Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen - Main contents
Als gevolg van immense bezuinigingen op de uitvoeringskracht van de overheid moet het UWV, Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen flink bezuinigen op de dienstverlening. De bewindspersonen Kamp en de Krom van SZW stellen voor dat nog maar 10% van die dienstverlening face tot face zal zijn. De rest moet digitaal. Tof Thissen maakt zich daarover ernstig zorgen en vreest dat uiteindelijk de wal het schip zal keren. Hij denkt dat er meer langdurig werklozen zullen zijn en dat meer WW-ers doorstromen naar de Bijstand, als ze daar al recht op hebben. Lees zijn bijdrage.
Voorzitter. Eerst maar eens de werkelijkheid. Ik
begin met een citaat uit 2010 van werkcoach Jan Drewel,
die werkt bij het Werkplein Eemsdelta in Delfzijl: Wat mensen op
zoek naar werk nodig hebben, valt niet altijd goed
in te schatten. Zo was er een man die een functie
als productieleider had gehad. Hij was qua
internetgebruik stukken verder dan ikzelf. Ik wist
niet of ik deze man iets te bieden had, maar de
man vroeg zelf om een maandelijkse afspraak,
altijd op maandagochtend om 9 uur. De man vond
het belangrijk om één keer in de maand te vertellen
waar hij mee bezig was en te brainstormen, als een
soort spiegel. Hij was ook echt 40 uur per week
bezig met solliciteren. Na vijf maanden
werkloosheid vond hij in Amersfoort een nieuwe
baan.
Je zou het bijna vergeten als je bekijkt met
welke woorden de minister een belangrijk aspect
van dienstverlening aan werkgevers en
werkzoekenden wil minimaliseren, maar deze
wetswijziging gaat over werkzoekende mensen;
mijn buurman, uw dochter, onze zwager, de
moeder van een goede vriendin, een neefje. Zij
gaat ook over professionals die de uitkering van
deze mensen verzorgen en hen ondersteunen bij
het zo snel mogelijk vinden van werk en het
vervullen van vacatures. Technischer geformuleerd:
de minister doet voorstellen die ingrijpen op de
werking van de arbeidsmarkt en op de inzet van de
beroepsbevolking daarop.
Gaat het werken? In de schriftelijke
voorbereiding heeft de GroenLinks-fractie de
minister gevraagd waarop het kabinet de aanname
baseert dat digitale dienstverlening gaat werken.
Digitalisering kan immers nooit een doel op zich
zijn. Digitalisering is een middel. Een middel
waartoe? Gaat het meer mensen sneller aan werk
helpen? Gaat het de match tussen werkzoekenden
en werkgevers verbeteren? Gaat het moeilijk
vervulbare vacatures verminderen? Hoe dragen de
wijzigingsvoorstellen van de minister hieraan bij?
De minister heeft daarop geen
bevredigende antwoorden gegeven. Hij komt niet
verder dan wat reclamefoldertaal over
"modernisering van een dienstverleningsconcept
door een innovatieve aanpak waardoor minder
capaciteit nodig is" en een platitude dat de hele
samenleving in toenemende mate digitaliseert. De
minister lijkt in dezen op de puber die de ouders
ervan probeert te overtuigen dat iedereen nu
eenmaal een smartphone heeft. Het
doorslaggevende argument waarom de puber beter
af zou zijn met een dure smartphone, is echter niet
gegeven. Integendeel zelfs, zo blijkt na doorvragen
door deze Kamer.
Ik knip de vraag naar de effecten en de
onderbouwing van het wetsvoorstel op in twee
delen: allereerst de verdergaande digitalisering, als
tweede de ondersteuning van werkzoekenden en
werkgevers. Ik ga dus eerst in op de digitalisering.
De experimenten bij het UWV met een volledig
digitale dienstverlening zijn nog niet geëvalueerd.
Klinkende conclusies heeft de minister in ieder
geval niet aan deze Kamer voorgelegd. Alles is
gebaseerd op zijn eigen verwachting dat ... Ja, dat
wat eigenlijk? De systemen zijn nog in aanbouw.
