Parlement moet macht weer naar zich toe trekken (volledig opiniestuk) - Main contents
De specifieke bijstand voor kunstenaars (WWIK) is per 1 januari zonder overgangsregeling afgeschaft. Kunstenaars krijgen daardoor recht op dezelfde uitkeringsvormen als alle andere Nederlanders. Een democratisch besluit, gedragen door een meerderheid in het parlement, dat werd genomen na een stevig debat tussen voor- en tegenstanders. Precies zoals dat volgens ons hoort te gaan. Toch is er een blokkade opgeworpen. Er is volgens de rechter sprake van een schending van de fundamentele rechten van de mens.
Dat het vervangen van de ene uitkering door de andere uitkering als strijdig met de mensenrechten gezien wordt, is tekenend voor de inflatie van het begrip ‘mensenrechten’. Zoals Marc Bossuyt, voorzitter van het Grondwettelijk Hof in België onlangs stelde: “Als sociale steun een eigendomsrecht is geworden, dan zijn de rechters in Straatsburg erin geslaagd ook van wie niets bezit een eigenaar te maken. Dat was Marx zelfs niet gelukt!”
Deze inflatie is het resultaat van een eenzijdige ontwikkeling van de mensenrechten. De rechters hebben zich ijverig van hun interpretatietaak gekweten, terwijl de (internationale) wetgever haar taak heeft laten liggen. De VVD-fractie heeft hier eerder op gewezen en de regering opgeroepen de rol van het bij het EVRM en Europese Hof horende Comité van Ministers te versterken. De regering heeft deze oproep ook ter harte genomen. Op die wijze kan de wetgever de rechters voorzien van richtlijnen bij de interpretatie van het verdrag en de kern van de mensenrechten bewaken.
Ook hier in Nederland moet de wetgever actiever zijn. De bepaling van de reikwijdte van de fundamentele mensenrechten is door het parlement uitbesteed aan adviesorganen als de Raad van State, maar vooral aan (inter)nationale rechters die wetten toetsen aan de mensenrechten. Deze instituten horen hun rol te spelen, maar het parlement de zijne ook. De rol van de politiek houdt niet op bij het ooit eens goedkeuren van verdragsteksten.
Dat het zo ver heeft kunnen komen moeten wij volksvertegenwoordigers onszelf verwijten. De bewaking van de mensenrechten is immers een belangrijke taak van het parlement; bewaking tegen schending, maar ook tegen ondermijning en uitholling ervan door overenthousiaste interpretatie van hun reikwijdte. Het betekent niet dat iets een mensenrecht is omdat het als zodanig bestempeld wordt. Het moet het resultaat zijn van een politieke discussie, die nu te vaak stilvalt.
Dit speelt bijvoorbeeld als het gaat om de breed in het parlement gedragen wens om immigranten niet direct toegang te geven tot alle sociale zekerheidsrechten, maar ze deze geleidelijk te laten verdienen. Deze wens, die de afgelopen jaren is geuit door partijen als PvdA, CDA en VVD, wordt steevast door regering en Raad van State afgewezen. Als motivatie wordt gegeven dat verdragen als het EVRM en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten geen ruimte bieden. Zo een bewering kan natuurlijk legitiem zijn, maar hoort het debat te doen ontvlammen, niet te doven.
Dit debat is des te belangrijker omdat het later ook een basis biedt voor de rechter wanneer deze zich over een kwestie moet buigen. De gehanteerde argumenten, het oogmerk dat de wetgever had en de uit de discussie blijkende opvattingen over de reikwijdte van de betreffende mensenrechten, dit alles is dan belangrijke informatie voor de rechter bij het uitoefenen van zijn onafhankelijke toetsende taak.
Deze actievere rol van het parlement wil de VVD-fractie stimuleren met twee voorstellen die de positie van het parlement verstevigen.
Als één van de weinige landen ter wereld, kent Nederland in art 93 en 94 Grondwet rechtstreekse werking toe aan alle internationale verdagen. Aan deze beide artikelen wordt ‘behoudens voor zover bij wet anders is bepaald’ toegevoegd. Zo blijft de algemene regel bestaan dat internationale regelgeving boven nationale staat, maar kunnen regering en parlement preciezer aangeven wat die doorwerking betekent. Dat lijkt ons, mede gelet op eerdergenoemde ontwikkelingen, dringend noodzakelijk.
Daarnaast stellen wij voor de Rijkswet bekendmaking en goedkeuring verdragen aan te passen. Wij willen dat in de goedkeuringswetten van verdragen de wetgever voortaan aangeeft in hoeverre bepalingen in die verdragen rechtstreeks verbindend zijn voor iedereen. Zo krijgt ook de rechter inzicht in de bedoeling van de nationale wetgever wanneer die bepalingen hun doorwerking krijgen in het nationale rechtsstelsel. Door nu zijn parlementaire taak te veronachtzamen doet het parlement de rechter inhoudelijk te kort en laat zij de rechter tegelijkertijd formeel teveel ruimte.
De VVD wil de balans tussen de wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht met betrekking tot het internationaal recht herstellen. Juist wie de mensenrechten koestert, moet bereid zijn bij te sturen om ze te behouden.
Stef Blok, Klaas Dijkhoff en Joost Taverne zijn voorzitter en leden van de VVD Fractie in de Tweede Kamer.