Volledige aangenomen tekst Turkije-resolutie

Source: M.G.H.C. (Ria) Oomen-Ruijten i, published on Monday, April 2 2012, 1:36.

Zoals reeds gemeld werd afgelopen donderdag mijn resolutie over de voortgang van Turkije in 2011 met een grote meerderheid van stemmen aangenomen. Hieronder vindt u de voorlopige versie van de aangenomen tekst.

Uitbreidingsverslag Turkije

Resolutie van het Europees Parlement van 29 maart 2012 over het voortgangsverslag 2011 betreffende Turkije (2011/2889(RSP))

Het Europees Parlement,

  • gezien het voortgangsverslag 2011 van de Commissie betreffende Turkije (SEC(2011)1201),
  • gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad getiteld "Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2011-2012" (COM(2011)0666),
  • gezien zijn voorgaande resoluties van 27 september 2006 over de vorderingen van Turkije op weg naar toetreding , van 24 oktober 2007 over de betrekkingen tussen de EU en Turkije , van 21 mei 2008 over het voortgangsverslag 2007 over Turkije , van 12 maart 2009 over het voortgangsverslag 2008 betreffende Turkije , van 10 februari 2010 over het voortgangsverslag 2009 betreffende Turkije , van 9 maart 2011 over het voortgangsverslag 2010 betreffende Turkije , en van 6 juli 2005 en 13 februari 2007 over de rol van vrouwen in het sociale, economische en politieke leven in Turkije,
  • gezien het kader voor de onderhandelingen met Turkije van 3 oktober 2005,
  • gezien Besluit 2008/157/EG van de Raad van 18 februari 2008 over de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het partnerschap voor de toetreding met de Republiek Turkije ("het toetredingspartnerschap"), en eerdere besluiten van de Raad met betrekking tot het toetredingspartnerschap van 2001, 2003 en 2006,
  • gezien de conclusies van de Raad van 14 december 2010 en 5 december 2011,
  • gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
  • gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,
  • A. 
    overwegende dat na de goedkeuring van het onderhandelingskader door de Raad op 3 oktober 2005 toetredingsonderhandelingen met Turkije werden geopend, en dat het openen van dergelijke onderhandelingen het beginpunt van een langdurig proces met een open einde vormt dat gebaseerd is op strikte voorwaarden en hervormingsbereidheid;
  • B. 
    overwegende dat Turkije zich verplicht heeft tot hervormingen, goede betrekkingen met zijn buurlanden en geleidelijke aanpassing aan de EU, en overwegende dat deze inspanningen beschouwd moeten worden als een kans voor Turkije zelf tot modernisering, consolidering en verdere verbetering van zijn democratische instellingen, de rechtsstaat en de inachtneming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden;
  • C. 
    overwegende dat de volledige naleving van alle criteria van Kopenhagen en het vermogen om te integreren in de EU, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van december 2006, de basis blijven voor toetreding tot de EU, een gemeenschap die is gebaseerd op gedeelde waarden, oprechte samenwerking en wederzijdse solidariteit tussen al haar lidstaten;
  • D. 
    overwegende dat de Commissie in haar voortgangsverslag 2011 concludeert dat Turkije als land een sleutelpositie inneemt op het punt van de veiligheid en welvaart van de Europese Unie, dat hetgeen Turkije op een aantal cruciale gebieden aan de Europese Unie bijdraagt zijn volledige gewicht zal krijgen met een positieve agenda en een geloofwaardige benadering van het onderhandelingsproces en dat het van essentieel belang blijft dat Turkije zijn hervormingen met betrekking tot de politieke criteria voortzet, waarbij aanzienlijke verdere inspanningen ter waarborging van de mensenrechten geboden zijn;
  • E. 
    overwegende dat de Commissie een hernieuwde positieve agenda tussen de EU en Turkije heeft opgesteld om de toekomst samen op proactieve wijze vorm te geven; overwegende dat deze positieve agenda voortbouwt op de solide grondslagen van de betrekkingen tussen de EU en Turkije en het hervormingsproces vooruithelpt; overwegende dat dit nieuwe initiatief de toetredingsonderhandelingen niet vervangt, maar aanvult teneinde de hervormingen te steunen en de rechten en vrijheden van de Turkse burgers uit te breiden;
  • F. 
    overwegende dat Turkije, voor het zesde opeenvolgende jaar, nog steeds geen uitvoering heeft gegeven aan de bepalingen die voortvloeien uit de associatieovereenkomst tussen de EU en Turkije en het aanvullend protocol daarbij;
  • G. 
    overwegende dat Turkije in zijn eigen belang en met het oog op de vergroting van de stabiliteit en de bevordering van goede betrekkingen met zijn buurlanden, alsmede een positief politiek en economisch partnerschap zich meer moet inspannen om een oplossing te vinden voor nog openstaande bilaterale vraagstukken, waaronder niet nagekomen wettelijke verplichtingen en conflicten over land- en zeegrenzen en geschillen over het luchtruim met zijn naaste buren, overeenkomstig de bepalingen van het VN-handvest en het internationale recht;
  • H. 
    overwegende dat de Turkse economie in de afgelopen tien jaar in omvang verdrievoudigd is, het afgelopen jaar bijna 10% is gegroeid en dat het land als een van de snelst groeiende economieën in de wereld en een van de zeven grootste opkomende economieën in de wereld wordt beschouwd; overwegende dat het totaalbedrag van de handel tussen de Europese Unie en Turkije in 2010 103 miljard euro beliep, dat Turkije in dat jaar de op zes na grootste handelspartner van de Unie was en de Unie de grootste handelspartner van Turkije was, terwijl 80% van de rechtstreekse buitenlandse investeringen in Turkije afkomstig waren uit de Europese Unie; overwegende dat bedrijven uit de EU in Turkije meer dan 13 000 firma's hebben opgezet; overwegende echter dat het bbp per hoofd van de bevolking in Turkije laag blijft in vergelijking met de meeste lidstaten, vooral de meer concurrerende; overwegende dat een relatief laag bbp per hoofd van de bevolking in een grote kandidaat-lidstaat bijzondere uitdagingen inzake economische en sociale convergentie met de huidige lidstaten met zich meebrengt; overwegende dat bij de economische groei ook het beginsel van ecologische duurzaamheid moet worden geëerbiedigd; overwegende dat zowel Turkije als de EU baat hebben bij verdere economische integratie;
  • I. 
    overwegende dat de dialoog en samenwerking van de EU met Turkije over stabiliteit, democratie en veiligheid in het Midden-Oosten in ruimere zin van strategisch belang zijn; overwegende dat Turkije, dat geworteld is in een solide seculaire staat, in het kader van een doeltreffend hervormingsproces, een bron van inspiratie bij de democratisering van Arabische staten in hun inspanningen ter voltooiing van hun overgang naar democratie en van hun sociale en economische hervormingen; overwegende dat een gestructureerde dialoog tussen de EU en Turkije, teneinde het buitenlands beleid en het nabuurschapsbeleid van de EU en Turkije geleidelijk op elkaar af te stemmen, tot unieke synergieën zou kunnen leiden, met name bij de ondersteuning van democratisering en sociale en economische hervormingen in het hele Middellandse Zeegebied en het Midden-Oosten in het algemeen, en ten aanzien van de uitdagingen in verband met Iran;
  • J. 
    overwegende dat Turkije een belangrijke energiecorridor vormt voor de Kaukasische en Kaspische aardolie- en aardgasvoorraden en in de strategische nabijheid van Irak en zijn opkomende markt voor ruwe olie en aardgas ligt; overwegende dat de geplande Nabucco-pijpleiding een van de hoogste prioriteiten inzake energiezekerheid van de EU blijft; overwegende dat Turkije en Azerbeidzjan op 25 oktober 2011 een overeenkomst hebben gesloten over de doorvoer van Azerbeidzjaans gas over Turks grondgebied die de zuidelijke gascorridor zal openen, de gasaanvoer naar de geplande Nabucco-pijpleiding en de toekomstige ITGI (Interconnector Turkey-Greece-Italy) gasdoorvoercorridor zal verhogen, waardoor de energiezekerheid van de Unie wordt versterkt; overwegende dat Turkije over een aanzienlijk potentieel voor hernieuwbare energie beschikt uit zijn enorme bronnen van zonne-, wind en geothermische energie
  • K. 
    overwegende dat duurzame vrede, stabiliteit en welvaart op de Balkan voor zowel de EU als Turkije van strategisch belang zijn;

