Koopkracht EU-ambtenaren daalt met 1,8% - Main contents
Brussel, 24 november 2011 - Terwijl de kosten van levensonderhoud in België met 3,6% gestegen zijn en de Belgische ambtenaren een salarisaanpassing van 3,6% krijgen, heeft de formule voor de berekening van de jaarlijkse aanpassing van de salarissen van de EU-ambtenaren als resultaat dat zij 1,8% aan koopkracht inboeten.
De ze formule, die bekendstaat als "de methode", volgt de stijgingen en dalingen van de koopkracht van de nationale ambtenaren uit een groep van acht lidstaten (het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Spanje, België en Luxemburg, die tezamen 76% van het bbp van de EU vertegenwoordigen). De formule is met andere woorden gebaseerd op politieke beslissingen van de nationale regeringen in die lidstaten.
Er zijn dit jaar grote verschillen tussen de betrokken landen en de gecombineerde verandering in de koopkracht van de nationale ambtenaren in de genoemde groep lidstaten bedraagt -1,8%. Daarom wordt voor de EU-ambtenaren hetzelfde verlies voorgesteld, ongeacht waar zij in de EU werken en ongeacht voor welke EU-instelling of welk EU-agentschap zij werken. Dit wordt dan aangepast volgens de kosten van levensonderhoud van het land waar de ambtenaar werkt.
In België is de inflatie hoog en daarom worden de nominale salarissen van de EU-ambtenaren in Brussel met 1,7% aangepast (die van de Belgische ambtenaren worden met 3,6% aangepast). De salarissen van de EU-ambtenaren die in Duitsland werken, worden met 0,6% aangepast (de Duitse ambtenaren krijgen een salarisaanpassing van 1,3% en daarnaast aan het einde van het jaar een loonsverhoging die tot 2,4% kan belopen). In Nederland worden de salarissen van de EU-ambtenaren met 0,4% aangepast (2% voor de Nederlandse ambtenaren) en in Frankrijk met 1,9% (2% voor de Franse ambtenaren).
Veel EU-ambtenaren die in andere lidstaten werken, zullen het nominale bedrag van hun salaris zien dalen, bijvoorbeeld in Praag (-2,7%), Ljubljana (-2,2%), Sofia (-1,7%), Athene (-1,1%) en Rome (-0,1%).
Op 4 november hebben de lidstaten de Commissie gevraagd om de uitzonderingsclausule in te roepen, op grond waarvan de methode kan worden opgeschort mits er aan strenge juridische criteria is voldaan, namelijk een ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestand, die niet met de methode kan worden gemeten. Uit een analyse op basis van de Europese economische prognose van het najaar 2011, die op 10 november werd bekendgemaakt, blijkt dat er niet aan deze voorwaarden is voldaan en dat het voorgestelde verlies aan koopkracht van 1,8% volledig de gewijzigde omstandigheden van de nationale ambtenaren weerspiegelt. Het voorstel ligt thans bij de Raad, ter goedkeuring vóór het einde van het jaar.
Dit betekent echter niet dat er geen structurele hervormingen in het Europese ambtenarenapparaat zullen worden doorgevoerd. De Commissie stelt ook voor om het aantal personeelsleden in alle instellingen en agentschappen met 5% te verminderen, de werkweek tot 40 uur te verlengen zonder compenserende salarisaanpassingen, de normale pensioenleeftijd te verhogen van 63 naar 65 jaar en de mogelijkheden voor vervroegde pensionering aanzienlijk te beperken. Zij stelt ook maatregelen inzake de loopbaanstructuur voor, zoals een aanzienlijke salarisverlaging voor bepaalde functies.
Dit ligt in de lijn van de maatregelen die voor de nationale overheden worden genomen of besproken. In de loop van het volgende meerjarige financieel kader zou er meer dan 1 miljard euro kunnen worden bespaard en op de lange termijn zelfs 1 miljard euro per jaar. Gelet op de recente financiële crisis en de bezuinigingen bij de nationale overheden en in de nationale begrotingen, heeft de Commissie niet alleen besloten om de speciale heffing die in 2013 zou vervallen, toch te handhaven, maar ook om deze solidariteitsbijdrage (die naast de inkomstenbelasting wordt geheven) van 5,5 tot 6% te verhogen.
Bij deze structurele hervormingen wordt ook voorgesteld om de methode te wijzigen. Als de voorstellen worden aanvaard, zou de methode worden vereenvoudigd en voor tien jaar worden verlengd. Alle lidstaten zouden voortaan in de berekening worden opgenomen, zodat die volledig representatief is. Met een nieuwe uitzonderingsclausule zou het mogelijk worden om bij de jaarlijkse salarisaanpassing beter rekening te houden met een economische crisis.
Contact: Antonio Gravili (+32 2 295 43 17) |