Op hoofdlijnen ligt het op schema, stelt de minister.
Wat betekent "op hoofdlijnen"? Liggen al die andere
lijnen niet op schema? Bij een deel van de
koplopers is de uitstroom beter, maar bij een nog
groter deel van de koplopers is de uitstroom
slechter. Zelfs het noemen van een teruggang in
klanttevredenheid van een schamele 6,2 naar 6,0
wordt in de beantwoording van de vragen van deze
Kamer gevolgd door de optimistische verwachting
dat het natuurlijk zal verbeteren. Op grond
waarvan? Tunnelvisie; "locked-in" noemen
wetenschappers dit. Een maatregel zit in het hoofd,
de bezuiniging ook, alleen de vraag welk probleem
nu precies wordt opgelost, moet nog gedefinieerd
worden.
Met de Raad van State vraagt onze fractie
de minister voor de tweede keer op welke gronden
hij veronderstelt dat een landelijk digitaal systeem
reeds op korte termijn zodanig ontwikkeld en
betrouwbaar is dat invoering verantwoord is en niet
tot problemen voor uitkeringsgerechtigden,
uitkeringsaanvragers, bedrijven en ondernemers
gaat leiden. We verwachten een stevige
onderbouwing. De droomwensen van beleidsmakers
over automatisering in combinatie met
kostenreducties zijn te vaak op geldverslindende
debacles uitgelopen. Deze Kamer mag daarom niet
meegaan in wensdenken, in "God zegene de greep"
en in "laten we deze minister maar vertrouwen".
Dat laatste doen we natuurlijk sowieso, maar
daaraan mag geen al te zwaar prijskaartje hangen.
Daaraan voeg ik de vraag toe: op welke
wijze gaat de voorgestelde digitalisering bijdragen
aan een betere werking van de arbeidsmarkt? Zijn
ook andere middelen onderzocht? Wat was de
afweging om te kiezen voor het middel
digitalisering?
Ik kom op de ondersteuning. De minister
stelt: "De overheid ondersteunt alleen de mensen
die dat écht nodig hebben". Eerst de eigen
verantwoordelijkheid van mensen aanspreken, dan
pas komt de overheid in beeld. Prima. Diverse
fracties hebben de minister gevraagd om te
specificeren wie baat zouden hebben bij
ondersteuning en bij wie het helemaal niet nodig is
en of dat dan de onderbouwing is van de 10%
waarop de minister de vermindering van het aantal
werkcoaches bij het UWV baseert. Kan de werkloze
productieleider die ik aan het begin aanhaalde, nog
aanspraak maken op zijn maandelijkse face-tofacegesprek?
Hoe zit het met de voormalige
middenstander? Is er aandacht voor zijn zorgen
over geld en schaamte? Is er aandacht voor welke
werkzoekende dan ook die graag een gesprek heeft
over: komt u rond, krijgt u uw leven weer op het
spoor, hebt u grip op uw budget enz.?
De minister claimt dat een groot deel van
de WW-groep binnen een jaar weer uitstroomt. Hij
legt het verband niet direct, maar de claim wordt
regelmatig in één adem genoemd met de beperking
van de ondersteuning bij het vinden van werk tot
10% van de werkzoekenden. Waarom 10%?
Waarom geen 20% of 5%? Wat weet de minister
wat hij de Kamer niet vertelt? Na herhaaldelijke
vragen komt de minister met cijfers. Daaruit blijkt
dat de helft van het aantal WW-gerechtigden
dankzij werk het beroep op de uitkering kan
beëindigen. Maar liefst 35% verlaat de uitkering
werkloos, simpelweg doordat de
maximumuitkeringsduur is bereikt. Die mensen zijn
er dus niet in geslaagd om werk te vinden.
De minister noemt de WW-groep "kansrijk".