Onderlinge afhankelijkheid en wederzijds engagement

  • 1. 
    benadrukt de onderlinge afhankelijkheid tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en Turkije anderzijds; erkent het economische en groeipotentieel van Turkije en zijn aanzienlijke rol voor de regionale stabiliteit en de energiezekerheid; onderstreept dat een dergelijke onderlinge afhankelijkheid nog wordt aangevuld door de waarde van potentiële synergieën tussen het buitenlands en veiligheidsbeleid en het nabuurschapsbeleid van de Unie en Turkije, met voordelen en een versterkt hefboomeffect voor beide; is echter van mening dat een dergelijke onderlinge afhankelijkheid alleen positieve resultaten kan opleveren indien het kader wordt gevormd door een context van wederzijds engagement, een strategische dialoog en doeltreffende samenwerking, positieve resultaten in het hervormingsproces en de tenuitvoerlegging van hervormingen en goede betrekkingen tussen Turkije en de naburige EU-lidstaten;
  • 2. 
    is verheugd over en steunt de inspanningen van de Commissie om een nieuwe positieve agenda te ontwikkelen die een breed scala van gebieden van gemeenschappelijk belang omvat en die gericht is op een nieuwe dynamiek in de betrekkingen tussen de EU en Turkije, tastbare resultaten en voordelen voor beide zijden en de mogelijkheid voor de EU om een maatstaf te blijven voor de voortgezette hervorming in Turkije en om Turkije dichter bij de naleving van de criteria voor toetreding te brengen; ondersteunt de dialoog met Turkije over door de EU ondertekende vrijhandelsovereenkomsten, die gevolgen voor Turkije kunnen hebben in het kader van de douane-unie; is van oordeel dat de hernieuwde inspanningen gericht moeten zijn op het creëren van de voorwaarden voor het openen van hoofdstukken op het gebied van justitie en grondrechten; onderstreept dat de betrekkingen tussen Turkije en de naburige lidstaten een uiterst belangrijke factor zijn om de onderhandelingen en de dialoog een nieuwe dynamiek te geven;
  • 3. 
    constateert dat Turkije het enige kandidaat-land is waarvoor geen visumliberalisering geldt; onderstreept dat het belangrijk is om de toegang tot de Europese Unie voor zakenlieden, academici, studenten en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld te vergemakkelijken; steunt de inspanningen van de Commissie en de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de visumcode, bij de harmonisatie en vereenvoudiging van de visumvereisten en bij het opzetten van nieuwe visumfaciliteringscentra in Turkije; verzoekt Turkije met klem om de overnameovereenkomst tussen de EU en Turkije onverwijld te ondertekenen en uit te voeren, en ervoor te zorgen dat tot de inwerkingtreding van deze overeenkomst de bestaande bilaterale overeenkomsten volledig ten uitvoer worden gelegd; benadrukt het belang van een intensievere samenwerking tussen de EU en Turkije op het gebied van migratiebeheer, de bestrijding van mensenhandel en grenscontroles, onder meer in het licht van het grote percentage illegale immigranten dat via Turkije het EU grondgebied binnenkomt; dringt aan op de geleidelijke convergentie van het visumbeleid van Turkije en de EU ten aanzien van burgers uit derde landen; is van oordeel dat, wanneer de overnameovereenkomst eenmaal is ondertekend, de Raad aan de Commissie het mandaat moet verlenen om de visumdialoog op gang te brengen en de routekaart voor visumliberalisering vast te leggen;

