Verslag Europese Expertconferentie: 'Hoe smart is Nederland?'

Source: L.J.J. (Lambert) van Nistelrooij i, published on Monday, January 23 2012.
alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blog Lambert Van Nistelrooij

Vrijdag 13 januari jl. organiseerde ik samen met de Randstadsamenwerking te Brussel de expertconferentie ‘Hoe smart is Nederland?’ in het provinciehuis te Den Haag. Het concrete voorstel van de Europese Commissie over het nieuwe onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020, de Algemene Verordening van de structuurfondsen en het Nederlandse topsectorenbeleid bracht Europees, nationaal en regionaal bestuur samen met kennisinstellingen en het bedrijfsleven. De opkomst van ruim 200 mensen liet zien dat de onderwerpen leven en dit gaf genoeg stof voor discussie.

Gedeputeerde Rogier van der Sande opende de bijeenkomst en schetste kort de uitdaging waar Europa voor staat: mondiaal leidend worden op het gebied van innovatie. Van der Sande gaf aan dat Europa alleen kan concurreren op innovatie en daarvoor is samenwerking cruciaal. “Deze conferentie vergroot niet alleen onze kansen en mogelijkheden op middelen uit de Europese fondsen, maar kan tevens een impuls geven aan de ontwikkeling van onze regionale clusters. En dus aan de concurrentiekracht van Europa.”

In mijn key note speech presenteerde ik mijn werkboek ‘Investeren in de regio’ en stelde ik dat Regionaal Beleid van grote toegevoegde waarde kan zijn voor de economische ontwikkeling van Nederland. Dat Nederland het al goed doet is overduidelijk: door de hoge Nederlandse absorptiecapaciteit zijn alle fondsen voor de huidige periode reeds geïnvesteerd in projecten. Maar we moeten doorpakken nu. We moeten samen de weg naar boven vinden. Het is voor mij daarom belangrijk hoe u vindt dat het regionaal beleid moet worden vormgegeven. Ook in tijden van economische crisis mogen we niet vergeten dat beleid gaat om mensen en ieders mening telt. Ik sloot mijn verhaal af met de boodschap dat regio’s de kernspelers blijven en om in Europa en Nederland deze ambities in de praktijk te brengen.

De eerste paneldiscussie, over de kansen voor Nederland in Horizon 2020, werd geopend door Judith Merkies waarin zij stelde dat je voor innovatie naast de publieke kant, ondernemers en kennisinstellingen óók de burger nodig hebt: het is uiteindelijk de burger die bepaalt of innovatie werkt en die burger ontbrak nog. Merkies sloot af met de oproep samen te werken in Europa en niet alleen te kijken wat we hier binnen kunnen halen.

Arie van der Zwan (EL&I) sloot zich aan bij Merkies en vulde hierop aan dat we moeten laten zien dat onze acties daadwerkelijk tot innovatieve producten leiden.

Ook Jan van den Biesen (Philips Research) gaf aan blij te zijn met de integrale aanpak, met vereenvoudiging en met meer nadruk op samenwerking. Ook vroeg hij om Brussel de ruimte te gunnen om een betere balans tussen controle van regels en vertrouwen te vinden.

In de tweede paneldiscussie waarin het Nederlandse topsectorenbeleid en de kennisinstellingen centraal stonden, opende VSNU-voorzitter Sijbolt Noorda met de adviezen van het Innovatie Platform: “intensiveer de sleutelgebiedenaanpak, versterk de innovatiecampussen, zorg voor meer samenhang in onderzoek- en innovatiebeleid en ontwikkel proeftuinen. Doe dat langdurig en bezuinig niet.” Volgens Noorda heeft het Kabinet de opdracht goed begrepen met de topsectorenaanpak en innovatieagenda’s en adviseerde te leren van Europese projecten, het gaat om substantieel geld en om bewezen kansen. “Synergie moet het kernconcept zijn!”

Frans van Vught (voorzitter Neth-ER) stemde in met de oproep van Noorda om synergie en gaf aan dat we relatief goed bezig zijn, maar dat de investeringen in onderzoek en onderwijs relatief laag zijn en dat de relaties tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven gering zijn.

Joop Sistermans (Brainport 2020) noemt als voorbeeld van goede samenwerking Brainport 2020. Beide sprekers gaven aan dat juist in de regio de door Noorda gevraagde synergie en verbindingen kunnen worden gelegd. Niet alleen tussen de relevante partijen in de regio rondom clusters maar juist ook met andere regio’s in Europa. Europa lijkt dit beter te zien dan Nederland. Van Vught gaf aan het daarmee eens te zijn en vooral aan te sluiten op de kaders zoals ze er in Europa al zijn.

De derde paneldiscussie richtte zich op de regio’s en regionale fondsen, waarin Wethouder Marijke van Hees aangaf dat er meer verbinding gelegd moet worden tussen de topsectorenagenda en de regionale economie. Van Hees adviseede om een actieve houding aan te nemen. Rolf Vermeij (Universiteit Twente) vulde aan dat structuurfondsen helpen om te zorgen dat nieuwe ideeën binnen kennisinstellingen in de regio neerslaan. Dit biedt kansen voor MKB en hiermee kan ook MKB van buiten de regio worden aangetrokken, aldus Vermeij.

Van der Eecken (DG Regi) riep op te kijken wat je met synergie kunt bereiken. “Er is nog tijd om tot het startschot in 2014 met elkaar te discussiëren over wie de stuurman mag zijn. We moeten goed voorbereiden wat we na 2014 willen uitvoeren. Dat kunnen we bereiken door heel hard te werken.”

Sip Oegema (EL&I) riep aanwezigen op om alert te blijven. “Er komt een punt dat er lidstaten zullen zijn die vinden dat ze te weinig geld krijgen uit innovatiefondsen, zij zullen meer spreiding willen. Het moet echter geen cohesiebeleid worden. Dit is ook een oproep aan jullie, het moet gericht blijven.” Van Vught stelt dat van het scenario van Oegema geen sprake zal zijn, in tegendeel. “De Europese Commissie stimuleert meer focus op excellentie.”

Commissaris van de Koningin Jan Franssen sloot de middag af en onderschreef dat investeren in onderzoek noodzakelijk is. “Er moet een verbinding worden gelegd tussen het nationale en het regionale niveau, waarbij het zowel noodzakelijk is dat er interesse is vanuit de rijksoverheid en dat de provincies, steden, universiteiten en marktpartijen goed samenwerken.” Franssen sloot af door de aanwezigen op te roepen deze conferentie niet een eenmalig evenement te laten zijn, en met elkaar in discussie te blijven gaan.