Wat is die kwalificatie waard als de helft van het
aantal WW-gerechtigden níet uitstroomt naar werk
gedurende de uitkeringsperiode? Of gaat het deze
minister enkel om het verdwijnen van mensen uit
de uitkeringslast van, in dit geval, de WW? Noemt
hij het daarom een succes als een groot deel van de
uitkeringsgerechtigden binnen een jaar uitstroomt,
ook al betekent dit voor een aanzienlijk deel dat dit
niet vanwege werk is maar puur om administratieve
redenen?
Ik kom bij de gevolgen voor de gemeenten.
De fractie van GroenLinks heeft gevraagd naar de
gevolgen van dit wetsvoorstel voor de doorstroom
van de WW naar de bijstand, want 35% van de
uitstroom uit de WW wordt simpelweg veroorzaakt
door het bereiken van de maximale uitkeringsduur.
Die mensen zijn dus nog niet aan het werk. De
minister komt niet verder dan de particuliere
verwachting dat het zogenaamde redesign beperkte
gevolgen zal hebben voor de doorstroom van de
WW naar de WWB of straks naar de Wet werken
naar vermogen, tenzij de Tweede Kamer dat
wetsvoorstel controversieel verklaart, maar ook dan
zal er iets moeten gebeuren. De bedragen zijn
immers al ingeboekt per 1 januari 2013. Dit was
een opmerking tussendoor, maar hoe kan de
minister dit beweren? Hij kan deze Kamer geen
gefundeerde uitkomsten overleggen, omdat de
pilots bij het UWV nog niet ver genoeg gevorderd
zijn. Maar goed, deze minister heeft kennelijk
bronnen waarop hij zich baseert bij zijn opmerking
dat de gevolgen beperkt zijn.
Omdat de minister zijn bewering niet
onderbouwt voor deze Kamer, ben ik zelf op zoek
gegaan naar cijfers. De website van het UWV is
daarvoor een rijke bron. Ten aanzien van de
vermeende beperkte gevolgen concludeer ik dat het
afhangt van hoe je de analyse van het UWV leest.
De doorstroom van de WW naar de bijstand is in de
periode van 2001 tot 2011 verdubbeld. In 2001
stroomde 4% van de totale WW-instroom door naar
de bijstand en in 2011 was dit 8%. De belangrijkste
veroorzakers van deze toename waren de
beperking van de WW-duur en de economische
crisis. Het UWV schrijft klip-en-klaar dat dit weinig
lijkt, maar dat deze groep een fors deel uitmaakt
van de totale instroom in de bijstand: 10% in 2001
en 20% in 2011. In het UWV Kennisverslag 2012-I
staat dat het UWV opnieuw een toename van de
doorstroom verwacht als door de huidige recessie
de werkloosheid weer toeneemt en de
werkgelegenheid verslechtert. Bij die verwachting
heeft het UWV nog niet de beperking van de
ondersteuning aan het gros van zijn
uitkeringsgerechtigden meegerekend.
Vraag 1: waarop baseert de minister zijn
laconieke verwachting dat het door zijn
maatregelen wel zal meevallen met de doorstroom
naar de bijstand?
Vraag 2: vindt de minister dat de huidige
ondersteuning door het UWV geen enkel effect
heeft op de vergroting van de uitstroom en dus op
verkleining van de instroom in de bijstand en dat
drastische vermindering van de ondersteuning dus
slechts beperkte gevolgen zal hebben? Als de
minister wél van mening is dat de ondersteuning
door het UWV effect heeft -- ik verwijs hem naar de
website van het UWV over de aantallen mensen die
aan werk zijn geholpen -- wat is dan het effect van
de afschaffing van de ondersteuning voor het gros
op de werkloosheidsduur van mensen in de WW en
op de doorstroom naar de bijstand?
Vraag 3: vindt de minister sowieso dat de
uitstroom uit de WW, die in 2011 20% van de
totale instroom van de bijstand behelsde, wel
meevalt?