Naleving van de criteria van Kopenhagen

  • 4. 
    complimenteert Turkije met het verkiezingsproces ter gelegenheid van de algemene verkiezingen in juni 2011, waarbij een hoog opkomstpercentage werd gehaald en dat door internationale waarnemers werd geprezen als zijnde democratisch, pluralistisch en als de weerspiegeling van een krachtig maatschappelijk middenveld; onderstreept echter andermaal het belang van een hervorming van de wet op de politieke partijen en de kieswet, met een verlaging van de minimumkiesdrempel van 10% voor vertegenwoordiging in het parlement, die de hoogste kiesdrempel is van alle landen die lid zijn van de Raad van Europa en geen adequate afspiegeling kan vormen van de pluriformiteit van de Turkse samenleving; dringt erop aan alle belemmeringen voor de vorming van fracties in de Turkse grote nationale vergadering weg te nemen;
  • 5. 
    is verheugd over het besluit van de nieuwe regering van de Republiek Turkije om een ministerie voor EU-aangelegenheden in te stellen, waarin tot uiting komt dat men zich ervan bewust is dat hernieuwde inspanningen, engagement en dialoog van essentieel belang zijn;
  • 6. 
    herinnert aan de fundamentele rol van de Turkse grote nationale vergadering als de spil van het Turkse democratische stelsel en onderstreept derhalve de noodzaak om de Turkse grote nationale vergadering een grotere rol te geven, die erin bestaat aan alle politieke partijen een platform te bieden, gebaseerd op wederzijdes controle, opdat zij een bijdrage kunnen leveren aan de democratische dialoog en de bevordering van een alomvattend hervormingsproces;
  • 7. 
    wijst andermaal op de noodzaak te blijven werken aan de tenuitvoerlegging van het pakket inzake de grondwetshervorming van 2010 en doet een beroep op de Commissie om in het voortgangsverslag 2012 een gedetailleerde analyse op te nemen van de vooruitgang die in het tenuitvoerleggingsproces is geboekt;
  • 8. 
    betuigt zijn volledige steun aan het opstellen van een nieuwe burgerlijke grondwet voor Turkije als een unieke gelegenheid voor een daadwerkelijke grondwetshervorming, de bevordering van de democratie, de rechtsstaat, waarborgen voor grondrechten en fundamentele vrijheden (met name de vrijheid van meningsuiting en vrije media), pluralisme, integratie, goed bestuur, het afleggen van rekenschap en eenheid in de Turkse samenleving, in volledige overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de EU; doet een beroep op alle politieke partijen en de betrokken actoren om een positieve en constructieve aanpak van de onderhandeling over de nieuwe grondwet te steunen en te hanteren, op basis van een consensus en een constructieve compromis; onderstreept de noodzaak om de voorbereidende werkzaamheden bij de ontwerpprocedure voort te zetten en is in dit verband ingenomen met het besluit om voor een gelijke vertegenwoordiging van alle politieke krachten in het constitutionele bemiddelingscomité te zorgen en met de toezegging de ontwerpprocedure te baseren op een zo ruim mogelijke raadpleging van alle delen van de samenleving in het kader van een proces waarbij het Turkse maatschappelijk middenveld daadwerkelijk wordt betrokken; onderstreept dat in de nieuwe grondwet de rechten van alle groepen en individuen in Turkije moeten worden geschraagd, de scheiding der machten moet worden gewaarborgd, de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht moet worden gegarandeerd, het volledige toezicht van de burgerregering op het militaire apparaat moet worden gewaarborgd en een Turks burgerschap moet worden bevorderd dat iedereen insluit;
  • 9. 
    moedigt Turkije aan het proces van de opstelling van de grondwet te benutten als kans voor de ontwikkeling van een meer realistische en democratische identiteit, met volledige erkenning van alle etnische en religieuze gemeenschappen van het land, te erkennen dat modern burgerschap een niet-etnisch karakter moet hebben en de bescherming van rechten met betrekking tot de moedertaal op te nemen in de nieuwe, civiele grondwet;
  • 10. 
    benadrukt het belang van serene en constructieve betrekkingen tussen regering en oppositie als voorwaarde voor een effectief hervormingsproces; herinnert eraan dat een daadwerkelijk democratische en pluralistische samenleving te allen tijde moet steunen op de twee pijlers van regering en oppositie en op een voortdurende dialoog en samenwerking tussen beide; toont zich in dit verband bezorgd over de aanhoudende processen tegen en de lange perioden van voorarrest voor leden van de grote nationale vergadering, alsmede over het gerechtelijk onderzoek dat is ingesteld om de parlementaire immuniteit van Kemal Kýlýçdaroðlu, de leider van de grootste oppositiepartij, op te heffen; benadrukt het feit dat, als parlementsleden hun taken moeten uitvoeren onder dreiging van vervolging, de democratie en de vrijheid van meningsuiting niet zijn gewaarborgd;
  • 11. 
    is verheugd over de aanhoudende inspanningen ter verbetering van het toezicht van de burgerregering op het militaire apparaat, met name de aanneming van de wet op de rekenkamer in december 2010, die voor een burgerlijk toezicht op de uitgaven van het militaire apparaat moet zorgen; dringt erop aan het volledige toezicht van de rekenkamer op de legeruitgaven ten uitvoer wordt gelegd; dringt erop aan dat de rechtsbedeling voor de gendarmerie en de strijdkrachten onder burgerlijke jurisdictie wordt gebracht en dat de gendarmerie onder toezicht van de ombudsman gaat vallen; benadrukt dat de operationele capaciteit van de strijdkrachten moet worden gewaarborgd, gezien het belang van het NAVO-lidmaatschap van Turkije;
  • 12. 
    onderstreept dat de hervorming van het rechtswezen een essentiële voorwaarde voor de modernisering van Turkije is en dat een dergelijke hervorming moet leiden tot een modern, efficiënt, volledig onafhankelijk en onpartijdig rechtswezen dat aan alle burgers een eerlijke rechtsbedeling garandeert; toont zich in dit verband verheugd over de aanneming van de wet op de Hoge Raad van rechters en openbare aanklagers (HRROA) en op het grondwettelijk hof in nauw overleg met de Commissie van Venetië; moedigt de regering van Turkije aan om de aanbevelingen van 2011 van de Commissie van Venetië ten uitvoer te leggen, met name ten aanzien de verkiezing van de HRROA, de rol van de minister van Justitie in dit orgaan en de wijze van benoeming van rechters en aanklagers; dringt erop aan dat stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat besluiten van de HRROA transparant zijn en onder rechterlijk toezicht staan; wijst erop dat het nodig is verdere stappen te nemen om gerechtelijke toetsing mogelijk te maken van alle besluiten in eerste instantie van de Hoge Raad over bevorderingen, overplaatsingen en disciplinaire sancties; is ingenomen met het besluit van het ministerie van Justitie een directoraat-generaal voor de mensenrechten in het leven te roepen voor de volledige, doelmatige en tijdige tenuitvoerlegging door Turkije van de arresten van het Europese Hof voor de rechten van de mens; betreurt in dit verband evenwel dat het aantal nieuwe verzoeken bij het Europees Hof voor de rechten van de mens toeneemt; waardeert de nieuwe voorstellen tot hervorming van het rechtswezen, met name ten aanzien van de detentiecriteria, als een eerste stap in de goede richting;
  • 13. 
    is van mening dat de nieuwe wetgeving inzake het grondwettelijk hof deze gerechtelijke instantie de bevoegdheid moet geven om na te gaan of de Turkse wetgeving verenigbaar is met internationale overeenkomsten die Turkije heeft geratificeerd, zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens;
  • 14. 
