Politiesystemen pakken criminelen niet op, dat doen agenten - Main contents
Foto Flickr / banspy
De reactie van minister Opstelten op een bijzonder kritische rapport van de Algemene Rekenkamer over de strijd van politie en justitie tegen de criminaliteit, bevalt me allerminst. De minister stelt onder meer dat de situatie kan worden verbeterd door het invoeren van een nieuw systeem. Ik beschouw dat als een afleidingsmanoeuvre, want systemen pakken criminelen niet op, dat doen agenten.
Niemand weet waar vijfhonderdduizend meldingen van geweld- en vermogensdelicten zijn gebleven, constateert de Rekenkamer. Van alle miljoen zaken in een jaar zijn er slechts vijftigduizend veroordelingen. Of hij dat wist, vroeg Joost Karhof in Nieuwsuur aan minister Opstelten. Niet in die scherpte, antwoordde de minister. Toch is al een jaar bekend dat de politie maar liefst meer dan honderdduizend aangiftes mét daderindicaties op de plank heeft liggen. Daar blijven ze vervolgens zes maanden onaangeraakt liggen. Daarna verdwijnen ze de prullenbak in, vertelden politieagenten in het tv-programma Zembla.
Die honderdduizend op de plank met daderindicaties, dat zijn nota bene kansrijke aangiftes die duidelijke gegevens bevatten over de verdachte overvaller, verkrachter of geweldpleger. In sommige gevallen zelfs met een adres, daar is slechts een bezoek aan het bekende verblijfadres van zo'n verdachte nodig voor een panklaar dossier. Geen wonder dat het percentage opgeloste zaken anno 2012 is gekelderd naar zestien procent. Twintigduizend verdachten lopen nog altijd vrij rond, los van de vele reeds veroordeelden die ook nog gewoon los lopen.
Wat is hiervan de oorzaak? Geen tijd, zegt de politie over zijn ruim 45.000 agenten, die al dan niet op kantoor zitten. Falende politiesystemen, zegt minister Opstelten. Gelukkig heeft hij er nu iets op gevonden: nieuwe systemen. De Nationale Politie en een beter informatiesysteem. Dat moet dus goed komen, stelt de minister en spreekt over ketens en kolommen: 'Ik ga nu over de hele keten, met de kolommen politie, OM, rechterlijke macht en gevangeniswezen'.
Van huis uit ging de minister over de politie; als burgemeester was Opstelten ruim dertig jaar korpsbeheerder, waarvan de laatste achttien jaar van Utrecht en Rotterdam. Utrecht had toen al niet bepaald het beste politiekorps van Nederland en Rotterdam was indertijd bekend om de lage percentages aan opgeloste zaken.
Gaat het nu met betere informatiesystemen en organisatorische veranderingen wél goed komen? Niet zolang het blijft bij praten over aanpakken. Back to the basics, minister. Eerst beter leren opsporen, daarna pas kijken naar systemen en strafmaten. Het begint ermee dat de minister investeert in politiechefs die uit het juiste hout gesneden zijn, die oog heeft voor welke agenten goed gaan worden in opsporen, aanhouden en verhoren en hen daarbij aanmoedigen. Dat is echt de enige weg. Want politiesystemen pakken criminelen niet op, dat doen agenten.
De agenten moeten om te beginnen de daders leren herkennen, ook als het jonge mannen zijn die door Nederlandse ogen allemaal op elkaar lijken. En ook als de daders en de kringen rondom hen een taal spreken die Nederlandse agenten niet verstaan. Het lijkt mij duidelijk welke agenten de kunst van het opsporen in specifieke milieus het snelst onder de knie hebben: de gespecialiseerde agenten die de taal niet meer hoeven te leren en die de moeilijk doordringbare milieus rond de criminelen al kennen. Zolang de minister geen werk maakt van de werving en er niet op toeziet dat goede agenten bij de politie floreren, beschouw ik de systeemambities als afleidingsmanoeuvres.