Vraag 4: onderschrijft de minister de
analyse van het UWV dat bij een aanhoudende
recessie de doorstroom naar de WWB zal stijgen?
Ik heb dit overigens allemaal op papier
staan; de minister kan deze vragen dus na afloop
krijgen.
De minister voegt magertjes toe dat hij de
gemeenten zal compenseren als de bijstand als
gevolg van zijn maatregelen toch oploopt bij de
gemeenten. Zijn wij zover afgedwaald dat
werkloosheid en het oplossen van
werkgelegenheidsvraagstukken via het schuiven
met geld tussen overheden kan worden afgedaan?
Het gaat hier om mensen die werk zoeken en om
ondernemers die baat hebben bij een goed
werkende arbeidsmarkt. De minister reduceert hen
tot een kostenpost. Dat een deskundige
ondersteuning tijdens de eerste maanden van
werkloosheid straks afwezig zal zijn, doet kennelijk
niet ter zake. Dat een goedwillende werkzoekende
die geen professionele "baansearcher" is, zijn moed
en zijn inkomen verliest, doet blijkbaar ook niet ter
zake. Nee, de overheden compenseren elkaar dan
onderling. Dat is het enige leed dat verzacht moet
worden.
Is er een alternatief onderzocht? Het behoeft geen
betoog dat de markt niet vanzelf tot een optimum
komt in de mate waarin werkzoekenden en
werkgevers hun eigen verantwoordelijkheid
aanspreken. Oudere werklozen worden bijvoorbeeld
ondanks hun ten opzichte van jongere werknemers
ruimere ervaring, grotere loyaliteit en lagere risico's
op uitval gemeden door ondernemers. Ik baseer mij
hierbij op wetenschappelijk onderzoek, onder
andere van de RWI. De markt is niet altijd
rationeel. Op de markt aanwezige informatie wordt
niet optimaal verwerkt en de eigen
verantwoordelijkheid van werkzoekenden en
werkgevers zal niet altijd tot succes leiden. De
productieleider kan excellent zijn in zijn eigen
beroep, maar niet iedereen is een toptalent in het
vinden van ander werk of in het vinden van het
beste personeel. Het gegeven dat de
uitzendbranche al zolang bestaat en succesvol is,
laat zien dat uitmuntend werken als werknemer en
uitmuntend ondernemen als werkgever niet vanzelf
leiden tot optimale matches op de arbeidsmarkt.
Werk vinden, geschikt personeel vinden, is een vak.
Veel mensen hebben baat bij ondersteuning. Dat
bewijst de uitzendbranche.
Vraag 5. Zou er niet veel geld, veel
uitvoeringsellende en veel menselijk leed bespaard
kunnen worden als mensen via adequate
ondersteuning en investering zo snel mogelijk weer
richting arbeid worden begeleid en werkgevers zo
snel mogelijk van goede werknemers worden
voorzien? Heeft de minister dit alternatief
onderzocht? Zo ja, wat zijn de uitkomsten? Zo nee,
waarom niet?
Vraag 6. De Kamer heeft gevraagd naar
buitenlandse voorbeelden. De minister haalt
Denemarken aan, waar de uitkeringsintake digitaal
verloopt maar de ondersteuning juist niet. De
minister concludeert dat Nederland dus voorop
loopt. Dat lijkt mij een conclusie in de categorie van
de puber die denkt er met de smartphone weer
helemaal bij te horen. Weet de minister waarom de
Denen de ondersteuning niet hebben
gedigitaliseerd? Zou dat iets te maken kunnen
hebben met het fenomeen dat er op iedere
straathoek nog filialen van de commerciële
uitzendbranche te vinden zijn, die met de tucht van
de markt in de nek hun begeleiding en matching
altijd het liefst face to face doen?