    toont zich bezorgd over het meest recente vonnis in de zaak Hrant Dink; onderstreept dat het van essentieel belang is dat de moord op Hrant Dink volledig wordt onderzocht en dat alle schuldigen voor de rechter worden gedaagd, en benadrukt in dit verband de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 2010 waarin werd geoordeeld dat Turkije had nagelaten doeltreffend onderzoek naar de moord op Hrant Dink te verrichten; beschouwt dit proces als een test voor de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Turkije;
  • 15. 
    uit andermaal zijn bezorgdheid over het feit dat de juridische procedures ten aanzien van de doeltreffendheid en regels ervan niet voldoende zijn verbeterd om een garantie te zijn voor het recht op een eerlijk en snel proces, met inbegrip van het recht van toegang tot belastend bewijsmateriaal en de processtukken in de eerste processtadia en voldoende waarborgen voor alle verdachten; geeft andermaal uiting aan zijn ernstige bezorgdheid over de buitensporig lange perioden van voorarrest, die momenteel tot tien jaar kunnen oplopen en die de facto kunnen uitmonden in een strafoplegging zonder proces; dringt er bij de Turkse grote nationale vergadering op aan de wetgeving in dit verband te herzien, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de normen van de Raad van Europa, door de maximale detentieperioden van het voorarrest in Turkije op één lijn te brengen met de gemiddelde dienovereenkomstige perioden in de Europese Unie; dringt er bij de regering op aan haar hervormingen en herziening van de antiterreurwet en het Turkse wetboek van strafrecht voort te zetten; herinnert eraan dat de ad-hocdelegatie van het Parlement voor de waarneming van processen tegen journalisten in Turkije de ontwikkelingen zal blijven volgen; is verontrust over het grote aantal jeugdige gevangenen, dat in de leeftijdsgroep van 12 tot 18 jaar 2 500 bedraagt;
  • 16. 
    vraagt de Turkse regering, teneinde de aanhoudende achterstand in de rechtspraak aan te pakken, de regionale hoven van beroeps, die volgens de wet uiterlijk in juni 2007 operationeel hadden moeten zijn, zo spoedig mogelijk operationeel te maken, en zich daartoe te concentreren op het opleiden van rechters;
  • 17. 
    benadrukt het belang van het recht van elke burger op behoorlijke rechtsbijstand in rechtszaken en herinnert aan de verantwoordelijkheid van de staat om de toegang tot rechtsbijstand te garanderen; herinnert er tevens aan dat advocaten civielrechtelijke en strafrechtelijke immuniteit zouden moeten genieten voor verklaringen die zij te goeder trouw in schriftelijke of mondelinge pleidooien afleggen of wanneer zij beroepsmatig voor een rechtbank, hof of andere gerechtelijke of bestuursrechtelijke instantie verschijnen; vraagt Turkije ervoor te zorgen dat advocaten al hun beroepstaken vrij van intimidatie, belemmeringen, pesterijen of ongepaste inmenging kunnen verrichten;
  • 18. 
    onderstreept dat bij het onderzoek naar beweerde plannen voor het plegen van een staatsgreep, zoals de zaken "Ergenekon" en "Sledgehammer", blijk moet worden gegeven van de kracht en de juiste, onafhankelijke, onpartijdige en transparante werking van de Turkse democratische instellingen en het rechtsapparaat en van het feit dat zij zich vastberaden en onvoorwaardelijk voor de eerbiediging van de grondrechten inzetten; vraagt de Commissie bovengenoemde zaken op de voet te volgen en haar bevindingen gedetailleerd openbaar te maken in een bijlage bij haar voortgangsverslag 2012;
  • 19. 
    spreekt zijn opluchting uit over de vrijlating, in afwachting van hun proces, van de journalisten Ahmet Þik, Nedim Þener, Muhammet Sait Çakir en Coþkun Musluk en beschouwt dit als een belangrijke stap om de eerbiediging van fundamentele vrijheden in Turkije te herstellen; benadrukt evenwel dat hun vrijlating niet mag verhelen dat tientallen andere journalisten nog steeds gevangen zitten;
  • 20. 
    uit opnieuw zijn bezorgdheid over de praktijk van het strafrechtelijk vervolgen van verdedigers van de mensenrechten, activisten en journalisten die bewijzen leveren van schendingen van de mensenrechten of die andere zaken in het algemeen belang aan de orde stellen als bijdrage aan het debat van een pluriforme samenleving; onderstreept dat dergelijke vervolgingen van invloed zijn op de perceptie van het publiek over de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het rechtswezen; beschouwt de strafbaarstelling van meningen als een van de grootste obstakels voor de onvoorwaardelijke bescherming van de mensenrechten in Turkije en betreurt de buitensporige beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering;
  • 21. 
    is bezorgd over de ruime interpretatiemarge die wordt gelaten en de ruimte toepassing die mogelijk wordt gemaakt door de antiterreurwet en het rechtboek van strafrecht, met name in gevallen waarin het lidmaatschap van een terroristische organisatie niet bewezen is en een handeling of verklaring wordt geacht de doelen van een terroristische organisatie te dienen; spreekt zijn bezorgdheid uit over de voortdurende meldingen van foltering en mishandeling in politiekantoren en gevangenissen, het buitensporige gebruik van geweld door politieagenten bij demonstraties en het gebrek aan vooruitgang met betrekking tot het voor de rechter brengen van overheidsambtenaren wegens vermoedelijke mensenrechtenschendingen; dringt er bij Turkije op aan voorrang te verlenen aan de herziening van de antiterreurwet en zijn internationale verplichtingen in verband met de mensenrechten strikt na te leven door de betreffende wetgeving te wijzigen; is ingenomen met het besluit om rechters en aanklagers interne opleiding te verstrekken over de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid en over de fundamentele rol van het Europees Hof voor de rechten van de mens; dringt er bij de regering van Turkije op aan om haar politie een systematische adequate opleiding te geven over de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens; onderstreept de noodzaak van het opzetten van een doeltreffend mechanisme voor klachten over de politie; zou verheugd zijn over bijkomende maatregelen ter verbetering van de rechtstreekse toegang tot de Turkse rechtbanken voor individuele burgers die hun rechten willen verdedigen, om het aantal zaken te verminderen dat aanhangig wordt gemaakt bij het Europees Hof voor de rechten van de mens in Straatsburg;
  • 22. 
    dringt erop aan dat de lopende processen tegen journalisten op transparante wijze worden gevoerd, met eerbiediging van de rechtsstaat en in adequate omstandigheden, bijvoorbeeld locaties die geschikt zijn voor het soort van hoorzittingen dat wordt gehouden, de verdeling van accurate transcripties aan de gedetineerde personen en informatieverstrekking aan de journalisten over de tenlasteleggingen tegen hen, om ervoor te zorgen dat de omstandigheden van het proces geen negatieve gevolgen hebben voor het vonnis; is uiterst bezorgd over de omstandigheden waarin de gedetineerde journalisten worden vastgehouden; betreurt het ontbreken van precieze cijfers over het aantal gedetineerde journalisten en het aantal zaken die momenteel tegen journalisten lopen; doet een beroep op de Turkse autoriteiten om deze informatie aan het publiek beschikbaar te stellen;
  • 23. 
    herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting en de pluriformiteit van de media Europese kernwaarden zijn en dat voor een daadwerkelijk democratische, vrije en pluriforme samenleving een echte vrijheid van meningsuiting een absolute vereiste is; herinnert eraan dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor informatie of ideeën die gunstig worden onthaald of die worden beschouwd als ongevaarlijk, maar ook, overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, voor die welke de staat of welk deel van de bevolking ook beledigen, schokken of storen; betreurt het feit dat een aantal wettelijke bepalingen, zoals de artikelen 301 en 318, artikel 220, lid 6, in combinatie met artikel 314, lid 2, en de artikelen 285 en 288 van het wetboek van strafrecht, alsmede de artikelen 6 en 7, lid 2, van de antiterreurwet nog steeds de vrijheid van meningsuiting beknotten; onderstreept dat het buitengewoon urgent is maatregelen te nemen tot afschaffing van wetgeving die voorziet in buitensporig hoge boetes voor de media - hetgeen in sommige gevallen tot sluiting, zelfcensuur door journalisten of hun redacteuren leidt - en tot herziening van wet 5651/2007 inzake het internet, die de vrijheid van meningsuiting inperkt, een beknotting betekent van de rechten van de burgers op toegang tot informatie en mogelijkheden biedt tot een verbod op websites van disproportionele omvang en duur; herhaalt derhalve zijn vorige verzoeken om de herziening van het juridische kader voor de vrijheid van meningsuiting af te ronden, en dit kader onverwijld in overeenstemming te brengen met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens;
  • 24. 
    betuigt zijn steun aan de nieuwe benadering van de Commissie die inhoudt dat zaken in verband met de rechterlijke macht en grondrechten en met justitie en binnenlandse zaken vroegtijdig in het onderhandelingsproces aan de orde worden gesteld, waarbij de desbetreffende hoofdstukken op basis van duidelijke en nauwkeurige actieplannen worden geopend, terwijl deze hoofdstukken op grond van volledig overtuigende positieve resultaten als laatste worden gesloten; is van oordeel dat, gezien het cruciale belang van de voortgang van de hervorming van het rechtswezen in Turkije en de volledige eerbiediging van de mensenrechten en fundamentele vrijheden, met name de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, hernieuwde inspanningen noodzakelijk zijn ter realisering van het screeningverslag uit hoofde van hoofdstuk 23 inzake justitie en grondrechten; verzoekt de Commissie in overeenstemming met de positieve agenda stappen te overwegen die bevorderlijk zijn voor de opening van hoofdstuk 24 inzake justitie en binnenlandse zaken
  • 25. 
    dringt er bij Turkije op aan het recht te erkennen op gewetensbezwaren tegen verplichte militaire dienst, overeenkomstig de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens in de zaak Erçep tegen Turkije; neemt met bezorgdheid kennis van het feit dat de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 2006 in de zaak Ulke tegen Turkije, waarbij de vaststelling wordt geëist van wetgeving ter voorkoming van de herhaalde vervolging van gewetensbezwaarden wegens hun weigering om militaire dienst te verrichten;
  • 26. 
    is ingenomen met het feit dat vrijwel alle aanbevelingen in de evaluatieverslagen van de Groep van staten tegen corruptie van de Raad van Europa (GRECO) over 2005 zijn opgevolgd; onderstreept dat er behoefte is aan verdere vooruitgang bij de wetgeving en algemene maatregelen tegen corruptie en dringt aan op sterkere en onafhankelijkere instellingen in de strijd tegen corruptie; moedigt de regering aan ook de rest van de aanbevelingen van GRECO op te volgen;
  • 27. 
    dringt aan op een volledige toepassing van de grondwettelijke bepalingen die het recht op het houden van demonstraties garanderen en verzoekt het ministerie van Binnenlandse Zaken de herziening van de wet inzake bijeenkomsten en demonstraties te voltooien;
  • 28. 
    is verheugd over de aanneming in augustus 2011 van nieuwe wetgeving tot wijziging van de wet op stichtingen van februari 2008, die de herstelmogelijkheden verruimt van de eigendomsrechten van alle niet-moslim gemeenschappen, en benadrukt dat deze wetgeving volledig moet worden uitgevoerd; herinnert er echter aan dat het cruciaal is de belangrijke en ingrijpende hervormingen op het gebied van de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst voort te zetten, in het bijzonder door godsdienstige gemeenschappen de mogelijkheid te geven rechtspersoonlijkheid te verkrijgen, door alle beperkingen op het gebied van opleiding, benoeming en opvolging van de clerus op te heffen, door alevitische gebedshuizen te erkennen, door uitspraken van het Europees Hof voor de rechten van de mens te eerbiedigen en de adviezen van de Commissie van Venetië in het wettelijk kader vast te leggen, en dat de rechten van alle religieuze gemeenschappen volledig moeten worden erkend; verzoekt de regering van Turkije te garanderen dat het klooster van de Heilige Gabriël, dat is gesticht in 397 n. Chr., niet wordt beroofd van zijn grond en in zijn geheel wordt beschermd;
  • 29. 
    wijst er opnieuw op dat onderwijs een sleutelrol vervult in het ontwikkelingsproces van een inclusieve en diverse samenleving met eerbied voor religieuze gemeenschappen en minderheden; dringt er bij de regering van Turkije op aan speciale aandacht te schenken aan het onderwijsmateriaal op scholen, dat een afspiegeling moet zijn van de pluriformiteit van de Turkse samenleving op etnisch en religieus gebied, dat discriminatie en vooroordelen moet ontzenuwen en de volledige aanvaarding van alle religieuze gemeenschappen en minderheden moet bevorderen, en onderstreept dat er behoefte is aan onpartijdig lesmateriaal; verwelkomt de instelling van de Commissie gendergelijkheid binnen het Ministerie van Onderwijs; neemt met opluchting kennis van de vrijlating van de studenten die ten onrechte voor 18 maanden gevangen waren gezet na te hebben opgeroepen tot vrij onderwijs;
  • 30. 
    herhaalt dat de cohesie tussen de Turkse regio's en tussen plattelands- en stadsgebieden moet worden versterkt; wijst in dit verband op de bijzondere rol van onderwijs en op de noodzaak hardnekkige en grote regionale ongelijkheden op het gebied van de kwaliteit van onderwijs en het percentage schoolgaande kinderen aan te pakken;
  • 31. 
    dringt er bij de regering van Turkije op aan haar beloften met betrekking tot hogere onderwijsdeelnamepercentages gestand te doen en ervoor te zorgen dat de nieuwe onderwijshervorming de noodzaak weerspiegelt om kinderen, en met name meisjes op het platteland, binnen het schoolsysteem te houden tot na de minimale leerplichtige leeftijd, en om kinderen de mogelijkheid te geven beslissingen met betrekking tot hun onderwijstraject te maken op een leeftijd waarop zij in staat zijn weloverwogen keuzes te maken;
  • 32. 
    spoort de regering aan om van gendergelijkheid een prioriteit bij haar hervormingen te maken, daarbij armoede onder vrouwen aan te pakken alsmede de sociale integratie en arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten; herhaalt zijn voorstel om verder te gaan met de invoering van een systeem van verplichte quota teneinde een betekenisvolle aanwezigheid van vrouwen te verzekeren op alle niveaus in het bedrijfsleven, de publieke sector en in de politiek; is tevreden met de inspanningen van de regering om meer meisjes aan onderwijs te laten deelnemen, als gevolg waarvan de genderkloof in het lager onderwijs bijna gedicht is, en verzoekt de regering alle nodige maatregelen te treffen om ook de genderkloof in het middelbaar onderwijs te dichten; is ook tevreden met het toegenomen aantal vrouwen in de Turkse grote nationale vergadering sinds de verkiezingen van juni 2011 en verzoekt de politieke partijen de actieve politieke betrokkenheid en participatie van vrouwen verder te versterken;
  • 33. 
