alsof er ook maar een pedoseksueel is die dan zal denken: ‘Oh, het mag kennelijk niet. Dan zal ik het maar niet meer doen.’Waarschijnlijk werkt zo’n verbod zelfs alleen maar averechts. Wie seksueel misbruik door pedoseksuelen wil voorkomen, die moet inzetten op hulpverlening en goede integratie in de maatschappij. Isolement, openlijke vernedering, uitsluiting en repressie vergroten de psychische problematiek en maken de kans groter dat mensen over de schreef gaan en zich richten op kinderpornografie of komen tot seksueel misbruik.
Ik heb deze zomer in Zuid-Afrika kennisgemaakt met PedoStop. Dit is een rehabilitatieprogramma voor veroordeelde pedoseksuelen. Lionel, een van de deelnemers, vertelde uitgebreid over zijn leven, het misbruik dat hij gepleegd had en PedoStop. Net als bij AA-programma’s voor alcoholisten draait het programma om bewustwording, erkenning, en het aanleren van gedrag waarmee ze zichzelf kunnen beheersen. Niemand kan smoesjes en drogredenen beter doorprikken dan een medepedoseksueel, zo vertelde Lionel. Daarnaast is het van belang dat ze hun weg terugvinden naar de samenleving en daar integreren. Een goed geïntegreerd maatschappelijk leven is een belangrijke factor in het voorkomen van misstappen. PedoStop lijkt een succesvolle methode te zijn, al is er nog wel meer onderzoek nodig.
Pedoseksualiteit gaat niet zomaar over. Waarschijnlijk gaat de aanleg zelfs helemaal niet over. Niet door repressie, niet door uitsluiting, niet door opsluiting, niet door therapie, en ook niet door een verbod op een vereniging als Martijn, hoezeer ze het er misschien ook naar gemaakt hebben. Wat wel kan, is mensen die hiermee worstelen helpen te voorkomen dat hun neiging leidt tot misbruik van kinderen. Maar dan is het nodig dat wij onze eigen angst en woede overwinnen en het als samenleving aandurven om ook pedoseksuelen een leven te gunnen. Ter bescherming van kinderen.
Zero tolerance als het gaat om seks met kinderen, maar laten we alsjeblieft een heksenjacht voorkomen. Die is namelijk wel prettig voor de onderbuikgevoelens, maar maakt het probleem alleen maar groter. Daar zou de overheid zich niet voor moeten lenen.