Terug naar de 10% van de minister, die dan
nog wel ondersteuning gaat krijgen. Na
herhaaldelijk vragen door deze Kamer somt de
minister de kenmerken op van mensen die
uitstromen uit de WW zonder werk te hebben
gevonden. Opleidingsniveau en leeftijd spelen een
rol. Onder andere ouderen blijken niet gemakkelijk
werk te vinden en blijken ook meer moeite te
hebben met de digitale wereld. Ook jongeren, die
eerder niet dan wel in aanmerking komen voor WW,
blijken niet gemakkelijk uit te stromen. Laat nu
precies onder deze groepen de werkloosheid op dit
moment het sterkst toenemen!
Omdat de minister niet scheutig met cijfers
is, heb ik opnieuw maar even op de website van het
UWV gekeken. De 55-plussers vormen een kwart
van de uitkeringsgroep in 2011. Rekenen wij ook de
45-plussers mee, dan vormen zij samen 56% van
de WW-gerechtigden in 2011. Deze groepen
hebben meer moeite met het vinden van werk dan
de 35- tot 44-jarigen, zo schrijft de minister. Dat
betekent nogal wat voor de demissionaire
bewindspersonen, gezien hun leeftijd!
De hamvraag is natuurlijk of deze groep
meer kans zou maken als die adequate
ondersteuning ontvangt. Zou de investering in
begeleiding opwegen tegen de verhoogde uitstroom
en de daarmee uitgespaarde uitkeringslast voor
WW en bijstand? Nogmaals de vraag: Heeft de
minister dit alternatief onderzocht? Vanuit
menselijk oogpunt biedt dit alternatief immers meer
winst, niet alleen financieel maar ook humaan.
Werkende mensen die het gevoel hebben mee te
tellen, blijken gelukkiger dan mensen die aan de
kant staan. Werkgevers die niet gekweld worden
door werkgelegenheidsvraagstukken kunnen er aan
bijdragen om de economische motor beter te laten
draaien.
De centrale vraag bij de ondersteuning: Wie
hebben het echt nodig en wie niet, laat de minister
desondanks onbeantwoord. Uiteindelijk zegt de
minister dat dit kabinet gewoon hiervoor heeft
gekozen. De 10% is een aanname. Het kabinet
schrijft dat de komende jaren maar moet blijken of
die klopt. Dat is regeren door trial-and-error. Deze
Kamer is er echter niet om mee te gaan in
ongefundeerde aannamen, zoals ouders niet horen
mee te gaan in de hypes van hun pubers die ook
weleens wat willen. Deze Kamer moet kijken naar
de deugdelijkheid van wetgeving.
Samengevat: achter de digitalisering zit
geen groter doel dan dat de hele samenleving nu
eenmaal digitaliseert. Achter de forse inperking van
de ondersteuning zit niks anders dan dat dit kabinet
ervoor heeft gekozen. Nergens een hint hoe de
maatregelen bijdragen aan een beter
functionerende arbeidsmarkt. Zou het dan om geld
gaan, om een bezuiniging? Een bedrag wordt
nergens genoemd. Laat ik er even van uitgaan, bij
gebrek aan andere doelen. Als het belangrijkste
doel van deze maatregelen is om geld te besparen,
legt de minister deze Kamer een black box voor. Hij
schrapt vrijwel de volledige ondersteuning bij het
vinden van werk, maar heeft geen inzicht in de
gevolgschade en in de kosten. Hij digitaliseert
dienstverlening zonder enige onderbouwing over de
kosten, over het welslagen van de technische kant
en op de "matches" tussen werkgevers en
werkzoekenden. Gelet op de aanhoudend magere
beantwoording door de minister, kan ik geen
andere conclusie trekken dan dat de minister
tevreden is als hij het gros van de WW'ers geen
ondersteuning meer geeft. Voor hem is die
ondersteuning het probleem dat hij wil oplossen. Of
de werkzoekenden daadwerkelijk weer een
werkkring vinden, doet er immers niet toe. En of
werkgevers beter geholpen worden? In dit
wetsvoorstel is geen begin van een onderbouwing
te vinden dat dit wetsvoorstel hieraan meehelpt.
Daar gaat het uiteindelijk wel over.