    is verheugd over de ondertekening en ratificatie door Turkije van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de voorkoming en bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op 24 november 2011; dringt er bij de regering op aan een nultolerantiebeleid te voeren ten opzichte van geweld tegen vrouwen, en door te gaan met de intensivering van haar preventieve maatregelen op alle niveaus in de strijd tegen "eremoorden", huiselijk geweld en het verschijnsel van gedwongen huwelijken en kindbruiden, met name door samen te werken en een breed gedragen consensus te bereiken met vrouwenrechtenorganisaties, door een wijziging van wet nr. 4320 inzake de bescherming van het gezin om te zorgen voor een ruim toepassingsgebied ongeacht de echtelijke staat en de aard van de relatie tussen het slachtoffer en de dader, inclusief effectieve rechtsmiddelen en beschermingsmechanismen, door de politie scherp toe te laten zien op de uitvoering van wet nr. 4320, door doeltreffend toe te zien op volledige naleving door gemeentelijke autoriteiten van de verplichting om voldoende veilige onderkomens voor bedreigde vrouwen en minderjarigen ter beschikking te stellen, door de veiligheid van de onderkomens te garanderen en door terzake kundig zorgpersoneel in dienst te nemen, en door een systeem in te voeren om follow-uphulp te bieden aan vrouwen en minderjarigen die deze onderkomens verlaten, zodat zij toegang hebben tot de juiste psychologische ondersteuning, juridische steun en gezondheidszorg en in staat zijn sociaal en economisch te herintegreren in de samenleving; is verheugd over de maatregelen van het ministerie voor Gezinszaken en Sociaal Beleid om het aantal en de kwaliteit van de veilige onderkomens te verhogen en over zijn besluit om ook particuliere instanties toe te staan dergelijke opvanghuizen te openen als bijkomend toevluchtsoord voor vrouwen en minderjarigen in gevaar; is tevreden met de recente circulaire nr. 18 van de Hoge Raad van rechters en openbaar aanklagers, waarin wordt gesteld dat de uitvoering van beschermingsmaatregelen in gevallen van huiselijk geweld niet langer zal worden uitgesteld tot de gerechtelijke procedures zijn afgerond; is tevreden met de inspanningen van de regering van Turkije om de samenwerking op het gebied van gendermainstreaming tussen overheidsinstanties te intensiveren;
  • 34. 
    is bezorgd over het onevenredig hoge armoedepercentage onder kinderen; verzoekt Turkije een alomvattende strategie te ontwikkelen om kinderarmoede en kinderarbeid te bestrijden; is tevreden met de ratificatie van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik; dringt er bij Turkije op aan zijn inspanningen ter bestrijding van huiselijk geweld tegen kinderen op te voeren;
  • 35. 
    dringt er bij de regering op aan ervoor te zorgen dat gelijkheid, ongeacht geslacht, genderidentiteit, ras of etnische afkomst, godsdienst of geloofsovertuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, door de wet wordt gegarandeerd en doeltreffend wordt toegepast, met inbegrip van naleving door de politie; doet een beroep op de regering van Turkije om de Turkse wetgeving aan het acquis communautaire aan te passen en om wetgeving aan te nemen tot instelling van een Raad tegen discriminatie en voor gelijkheid; constateert dat er behoefte is aan verdere maatregelen tegen homofobie en alle andere soorten discriminatie, pesterij of geweld op grond van seksuele geaardheid of genderidentiteit, in het bijzonder door deze gronden op te nemen in de anti-discriminatiewetgeving; uit zijn ernstige bezorgdheid over het feit dat LGBT-mensen geregeld worden vervolgd op basis van de misdrijvenwet en bepalingen betreffende "immoreel gedrag"; verzoekt de regering van Turkije opnieuw de Turkse strijdkrachten te gelasten een einde te maken aan het aanmerken van homoseksualiteit als "psychoseksuele aandoening";
  • 36. 
    roept Turkije op om veerkracht te tonen en intensiever te streven naar een politieke oplossing van het Koerdenvraagstuk en verzoekt alle krachten in de politiek samen te werken om het doel te bereiken van een versterkte politieke dialoog en een proces van verdere politieke, culturele en sociaal-economische integratie en deelname van burgers van Koerdische afkomst, om het recht op vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering te garanderen; is in dit verband van mening dat het recht op onderwijs in de moedertaal essentieel is; verzoekt de regering van Turkije zich intensiever in te spannen voor een verdere bevordering van de sociaal-economische ontwikkeling van het zuidoosten van Turkije; is van oordeel dat de grondwetsherziening een uiterst nuttig kader ter bevordering van een proces van democratische opening biedt; herinnert eraan dat een politieke oplossing alleen kan stoelen op een open en daadwerkelijk democratisch debat over het Koerdenvraagstuk, en geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het grote aantal processen tegen schrijvers en journalisten die over dit vraagstuk schrijven en over de arrestatie van diverse Koerdische politici, plaatselijk verkozen burgemeesters, gemeenteraadsleden, advocaten, demonstranten alsmede mensenrechtenactivisten in verband met het zogenaamde KCK-proces en andere politieoptredens; verzoekt de regering van Turkije een vreedzame basis te creëren voor politici van Koerdische origine om een vrij en pluralistisch debat te kunnen voeren; onderstreept dat de discussie over het Koerdenvraagstuk binnen de democratische instellingen moet worden gestimuleerd, met name in de Turkse grote nationale vergadering;
  • 37. 
    veroordeelt ten scherpste de recente aanslagen op Europese kantoren van Turkse kranten en dringt aan op een gecoördineerd onderzoek naar deze aanslagen;
  • 38. 
    is tevreden met de recente verklaring van de regering van Turkije, en verwacht dat deze snel wordt gevolgd door daden, dat er opnieuw een Griekse minderheidsschool zal worden geopend op het eiland Gökçeada (Imbros), hetgeen een positieve stap is in de richting van het behoud van het biculturele karakter van de Turkse eilanden Gökçeada (Imbros) en Bozcaada (Tenedos), overeenkomstig resolutie 1625 van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa uit 2008; merkt evenwel op dat verdere stappen nodig zijn om de problemen aan te pakken waarmee leden van de Griekse minderheid worden geconfronteerd, met name wat hun eigendomsrechten betreft;
  • 39. 
    onderstreept de dringende noodzaak het wettelijk kader inzake de rechten van werknemers en vakbonden op één lijn te brengen met de EU-normen, de instrumenten van de Raad van Europa en de IAO-verdragen en te zorgen voor de onverkorte toepassing hiervan in de praktijk, aangezien het wegnemen van alle belemmeringen die de volledige uitoefening van deze rechten in de weg staan, zal waarborgen dat de huidige sterke economische vooruitgang gepaard gaat met een verdeling van de als gevolg van de economische groei ontstane welvaart over bredere lagen van de Turkse bevolking, zodat er nog meer groeipotentieel ontstaat; moedigt alle partijen binnen de Economische en Sociale Raad daarom aan zich meer in te zetten en intensiever samen te werken om de ijkpunten te halen voor de opening van hoofdstuk 19 inzake sociaal beleid en werkgelegenheid;
  • 40. 
    spreekt zijn bezorgdheid uit over de praktijk om strafvervolgingen in te stellen tegen vakbondsleden, met name in het onderwijs, die op actieve wijze streven naar betere arbeids-, onderwijs- en leefomstandigheden en die schendingen van de mensenrechten melden om de belangen van de werknemers en het algemeen belang te dienen en als bijdrage tot een pluriforme maatschappij;
  • 41. 
    vraagt de regering van Turkije de actieve en volledige betrokkenheid van consumentenorganisaties bij het wetgevingsproces en de raadpleging over het consumentenbeschermingsbeleid te bevorderen en alle nodige maatregelen te treffen om de consumentenbeweging te steunen en te versterken; spoort consumentenorganisaties aan hun krachten te bundelen om hun representativiteit te vergroten;
  • 42. 
    is tevreden met de diversifiëring van de Turkse energiemarkt, maar moedigt de regering van Turkije ook aan het risico en de aansprakelijkheid met betrekking tot de bestaande projecten voor kerncentrales, bijvoorbeeld in Akkuyu, naar behoren te onderzoeken; benadrukt in dit verband het feit dat het natuurlijke, culturele en archeologische erfgoed moet worden beschermd, met volledige inachtneming van de Europese normen;

