Bouterses biecht

Source: R.R. (Ruard) Ganzevoort i, published on Saturday, May 5 2012, 1:46.

Het aannemen van de nieuwe amnestiewet in Suriname heeft veel stof doen opwaaien. Niemand twijfelt eraan dat Bouterse zelf gezorgd heeft dat deze wet er kwam. Niemand betwijfelt dat het belangrijkste doel is Bouterse zelf uit de gevangenis te houden. Toch wordt dat niet met zoveel woorden gezegd. De wet wordt verdedigd met het argument dat het voor Suriname belangrijk is om het pijnlijke verleden achter zich te laten en te kijken naar de toekomst. In de uiteindelijke versie van de wet is dan ook voorzien in een waarheids- en verzoeningscommissie, naar het voorbeeld van Zuid-Afrika.

Mensenrechten

Intussen is er al heel wat gezegd en geschreven over de juridische en politieke aspecten. Er zit op zijn minst spanning tussen deze wet en de Surinaamse grondwet zowel als internationale verdragen op het terrein van de mensenrechten. Dat betekent dat Suriname zich internationaal isoleert. Minstens zo ernstig is het gegeven dat de binnenlandse verhoudingen er ook mee onder druk komen te staan en dat de onafhankelijke rechtspraak in het gedrang komt.

Nu ligt de kwestie nog wel iets ingewikkelder dan een strijd tussen Bouterse en de rest van de wereld. Om te beginnen heeft een belangrijk deel van de jonge bevolking de decembermoorden van 1982 niet meegemaakt. Het vertrouwen dat Bouterse het land naar grotere welvaart zal brengen is dan al gauw sterker dan de behoefte aan gerechtigheid over het verleden. Ter vergelijking: in Nederland lopen we ook niet zo hard om de Indische ereschuld in te lossen. Bovendien weigert Nederland tot nu toe om alle stukken openbaar te maken over het eigen optreden in en rond die periode.

Mij interesseert echter ook nog iets anders aan de zaak. De taal waarin over de amnestiewet gesproken wordt, is vaak sterk religieus. Zo zegt coalitiepartner Paul Somohardjo die zelf op de dodenlijst stond: “Alle religieuze boeken leren ons om te vergeven, daarom ben ik voor amnestie.” Vergeving, verzoening, het zijn termen die inderdaad direct teruggaan op de religieuze tradities. Maar kan dat wel in een situatie als deze? Of worden ze hier principieel misbruikt?

Boete en biecht

Het antwoord op die vragen ligt voor een deel precies in die tradities. Volgens mij zijn religies namelijk wijsheidstradities waarin existentiële inzichten van eeuwen zijn uitgekristalliseerd. Ook over de omgang met het kwaad, het falen, de schuld. De middeleeuwse boete- en biechtpraktijk is dan ook een voorbeeld van die levenswijsheid. Wie daar goed naar kijkt, ziet meteen waarom de amnestiewet van Bouterse geen verzoening zal bewerken.

In de boete- en biechtpraktijk zijn vijf noodzakelijke elementen of stappen te onderscheiden. Het begint met het gewetensonderzoek. Wie vergeving wil, zal allereerst zichzelf onder ogen moeten komen. Daarbij moet duidelijk worden wat het eigen aandeel, de eigen schuld is, en welk deel aan anderen of aan de omstandigheden geweten kan worden. Dit gewetensonderzoek is een pijnlijk zelfkritisch proces waar je niet onaangedaan uit kunt komen.

De tweede stap is het oprechte berouw dat hiervan het gevolg is. In het Latijn heet dit de ‘contritio cordis’, de verbrokenheid van het hart. Natuurlijk is berouw niet te meten, maar wat wel zichtbaar is, is of iemand zichzelf nederig en kwetsbaar opstelt of juist doorgaat met machtsvertoon. Dat laatste wijst in elk geval niet op een verbroken hart. In het geval van de Surinaamse amnestiewet zie ik er ook geen tekenen van. Integendeel: ik zie een machthebber die volop bezig is zichzelf te redden.

De derde stap is de uitgesproken schuldbelijdenis, de ‘confessio oris’. Het is niet voldoende om inwendig berouw te voelen, het moet ook naar buiten gebracht worden. Allereerst tegenover de mensen die je kwaad hebt gedaan, maar in voorkomende gevallen ook de samenleving als geheel. Die schuldbelijdenis kon in de traditie ook de vorm krijgen van de individuele biecht. Nu kunnen we de amnestiewet op zich wel opvatten als Bouterses biecht of op zijn minst de impliciete erkenning dat hij schuldig is, maar het volmondig toegeven ontbreekt.

De vierde stap is de genoegdoening met de daad, de ‘satisfactio operis’. Woorden alleen zijn niet genoeg. Het moet aan iemands daden te zien zijn dat er een echte verandering is opgetreden. Soms krijgt dat de vorm van schuldbetalingen of andere vormen van herstel. In elk geval moet de destructieve invloed worden omgezet in een constructieve. Na dit alles wordt de vijfde stap een mogelijkheid: absolutie of vergeving.

Pijnlijk werk

Wie de levenswijsheid van deze oude traditie toepast op de casus Suriname, die ziet waar het aan schort: Bouterse wil wel vergeving en verzoening, maar berouw en schuldbelijdenis ontbreken. Dat betekent dat de slachtoffers geen recht gedaan wordt en dat deze amnestie niet tot vrede en verzoening kan leiden. Ook het beloofde waarheids- en verzoeningsproces begint onder het verkeerde gesternte. Tutu en de zijnen hadden begrepen dat vergeving en verzoening hard en pijnlijk werk inhouden; Bouterse lijkt het te willen hebben van goedkope genade.