De minister laat de werking van de
arbeidsmarkt over aan de eigen
verantwoordelijkheid. Deze neoliberale opvatting is
alleen mogelijk als je de oren stijf dichthoudt voor
de praktijk van de niet-optimale werking van de
arbeidsmarkt. Het is bovendien een gratuite
opvatting, die de minister altijd gelijk zal geven.
Immers, de ondernemer die zijn vacatures goed
vervuld krijgt of die zijn overtollige personeel goed
kwijt weet te raken, de werkzoekende die vlot een
baan vindt, hebben dat te danken aan hun eigen
verantwoordelijkheid. Degenen die falen, hebben te
weinig verantwoordelijkheid genomen. Eigen
schuld, dikke bult.
Tot slot de RWI. Uit allerlei onderzoeken
over wat werkt bij werkloosheid, onder andere dat
van de RWI, weten wij dat snelheid geboden is. Hoe
eerder de interventie, hoe groter de kans op
werkhervatting. Het liefst komt die interventie er al
bij de werkgever waar het ontslag dreigt.
Onderzoek heeft ook uitgewezen dat op een
arbeidsmarkt met steeds meer korte en flexibele
contracten de bereidheid van werkgeverskant om in
scholing te investeren wegvalt en dat het voor
werknemers steeds lastiger wordt om zicht te
krijgen op de totale werkgelegenheidskansen. Waar
vandaag nog vraag naar is, kan morgen al weer uit
zijn. Juist op deze moderne markt is deskundige
ondersteuning en begeleiding harder nodig, zo
zeggen niet de minste wetenschappers. De
Europese Commissie bepleitte vorige week nog het
belang van scholing die naar werk leidt, actievere
arbeidsbureaus en goede sociale zekerheid als
smeermiddel voor baanwisselingen.
De inhoudelijke onderbouwing voor
opheffing van de RWI is curieus. De redenering van
de minister is als volgt. Omdat opeenvolgende
kabinetten er vanuit financieel of ideologisch
oogmerk voor kiezen om minder tot geen geld meer
te besteden aan integratie is er geen kennisinstituut
meer nodig. Het RWI doet volgens de minister toch
vooral daar onderzoek naar. Het is gevaarlijk als de
politiek niet meer geïnteresseerd is in opvattingen,
oplossingen en onderzoeken die niet in het eigen
straatje passen. Een democratie die zijn eigen
tegenspraak niet meer organiseert, is op weg naar
… wat meer dictatuur?
Het past helaas bij deze minister. Hij wil het
liefst zo weinig mogelijk weten als hij zijn eigen
ideologie, de bezuiniging, in de werkelijkheid van
zijn begroting maar kan inboeken. Die
wegbezuinigde werkcoaches kan hij inboeken. Hoe
de digitalisering gaat uitpakken? Daarvan heeft de
minister nog geen idee. Dat kan dus nog een
zeperd worden. Hoe de gemeenten de voortdurende
doorstroom gaan opvangen? Ach, dat bezien wij
dan wel weer. En de werkeloze burgers en de
werkgevers met vacaturevragen, met
employabilityvraagstukken, met slapeloze nachten
omdat hij zijn vacatures niet kan vervullen? Die zijn
er in dit verhaal nergens meer. Dehumanisering,
dat is een kwaal waar de Nationale Ombudsman al
tijden voor waarschuwt. Toch blijft de politiek zich
maar afvragen waarom burgers zich afkeren van de
politiek. Hierom dus! Omdat er geen menselijke
maat meer is en omdat tijd en aandacht voor
mensen niet meer gegeven wordt. Dat levert echter
goud op voor de publieke zaak.
De GroenLinks-fractie verwacht een stevige
onderbouwing van de plannen, inclusief
explicitering van de problemen die de minister
hiermee wenst op te lossen. Anders hoor ik graag
de nederige constatering van de minister dat hij
zijn huiswerk niet helemaal goed heeft gedaan en
dat hij nog geen smartphone verdient!