Werken aan goede nabuurschapsbetrekkingen

  • 43. 
    steunt de lopende onderhandelingen over de hereniging van Cyprus onder auspiciën van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties ten volle; onderstreept dat er nu dringend een billijke en levensvatbare oplossing moet worden gevonden voor het vraagstuk Cyprus en doet een beroep op Turkije en alle betrokken partijen om intensief en met goede wil te werken aan een alomvattende overeenkomst; vraagt de regering van Turkije een begin te maken met de terugtrekking van haar strijdkrachten van Cyprus, en Famagusta over te dragen aan de Verenigde Naties overeenkomstig resolutie 550 van de VN-Veiligheidsraad uit 1984; roept tevens de Republiek Cyprus op de haven van Famagusta onder toezicht van de EU-douane open te stellen om een positief klimaat te scheppen voor een succesvolle afsluiting van de lopende onderhandelingen over hereniging, en de Turkse Cyprioten de mogelijkheid te geven rechtstreeks legaal handel te drijven op een wijze die voor alle partijen aanvaardbaar is;
  • 44. 
    spoort Turkije aan meer steun te verlenen aan het Comité voor vermisten op Cyprus;
  • 45. 
    verzoekt Turkije geen nieuwe nederzettingen van Turkse burgers op Cyprus te stichten, aangezien dit het demografische evenwicht verder zou beïnvloeden en de loyaliteit van zijn burgers op het eiland jegens een toekomstige gemeenschappelijke staat op basis van het gemeenschappelijke verleden zou verminderen;
  • 46. 
    betreurt het dat Turkije heeft verklaard de betrekkingen met het voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2012 te zullen bevriezen als dan nog geen oplossing van het vraagstuk Cyprus is gevonden; brengt in herinnering dat de Europese Unie gebaseerd is op de beginselen van een oprechte samenwerking en wederzijdse solidariteit tussen al haar lidstaten en dat Turkije zich als kandidaat-lidstaat moet beijveren serene betrekkingen met de Europese Unie en al haar lidstaten te onderhouden; herinnert er verder aan dat het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie geregeld is in het Verdrag betreffende de Europese Unie;
  • 47. 
    verzoekt Turkije ruimte te scheppen voor een politieke dialoog tussen de EU en de NAVO door een einde te maken aan zijn veto inzake de EU-NAVO-samenwerking met inbegrip van Cyprus, en verzoekt de Republiek Cyprus dientengevolge haar veto op de deelname van Turkije aan het Europees defensieagentschap op te heffen;
  • 48. 
    neemt kennis van de voortdurende verhoogde inspanningen van Turkije en Griekenland ter verbetering van hun bilaterale betrekkingen; betreurt echter dat het casus belli-dreigement dat de Turkse grote nationale vergadering tegen Griekenland heeft geuit nog niet is ingetrokken en is van mening dat de verbetering van de bilaterale betrekkingen tussen de twee landen ertoe moet leiden dat een einde aan dit dreigement wordt gemaakt; verzoekt de regering van Turkije met klem een einde te maken aan de voortdurende schendingen van het Griekse luchtruim en de vluchten van Turkse militaire vliegtuigen boven Griekse eilanden;
  • 49. 
    onderstreept dat het VN-Verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS) door de 27 lidstaten, de EU en alle andere kandidaat-lidstaten is ondertekend en deel uitmaakt van het acquis communautaire; vraagt de regering van Turkije dit verdrag dan ook onverwijld te ondertekenen en te ratificeren; herinnert eraan dat de exclusieve economische zone van de Republiek Cyprus op grond van UNCLOS volledig legitiem is;
  • 50. 
    dringt er bij Turkije en Armenië op aan hun betrekkingen te normaliseren door zonder voorwaarden vooraf de protocollen te ratificeren en de grens open te stellen;
  • 51. 
    beschouwt Turkije als een belangrijke EU-partner in het gebied van de Zwarte Zee, dat voor de EU van strategisch belang is; verzoekt Turkije steun te verlenen en actief bij te dragen aan de implementatie van EU-beleid en -programma's in deze regio;

Bevordering van de samenwerking tussen de EU en Turkije

  • 52. 
    betreurt de weigering van Turkije te voldoen aan zijn verplichting van een volledige, niet-discriminatoire uitvoering van het aanvullend protocol bij de associatieovereenkomst EG Turkije ten opzichte van alle lidstaten; wijst erop dat deze weigering nog steeds ernstige gevolgen voor het onderhandelingsproces heeft en doet een beroep op de regering van Turkije het protocol ten volle en zonder verdere vertraging ten uitvoer te leggen;
  • 53. 
    benadrukt dat de douane-unie tussen de EU en Turkije het land in staat heeft gesteld wat betreft het vrije verkeer van goederen een hoge mate van aanpassing aan het acquis te bereiken, en een voortdurende impuls geeft aan de bilaterale handel tussen de EU en Turkije, die in 2010 goed was voor 103 miljard euro; merkt echter op dat Turkije de douane-unie niet volledig ten uitvoer legt en wetgeving handhaaft die strijdig is met zijn toezeggingen over de opheffing van technische handelsbelemmeringen zoals invoervergunningen, beperkingen op de invoer van goederen uit derde landen die in de EU vrij circuleren, staatssteun, toezicht op de naleving van intellectuele-eigendomsrechten, voorschriften voor de registratie van nieuwe farmaceutische producten en discriminerende fiscale behandeling;
  • 54. 
    herhaalt zijn vastberaden en sterke veroordeling van het voortdurende terroristische geweld van de PKK, die op de EU-lijst van terroristische organisaties staat, en betuigt zijn volledige solidariteit met Turkije; doet een beroep op de lidstaten om, in nauwe samenwerking met de EU-coördinator voor terrorismebestrijding en Europol en naar behoren rekening houdend met de mensenrechten, fundamentele vrijheden en het internationale recht, de samenwerking met Turkije in de strijd tegen het terrorisme en de strijd tegen de georganiseerde misdaad als bron voor de financiering van het terrorisme te intensiveren; dringt bij de Commissie en de lidstaten aan op de bevordering van een adequate informatieve dialoog en uitwisselingen van informatie met Turkije over uitleveringsverzoeken van Turkije waarmee om wettelijke of procedurele redenen geen vooruitgang kan worden geboekt;
  • 55. 
    betreurt de vertraging bij de voorlegging van wetgeving ter bescherming van de rechten van vluchtelingen en asielzoekers aan de Turkse grote nationale vergadering; maakt zich zorgen over de niet aflatende stroom aan berichten over personen die, na op arbitraire gronden de toegang tot de asielprocedure te zijn geweigerd, worden teruggestuurd naar landen waar ze het risico lopen te worden gefolterd of waar hun mensenrechten anderszins dreigen te worden geschonden;
  • 56. 
    is verheugd over de vooruitgang die Turkije heeft geboekt op het gebied van hernieuwbare energie en steunt verdere inspanningen die gericht zijn op een toename van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in alle sectoren; onderstreept het Turkse potentieel op het gebied van hernieuwbare energie, de belangrijke zonne-, wind- en aardwarmtebronnen van het land, en de mogelijkheden voor de EU om via lijnen voor langeafstandstransmissie van gelijkstroom met een hoog voltage hernieuwbare energie uit Turkije te importeren, waarmee niet alleen de energiezekerheid van de EU is gediend, maar ook de verwezenlijking van de EU-doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie;
  • 57. 
    wijst andermaal op de centrale rol van Turkije als energiecorridor van de EU voor de Kaukasische en Kaspische aardolie- en aardgasvoorraden en de strategische nabijheid van Irak en zijn opkomende markt voor ruwe olie; onderstreept de strategische rol van de geplande Nabucco-pijpleiding en andere gaspijpleidingen, zoals de ITGI (Interconnector Turkey-Greece-Italy) gasdoorvoercorridor voor de energiezekerheid van de Europese Unie; is van mening dat - gezien de strategische rol en het potentieel van Turkije, onder andere voor EU-investeringen en verdere samenwerking met de EU - eerst moet worden nagedacht over de waarde van het openen van onderhandelingen over hoofdstuk 15 inzake energie, teneinde de strategische dialoog tussen de EU en Turkije over energie vooruit te helpen;
  • 58. 
    onderstreept de strategische politieke en geografische rol van Turkije voor het buitenlands beleid van de Europese Unie en haar nabuurschapsbeleid; benadrukt de rol van Turkije als een belangrijke regionale speler in het Midden-Oosten, op de westelijke Balkan, in Afghanistan/Pakistan, de zuidelijke Kaukasus, Centraal-Azië en de Hoorn van Afrika, alsmede op de rol van Turkije als inspiratiebron voor het democratiseringsproces in de Arabische landen op belangrijke beleidsterreinen, waaronder politieke en economische hervormingen en het opbouwen van instellingen; steunt de inspanningen die Turkije heeft geleverd voor het bevorderen van een dialoog op hoog niveau en samenwerking tussen Afghanistan en Pakistan, en is verheugd over het proces van Istanbul, dat ontwikkeld is om de regionale samenwerking tussen Afghanistan en zijn buren te bevorderen; steunt het vastberaden standpunt over en de inzet van Turkije voor de democratische krachten in Syrië en wijst andermaal op zijn belangrijke rol bij de bescherming van Syrische vluchtelingen; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de internationale gemeenschap Turkije te steunen bij de inspanningen gericht op het inspelen op de humanitaire dimensie van de crisis in Syrië; doet een beroep op de EU en Turkije om hun bestaande politieke dialoog over de keuzes van het buitenlands beleid en de doelstellingen van wederzijds belang te intensiveren; moedigt Turkije aan om zijn buitenlands beleid verder te ontwikkelen in het kader van een dialoog en samenwerking met de EU, en om zijn buitenlands beleid geleidelijk aan af te stemmen op dat van de EU om waardevolle synergieën te creëren en het potentieel voor een positieve impact te vergroten;
  • 59. 
    herinnert aan het belang van nauwe coördinatie en samenwerking tussen Turkije en de EU met betrekking tot de kwestie van nucleaire proliferatie in Iran, en is van oordeel dat Turkije een belangrijke en constructieve rol kan spelen bij het faciliteren en bevorderen van een dialoog met Iran over een snelle oplossing en bij het waarborgen van volledige steun voor de sancties tegen Iran;
  • 60. 
    herinnert aan de ambitie van Turkije om aan te zetten tot en bijstand te verlenen voor de overgang naar democratie en sociaal-economische hervormingen in de zuidelijke buurlanden; merkt op dat deelname van Turkse instellingen en niet-gouvernementele organisaties aan ENB-instrumenten unieke synergie-effecten kan genereren, met name bij het opbouwen van instellingen, de sociaal-economische ontwikkeling en het ontwikkelen van het maatschappelijk middenveld; is van mening dat praktische samenwerking moet worden aangevuld met een gestructureerde dialoog tussen de EU en Turkije teneinde het nabuurschapsbeleid van de EU en Turkije op elkaar af te stemmen;
  • 61. 
    is verheugd over de ratificatie door Turkije van het Facultatieve protocol bij het Verdrag tegen foltering (OPCAT) op 27 september 2011, en vraagt Turkije de bepalingen daarvan snel in nationale wetgeving om te zetten; dringt erop aan zo snel mogelijk een nationaal implementatiemechanisme vast te stellen; vraagt Turkije internationale waarnemers tot zijn gevangenissen toe te laten;
  • 62. 
    verzoekt de regering van Turkije nogmaals om het Statuut van het Internationaal Strafhof te ondertekenen en ter ratificatie voor te leggen, en zo te zorgen voor een grotere Turkse bijdrage en betrokkenheid tot het wereldwijde multilaterale systeem;

o

o o

  • 63. 
    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid van de Unie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de president van het Europees Hof voor de rechten van de mens, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Republiek Turkije.